ECLI:NL:RBGEL:2021:1214

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
365801
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van rechtshandeling wegens misbruik van omstandigheden in vennootschapsrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [onderneming 1] B.V. en [onderneming 2] B.V., over de vernietiging van een rechtshandeling op grond van misbruik van omstandigheden. De eiseres, [onderneming 1], vorderde een nabetaling op de koopprijs van haar aandelen in de vennootschap Dinz B.V., die zij eerder had verkocht aan [onderneming 2]. De eiseres stelde dat de verkoop onder druk was tot stand gekomen, omdat de bestuurder van [onderneming 2], [naam 2], zich in een abnormale geestestoestand bevond na een poging tot zelfdoding. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van misbruik van omstandigheden, omdat [onderneming 1] op dat moment als gevolmachtigde van [onderneming 2] handelde en zich bewust was van diens kwetsbare situatie. De rechtbank wees de vorderingen van [onderneming 1] af, omdat de overeenkomst tot nabetaling niet rechtsgeldig was tot stand gekomen. Tevens werd [onderneming 1] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/365801 / HA ZA 20-100 674 / 564
Vonnis van 13 januari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[onderneming 1] B.V.,
gevestigd te Bergen (N-H),
eiseres,
advocaat mr. D.M. Schouten-Hennen te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[onderneming 2] B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. W.E. van Veldhuizen te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [onderneming 1] en [onderneming 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 15 april 2020
  • het tussenvonnis van 22 juli 2020,
  • de akte overlegging producties van 16 oktober 2020 van de zijde van [onderneming 1] ,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 16 oktober 2020 en de daarbij door partijen overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[onderneming 1] is een vennootschap met als bestuurder en enig aandeelhouder [naam 1] . [onderneming 2] is een vennootschap met als bestuurder en enig aandeelhouder [naam 2] .
2.2.
Op 21 oktober 2011 hebben [onderneming 1] en [onderneming 2] de besloten vennootschap Dinz B.V. opgericht. Die vennootschap hield zich bezig met automatisering. [onderneming 1] en [onderneming 2] waren allebei voor de helft aandeelhouder. [naam 1] en [naam 2] hebben werkzaamheden voor Dinz uitgevoerd op basis van managementovereenkomsten en opdrachten.
2.3.
Vanaf 2016 wenste [naam 1] niet meer te werken voor Dinz. [onderneming 2] wilde de verantwoordelijkheid voor Dinz echter niet alleen dragen. De partijen zijn op zoek gegaan naar een koper voor de aandelen van [onderneming 1] in Dinz, maar die hebben zij niet gevonden.
2.4.
Op 15 maart 2017 heeft [naam 1] aan [naam 2] voorgesteld dat zij haar functie als bestuurder van Dinz neerlegt, de managementovereenkomst beëindigt en haar aandelen aan [naam 2] ( [onderneming 2] ) verkoopt voor € 64.969,15, dat is de helft van het saldo op de rekening-courant en de bedrijfsspaarrekening van Dinz. In dit voorstel heeft [naam 1] een opzegtermijn gehanteerd van drie maanden (1 juli 2017).
2.5.
Op 16 maart 2017 hebben [naam 2] en [naam 1] overleg gehad. [naam 2] heeft daarbij tegen [naam 1] gezegd dat hij geen kans zag de aandelen van [onderneming 1] in Dinz van haar te kopen.
2.6.
[naam 1] heeft zich per 1 juli 2017 als bestuurder van Dinz uitgeschreven.
2.7.
Een grote klant van Dinz was Zilliz/Landmerc+ (verder te noemen: Landmerc). In de loop van 2018 hebben Dinz en Landmerc de intentie uitgesproken intensiever te gaan samenwerken. Gesprekken hierover gingen gaandeweg in de richting van een fusie.
2.8.
Op 8 november 2018 heeft [naam 1] [naam 2] per e-mail bericht:
nog even terugkomend op ons mooie en open gesprek van vrijdag, gezien de ontwikkelingen met Zilliz wil jij graag mijn aandelen overnemen, ik kan mij hierin vinden, heb ze ook al eerder aan je aangeboden.
