ECLI:NL:RBGEL:2021:1200

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
05/881795-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ex-burgermedewerker Defensie voor medeplegen van verduistering en oplichting

Op 15 maart 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een ex-burgermedewerker van Defensie, die werd beschuldigd van medeplegen van verduistering en oplichting. De verdachte, geboren in 1963 en woonachtig in Apeldoorn, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B.A.T. Brouwer. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de terechtzittingen op 8 februari en 1 maart 2021. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van verduistering en oplichting, waarbij de verdachte goederen van het ministerie van Defensie had weggenomen en valse offertes had ingediend voor de verhuizing van deze goederen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde van verduistering en oplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn functie, de mogelijkheid had om over de goederen te beschikken, maar dat dit niet leidde tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank achtte de subsidiaire feiten bewezen.

De officier van justitie had een werkstraf van 240 uren geëist, en de rechtbank volgde dit advies, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank verklaarde ook het in beslag genomen geldbedrag van € 3.000,00 verbeurd, aangezien dit afkomstig was uit misdrijf. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en het misbruik van de positie van de verdachte, die het vertrouwen van het ministerie van Defensie had geschaad.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/881795-18
Datum uitspraak : 15 maart 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1963 in [woonplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. B.A.T. Brouwer, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 8 februari 2021 en 1 maart 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 06 februari 2019 te Apeldoorn en/of 't Harde en/of Ugchelen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere, althans een kast(en) en/of stoel(en) en/of wasdroger(s) en/of wasmachine(s) en/of televisie(s) en/of stofzuiger(s) en/of
matras(sen) en/of dekbed(den) en/of koelkast(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan het ministerie van Defensie, (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 06 februari 2019 te Apeldoorn en/of 't Harde en/of Ugchelen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk meerdere, althans een kast(en) en/of stoel(en) en/of wasdroger(s) en/of wasmachine(s) en/of televisie(s) en/of stofzuiger(s) en/of matras(sen) en/of dekbed(den) en/of koelkast(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan het Ministerie van Defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerker van het [afdeling] , in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 04 februari 2019 tot en met 06 februari 2019 te Haarlem en/of Apeldoorn en/of Voorthuizen en/of 't Harde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ongeveer 154 rolkastdeuren, althans een groot aantal rolkastdeuren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan het ministerie van Defensie, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 04 februari 2019 tot en met 06 februari 2019 te Haarlem en/of Apeldoorn en/of Voorthuizen en/of 't Harde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 154 rolkastdeuren, althans een groot aantal rolkastdeuren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan het Ministerie van
Defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s), uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerker van het [afdeling] , in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in of omstreeks de periode van 09 januari 2019 tot en met 07 februari 2019 te Apeldoorn en/of 't Harde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels het ministerie van Defensie heeft bewogen tot betaling van een geldbedrag van
2.489,50 euro (zie p. 149 proces-dossier), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid – twee
offertes/verhuisformulieren ingediend voor de verhuizing van 154 roldeurkasten, althans een groot aantal roldeurkasten ten behoeve van de Defensielocatie aan [adres] en/of - voornoemde offertes/verhuisformulieren verwerkt in het digitale systeem PLANON en/of DIgi-inkoop en/of - voornoemde offertes/verhuisformulieren goedgekeurd/betaalbaar gesteld en/of - de (goedgekeurde) offertes/verhuisformulieren aan verhuisbedrijf [bedrijf] doen toekomen en/of - vervolgens de roldeurkasten afgeleverd bij (een) particulier(en) en/of op
(een) privéadres(sen).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde. Verder heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2 subsidiair tenlastegelegde en aan feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 subsidiair tenlastegelegde en ten aanzien van feit 3, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde en overweegt daartoe het volgende. Verdachte had uit hoofde van zijn functie als medewerker van het [afdeling] de mogelijkheid te beschikken over de in de tenlastelegging genoemde goederen. Hierdoor kan geen sprake zijn van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 100 tot en met 102;
- het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , p. 405, 407 en 408;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2021;
- het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 476, 488 en 490.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het onderdeel “uit hoofd van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking” en overweegt daartoe het volgende. Verdachte was ten tijde van het plegen een ambtenaar. Verduistering door een ambtenaar valt niet onder het bereik van artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr), zodat dit onderdeel van het ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , p. 103 tot en met 104;
  • het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] , p. 417.
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2021;
- het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 476, 488 en 490.
De rechtbank zal verdachte wederom partieel vrijspreken van het ten laste gelegde onderdeel “uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking”, nu verdachte als ambtenaar niet onder het bereik van artikel 322 Sr valt.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , p. 105 en 106;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2021.
  • proces-verbaal bevindingen financiële transacties [bedrijf] met bijlagen, p. 148 tot en met p. 152.
De rechtbank kwalificeert het bewezenverklaarde handelen, bestaande uit het in twee delen indienen van verhuisformulieren met weglating van de daadwerkelijke bestemming van de kasten, als listige kunstgrepen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 subsidiair en onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 01 januari 2018 tot en met 06 februari 2019 te Apeldoorn en
/of't Harde en
/ofUgchelen,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, (telkens
)opzettelijk meerdere,
althans eenkast
(en
)en
/ofstoel
(en
)en
/ofwasdroger
(s
)en
/ofwasmachine
(s
)en
/oftelevisie
(s
)en
/of
stofzuiger
(s
)en
/ofmatras
(sen
)en
/ofdekbed
(den
)en
/ofkoelkast
(en
),
in elk geval enig goed,die geheel
of ten deletoebehoorden aan het Ministerie van Defensie,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),en welk
(e
)goed
(eren
)verdachte en
/ofzijn mededader
(s),
(telkens
) uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking, te wetenals
medewerker van het [afdeling] ,
in elk geval anders dan door misdrijf,onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op
in of omstreeks de periode van 04 februari 2019 tot en met06 februari 2019 te Haarlem en
/of Apeldoorn en/ofVoorthuizen
en/of 't Harde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk 154 roldeurkasten,
althans een groot aantal rolkastdeuren, in elk geval enig goed, die geheel
of ten deletoebehoorden aan het Ministerie van Defensie,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),en welk
(e
)goed
(eren
)verdachte en
/ofzijn mededader
(s
),
uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking, te wetenals medewerker van het [afdeling] ,
in elk geval anders dan door misdrijf,onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 09 januari 2019 tot en met 07 februari 2019 te Apeldoorn en
/of't Harde
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/ofdoor listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van
verdichtselshet ministerie van Defensie heeft bewogen tot betaling van een geldbedrag van
2.489,50 euro (zie p. 149 proces-dossier), hebbende verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)toen aldaar met vorenomschreven oogmerk valselijk en in strijd met de waarheid