(...)
2.9.
Op 11 november 2018 heeft [naam 2] [naam 1] per e-mail bericht:
Ons besproken voorstel om jouw aandelen Dinz BV over te nemen voor € 100.000,00 moet haalbaar zijn (...)
2.10.
Daarop heeft [naam 1] per e-mail onder meer geantwoord:
(...) Ik ben volledig akkoord met je voorstel tot aankoop van mijn aandelen. Wil je me laten weten wanneer welke stappen te zetten?
2.11.
[onderneming 1] heeft haar aandelen in Dinz voor € 100.000,00 aan [onderneming 2] verkocht. De aandelen zijn overgedragen op 7 december 2018. [onderneming 2] heeft de koopprijs aan [onderneming 1] betaald.
2.12.
Op 17 december 2018 heeft [naam 2] een poging tot zelfdoding gedaan door het innemen van diverse middelen. Hij is toen bewusteloos aangetroffen door zijn vriend [naam 3] . Hij is overgebracht naar de afdeling intensive care van het ziekenhuis. In aansluiting daarop is hij opgenomen op de psychiatrische afdeling.
2.13.
Op 18 december 2018 hebben [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] een volmacht ondertekend (op de volmacht staat per abuis de datum van 18 december 2019). Daar staat onder meer in:
Achtergrond en tekst mededelingen extern
De afgelopen jaren is door [naam 2] een maximale inzet van 200% geleverd om Dinz, samen met alle medewerkers, optimaal te laten functioneren voor haar klanten. Dit heeft zijn prijs nu voor hem. Op dit moment is [naam 2] fysiek niet in staat om zijn rol, taken en verantwoordelijkheden binnen Dinz op zich te nemen. Om zijn herstel te bevorderen is het voor hem van het grootste belang om enige tijd afstand te kunnen nemen van zijn functie, rol, verantwoordelijkheden en taken.
Om de continuïteit van de dienstverlening van Dinz te realiseren zal [naam 1] voorlopig zijn functie waarnemen. (...)
Werkafspraken besproken met [naam 3] / [naam 1]
1. [naam 1] neemt voor een nader te bepalen periode de rol van bestuurder namens [naam 2] op zich.
2. Zij zal alle taken en verantwoordelijkheden overnemen, handelend in het gedachtengoed en in het belang van [naam 2] . De dagelijkse dienstverlening van Dinz blijft doorlopen.
(...)
3. Achtergrond van alle stappen is:
- zorgdragen voor continuïteit van Dinz lopende dienstverlening tot besluit toekomst
- zorgdragen voor verkoop, fusie cq. ontmanteling van Dinz met maximale financieel opbrengst voor [naam 2]
- afhandeling toekomst keuze trajectruimte creëren voor [naam 2] om in eigen energie keuzes te maken
Middels deze volmacht geeft [naam 2] toestemming voor de uitvoering van deze rol tot nader order. (...)
Uitgaande van de voorliggende vraagstukken zal de inzet die wordt gevraagd van [naam 1] als bestuurder 2-4 dagdelen per week zijn. De kosten per dagdeel € 450,00 excl. BTW, reiskosten € 0,39 per km.
(...)
Start is vanaf 18 december – tot en met april 2019 maximaal, geen opzegtermijn indien eerder de rol overbodig.
2.14.
[naam 1] heeft voor haar werkzaamheden in het kader van de volmacht € 13.985,55 vermeerderd met btw gedeclareerd. De declaratie is voldaan.
2.15.
Op 1 februari 2019 hebben [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] overleg gehad over de overname van de aandelen in Dinz waarvoor zich drie kandidaten hadden gemeld. Nadat [naam 1] dat overleg had verlaten, hebben [naam 2] en [naam 3] gekozen voor de kandidaat Marble Management B.V., de moedervennootschap van Landmerc.
2.16.
Op 5 februari 2019 heeft [naam 1] [naam 2] gebeld en gevraagd hoe zij het financieel zouden afronden. Daarop heeft [naam 2] gezegd dat zij daarover een telefoongesprek (call) zouden plannen op woensdagochtend 6 februari 2019 om 9:30 uur.
2.17.
Op 6 februari 2019 heeft [onderneming 2] de aandelen in Dinz voor € 223.000,00 verkocht aan Marble Management. Op diezelfde dag heeft [naam 2] [naam 1] per whatsapp bericht dat er geen call zou komen, maar dat hij haar een e-mailbericht zou sturen. In dat
e-mailbericht staat:
Goedemorgen [naam 1] ,
Allereerst voel ik mij bijzonder onder druk gezet om nu over dit onderwerp een beslissing te nemen. Dat voelt niet goed.
Daarnaast suggereer je of ik alles wat er gebeurd is in december in scene heb gezet om deze verkoop te realiseren, wat een belachelijke suggestie is.
1,5 jaar geleden heb jij besloten te stoppen met Dinz, wat ik daar ook van vond. Ik had geen keus. Het enige wat ik kon was het alleen voortzetten. Daar stond ik niet achter, jij hebt uiteindelijk toen wel doorgedrukt. En uiteindelijk heeft dat er ook toe geleid dat ik nu sta waar ik nu sta. Na een zware en moeilijke periode. Met een uiteindelijk bijna fatale afloop in december…
Na je vertrek uit Dinz heb ik het bedrijf alleen voortgezet en in ieder geval gezorgd voor het financiële resultaat in 2018 waarop nu de waarde is bepaald en maakt dat [naam 3] het bedrijf voor dit bedrag heeft kunnen verkopen.
Daarnaast heb ik in de periode van jouw vertrek ook aangegeven een dergelijke traject met je samen in te willen gaan. Uiteindelijk lukte dat niet en stopte je ermee.
Je hield mij begin december 2018 ook aan de afspraak de aandelen tegen de toen overeengekomen prijs over te nemen.
Natuurlijk ben ik super blij dat jij en [naam 3] mij geholpen hebben de afgelopen 2 maanden. Maar daar betaal ik je ook voor, tot nu toe ongeveer 13.000,00 euro.
Uiteindelijk bepaal jij steeds de weg die wij bewandelen. Je nam de beslissing te stoppen met Dinz waar ik niet blij mee was. En nu, na de verkoop van je aandelen wil je toch nog meer geld. En bepaal je dat we dat nu vandaag moeten afronden.
Uiteindelijk heb ik, m.i. niets oneerbaars gedaan. Na je vertrek heb ik besloten te gaan fuseren. Echter dat is niet gelukt omdat ik er helaas fysiek en mentaal niet toe in staat was Dinz voort te zetten met als uiteindelijk resultaat dat wat er gebeurd is in December. Ik heb de aandelen van je overgenomen voor het bedrag wat we hebben afgesproken en je er ook voor betaald. Maar nu ik er meer voor krijg dan we wellicht beiden verwacht hadden wil je ook meer.
Ik wil dit conflict niet en ga je dan daarom ook een voorstel doen. Ik heb Dinz verkocht voor 205.000,00 (je mag natuurlijk de verkoopovereenkomst inzien om dit checken) met de liquide middelen en onder aftrek van de dubieuze debiteuren. En op basis van de eindbalans 2018 inclusief alle kosten voor dat jaar, waaronder ook de aftrek van de kosten voor jou en [naam 3] . Mijn voorstel is het uiteindelijk resultaat 25/75 te delen.
Jij zet mij nu weer onder druk. Dat is niet mijn stijl maar ik ga hier verder geen concessies meer in doen.
Groet, [naam 2] .
2.18.
Op het hiervoor weergegeven e-mailbericht van [naam 2] heeft [naam 1] even later, op dezelfde dag, geantwoord met een e-mail waarin zij onder meer verslag doet van hoe zij de direct daaraan voorafgaande periode heeft ervaren. Uit de e-mail wordt geciteerd:
(…)
Bij de ondertekening bij de notaris op 7 december bevestig je in alle toonaarden hoe blij je bent met deze stap, de verkoop en de samenwerking met zilliz.
10 dagen later stap je uit het leven, ik stap direct in Dinz om lopende zaken op te pakken en de boel te redden, samen met [naam 3] . Zonder enig voorbehoud, het is noodzakelijk voor jou, je hebt daardoor tijd en gelegenheid voor reflectie en herstel. In het ziekenhuis ben ik je nabij geweest. Voor mij was het instappen in Dinz een herbevestiging, dat ik niet op deze plek moest zitten, het is zwaar. Maar ik deed dit voor jou, alleen voor jou. Alle zaken zijn opgepakt, opgelost, debiteuren laten betalen, knelpunten geregeld, kortom zaken die geregeld moesten worden en maken dat Dinz staat waar het staat. Alles staat in het managementverslag.
We gaan een proces in van wat het beste is voor jou. Verkoop en een andere rol prima. In dit proces komen we op een punt van bedragen, waardebepaling en feitelijkheden. Dan spreek ik al in januari in Bunnik naar Erik uit, dat ik het heel dubbel ervaar, hij begrijpt dat.
De onderhandelingen lopen en ik spreek me de afgelopen vrijdag uit over 2 zaken, die mij bezig houden. In de keuzes die worden gemaakt moet het niet alleen om geld gaan, maar om de afronding voor jezelf – neem het goede besluit, geef jezelf de vrijheid, en de afronding voor ons – samen gestart -, veel gedeeld en ervaren, samen afronden, het voelt oneerlijk – onrechtvaardig – ik voel me misbruik en misleidt in mijn verkoop, die uitsluitend was bedoeld voor handreiking om met Zilliz verder te gaan. Jij reageert op een aantal zaken van samen op en samen afronden, waarom toch verkoop, met: Dat is waar. Nu is het een ander verhaal geworden en zou de verhouding 50/50 moeten zijn of misschien 60/40, maar die is er totaal niet. Ik vraag je om erover na te denken.
Maandag 4/2 krijg ik een kort telefoontje van [naam 3] over het besluit wie Dinz heeft gekocht, wat er gaat gebeuren en voorstel overdracht. Ik bel daarna jou over wijze van communicatie met het team. Ik maak me bezorgd om het effect – je bent namelijk uitgevallen, geheel uit beeld en uit contact en je eerste contact nu is bellen over Dinz verkoop. Ik kom ook terug op mijn punt van vrijdag en bevraag je; Hoe sta je erin ? Je blijft echter draaien over hoe je het gaat doen. je weet niet om hoeveel geld het gaat et. Ik geef aan: (tekst weggevallen, rechtbank) Martin het gaat erom hoe sta je tegenover mij – samen op/samen af of ben ik misleidt?
Het voelt voor mij heel slecht. Het maakt dat ik, dinsdag, een grens zet, waarop ik wil weten waar ik aan toe ben. Dat lijkt mij normaal.
(…)
Maar goed, het zei zo. Dit is je voorstel 75/25 en zo zit je erin.
2.19.
Op 7 februari 2019 heeft [naam 1] per e-mail verder geantwoord:
Goedemorgen [naam 2] ,
Het is wat het is. Ik ga akkoord met je voorstel.**
Daaronder heeft [naam 1] bij twee sterretjes de voorlaatste alinea uit het e-mailbericht van 6 februari 2019 van [naam 2] overgenomen dat uitmondt in het voorstel het resultaat 25/75 te delen.
2.20.
De overeenkomst van 6 februari 2019 tot verkoop van de aandelen in Dinz aan Marble Management is aangevuld op 2 april 2019. De aandelen zijn geleverd bij notariële akte van 4 april 2019. [onderneming 2] heeft afstand gedaan van haar vordering tot betaling van de koopsom en heeft een bedrag ter hoogte van de koopsom aan Marble Management geleend. De overeenkomst van geldlening dateert van 2 april 2019 en heeft een looptijd tot 1 juli 2023.
2.21.
Op verzoeken van [naam 1] aan [naam 2] om betaling van wat partijen met hun onder 2.17 en 2.19 vermelde e-mails zijn overeengekomen heeft [naam 2] als volgt gereageerd:
15 mei 2019:
Ik zal dit zo spoedig mogelijk afhandelen, conform de afspraken.
20 augustus 2019:
Onderstaande zal ik volgende week afronden.
30 augustus 2019:
De afronding is deze week niet gelukt, en wordt een week doorgeschoven.
5 november 2019:
De afgelopen maanden heb ik flinke stappen gemaakt in het verwerkingsproces. Met hulp van professionals en zeer waardevolle vrienden om mij heen, is het mij (grotendeels) gelukt om tot bezinning te komen. En om te beseffen wat er nu werkelijk allemaal gebeurd is. Één heel belangrijk deel hiervan is dat ik heel lang, en veel te veel met mij heb laten sollen door iedereen die daar dankbaar gebruik en misbruik van hebben gemaakt. Ik heb mijn grenzen dan ook nooit aangegeven. Ik durfde geen nee te zeggen. Ik wilde niemand kwetsen, niemand pijn doen, niemand te kort doen. En uiteindelijk is mede dat alles ten koste van mijzelf gegaan. Die tijd is nu echt voorbij. Ik zit nog in het proces om me te realiseren wat er tussen jou en mij gebeurd is, en hoe het allemaal zo heeft kunnen vergaan. Je hoort van mij als ik zo ver ben.
2.22.
Bij brief van 16 december 2019 van Juristu Incassodiensten aan [onderneming 2] heeft [onderneming 1] aanspraak gemaakt op betaling van € 75.000,00 te vermeerderen met rente en kosten.
2.23.
Met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 2 januari 2020 heeft [onderneming 1] bij exploten van 3 januari 2020 derdenbeslag laten leggen onder Landmerc en onder de Rabobank op alle vorderingen die [onderneming 2] op hen mocht hebben.

3.Het geschil in de hoofdzaak en in het incident

3.1.
[onderneming 1] vordert – verkort weergegeven – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I [onderneming 2] veroordeelt inzage te geven in dan wel afschriften te verstrekken van de in het lichaam van de dagvaarding genoemde bescheiden (op straffe van verbeurte van een dwangsom,
II [onderneming 2] veroordeelt tot betaling van het bedrag dat na bestudering van de onder I genoemde bescheiden uit een berekening zal volgen, althans een bedrag van € 95.000,00, althans een bedrag van € 75.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
III [onderneming 2] veroordeelt tot vergoeding van € 1.525,00 aan buitengerechtelijke kosten,
IV [onderneming 2] veroordeelt in de proceskosten waaronder de beslagkosten alsmede in de nakosten te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
3.2.
De rechtbank heeft de vordering onder I als incidentele vordering aangemerkt en daarover in het vonnis in incident van 15 april 2020 geoordeeld in die zin dat daarin tegelijk met de hoofdzaak een mondelinge behandeling is bepaald en iedere verdere beslissing daarover is aangehouden.
3.3.
Aan haar vordering onder II legt [onderneming 1] het volgende ten grondslag. Zij is in aanvulling op de overeenkomst van eind 2018 tot verkoop van de aandelen in Dinz met
[onderneming 2] overeengekomen dat [onderneming 1] van [onderneming 2] een nabetaling op de koopprijs van de aandelen ontvangt. Die aanvullende overeenkomst is tot stand gekomen doordat [onderneming 1] op 7 februari 2019 het voorstel van [onderneming 2] van 6 februari 2019 om het uiteindelijke resultaat 25/75 te delen heeft aanvaard. [onderneming 1] vordert nakoming van die aanvullende overeenkomst. Om de hoogte van de overeengekomen nabetaling te kunnen bepalen, heeft [onderneming 1] inzage nodig in bepaalde bescheiden. Zij vordert daarom onder I dat de rechtbank [onderneming 2] veroordeelt die inzage te geven of afschriften van de bescheiden aan haar te verstrekken (artikel 843a Rv).
3.4.
[onderneming 2] voert gemotiveerd verweer, waartoe zij het volgende aanvoert. [onderneming 1] had haar aandelen aan [onderneming 2] verkocht en kon daarom geen aanspraken meer op hem geldend maken. Door de volmacht van 18 december 2018 te ondertekenen heeft [naam 1] zich verbonden voor [naam 2] waar te nemen en daarbij uitsluitend in zijn belang te handelen. Door na de verkoop van de aandelen door [onderneming 2] aan Marble Management aanspraak te maken op een aanvulling op de koopsom heeft [naam 1] in strijd met de volmacht puur haar eigen belang behartigd. Daartoe heeft [naam 1] ongehoorde druk op [naam 2] uitgeoefend terwijl zij wist dat [naam 2] zich in een abnormale geestestoestand bevond en dat hij afhankelijk van haar was doordat hij haar had gevolmachtigd, met het oog op zowel de lopende zaken van Dinz als de overname van haar aandelen door een derde. [naam 1] heeft begin februari 2019 gedreigd niet te zullen meewerken aan overdracht van haar dagelijkse en feitelijke werkzaamheden aan Marble Management als [onderneming 1] niet een deel van de opbrengst zou krijgen. Aldus heeft [onderneming 1] , althans [naam 1] , volgens [onderneming 2] misbruik van omstandigheden gemaakt. [onderneming 1] stelt dat zij hierop in een confraternele brief van 28 januari 2020 een beroep heeft gedaan met het rechtsgevolg dat de rechtshandeling van [naam 2] dan wel [onderneming 2] waaruit een verbintenis voor
[onderneming 2] voortvloeit met terugwerkende kracht is vernietigd. Zij doet ook in rechte een beroep op de vernietigbaarheid van de rechtshandeling.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
Een rechtshandeling is vernietigbaar wanneer zij tot stand is gekomen door misbruik van omstandigheden. Misbruik van omstandigheden is onder meer aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, waaronder afhankelijkheid en abnormale geestestoestand, wordt bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden (artikel 3:44 leden 1 en 4 BW).
4.2.
Het is tussen de partijen niet in geschil dat [onderneming 1] in november 2018 haar aandelen in Dinz aan [onderneming 2] heeft verkocht, dat zij deze aandelen op 7 december 2018 aan [onderneming 2] heeft geleverd en dat [onderneming 2] de koopprijs voor die aandelen van € 100.000,00 aan [onderneming 1] heeft betaald. Die transactie was daarmee afgewikkeld. [onderneming 1] ( [naam 1] ) was er bij die verkoop van op de hoogte dat [onderneming 2] ( [naam 2] ) een samenwerking in enige vorm tussen Dinz en Landmerc overwoog. Dat blijkt uit het
e-mailbericht van 8 november 2018 van [naam 1] aan [naam 2] . Toen duidelijk werd dat
[onderneming 2] de aandelen in Dinz niet veel later mede na bemoeienis van [naam 1] voor € 223.000,00 zou verkopen aan Marble Management, de moedervennootschap van Landmerc, heeft [naam 1] telefonisch op 5 februari 2019 impliciet aanspraak gemaakt op een deel van de opbrengst van die transactie als nabetaling op de koopsom die [onderneming 1] van [onderneming 2] had ontvangen voor de verkoop aan haar van haar aandelen in Dinz en bij [naam 2] aangedrongen op overleg daarover. In haar e-mailbericht van 6 februari 2019 schrijft [naam 1] daarover dat zij de situatie oneerlijk en onrechtvaardig vindt. Zij voelde zich, zoals zij schrijft, misbruikt en misleid door [naam 2] omdat zij haar aandeel in Dinz destijds alleen zou hebben verkocht als handreiking aan [naam 2] om met Landmerc (Zillic) verder te gaan en niet om Dinz door Landmerc te laten overnemen. Om die reden wilde zij nu delen in de meeropbrengst en wilde zij dat [naam 2] daarvoor een voorstel zou doen. In dezelfde e-mail schreef zij dat zij in dat verband “een grens heeft gezet”, waarmee zij, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht, geen werkzaamheden meer wilde verrichten voor Dinz/ [naam 2] als dit niet zou worden opgelost.
4.3.
Begin februari 2019 was [naam 2] in zoverre van [naam 1] afhankelijk dat zij toen zijn gevolmachtigde was. De volmacht hield in dat [naam 1] tijdelijk de taken en verantwoordelijkheden van [naam 2] als bestuurder van Dinz zou overnemen en zou zorgen voor een verkoop, fusie of ontmanteling van Dinz met een maximale financiële opbrengst voor [naam 2] . [naam 1] moet zich ervan bewust zijn geweest dat [naam 2] op dat moment, nog geen twee maanden na een poging tot zelfdoding, als gevolg van zijn psychische gesteldheid niet goed in staat was om zijn zakelijke belangen zelfstandig te behartigen. Dat was immers de reden dat hij haar een volmacht had gegeven. Die volmacht was toen nog niet geëindigd, zodat er geen reden is om aan te nemen dat [naam 1] op dat moment kon menen dat de toestand van [naam 2] zo was veranderd dat hij inmiddels wel goed in staat was om zijn zakelijke belangen zelfstandig te behartigen. Daarbij komt dat [naam 2] bij zijn voorstel schreef dat hij zich onder druk gezet voelde, wat tegen de achtergrond van de labiele geestestoestand waarin hij toen verkeerde, aanleiding had moeten zijn voor meer terughoudendheid dan waarvan de aandringende toon en inhoud van de e-mail van [naam 1] van 6 februari 2019 getuigt. Door op deze wijze en onder deze omstandigheden van [naam 2] te verlangen dat hij een voorstel zou doen, hem aan dat voorstel te houden en het te aanvaarden, heeft [naam 1] dan wel [onderneming 1] misbruik van omstandigheden gemaakt.
4.4.
Dit oordeel wordt niet anders doordat [naam 2] in de loop van 2019 aan [naam 1] herhaaldelijk heeft toegezegd de afspraak te zullen afwikkelen. Die toezeggingen zijn immers niet meer dan een uitvloeisel van de door misbruik van omstandigheden tot stand gekomen afspraak, en zijn op zichzelf niet voldoende om die afspraak alsnog tot stand te brengen.
4.5.
De conclusie is dat [naam 2] terecht een beroep doet op vernietiging van de rechtshandeling bestaande uit het doen van het voorstel in het e-mailbericht van 6 februari 2019. De vordering om overeenkomstig dat aanvaarde voorstel aan [onderneming 1] te betalen zal daarom worden afgewezen. Omdat de vordering tot betaling van de hoofdsom (vordering onder II) zal worden afgewezen, zal ook de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten (vordering onder III) worden afgewezen.
4.6.
[onderneming 1] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten in de hoofdzaak. De kosten van beslaglegging blijven daarom voor rekening van [onderneming 1] .
4.7.
[onderneming 2] heeft bij antwoord (onder VI.1, ‘Alsmede’) geconcludeerd dat de rechtbank bepaalt dat de gelegde beslagen onmiddellijk dienen te worden opgeheven. Zij heeft evenwel geen vordering in reconventie ingesteld, zodat de rechtbank daarover niet kan oordelen.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Gezien het oordeel in de hoofdzaak heeft [onderneming 1] geen belang bij toewijzing van de incidentele vordering om [onderneming 2] te veroordelen haar inzage te geven in bescheiden. Ook die vordering zal daarom worden afgewezen. [onderneming 1] zal worden veroordeeld in de kosten van het incident. Nu behandeling van het incident – antwoord en mondelinge behandeling – tegelijk met de hoofdzaak heeft plaatsgevonden en [onderneming 1] reeds in de kosten daarvan wordt veroordeeld, worden de kosten in het incident op nihil begroot.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [onderneming 1] in de proceskosten in de hoofdzaak, tot aan dit vonnis aan de zijde van [onderneming 2] begroot op € 2.042,00 aan griffierecht en € 2.148,00 aan salaris voor de advocaat (twee punten, tarief IV),
6.3.
verklaart de veroordelingen in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident
6.4.
wijst de vordering af,
6.5.
veroordeelt [onderneming 1] in de proceskosten, aan de zijde van [onderneming 2] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2021.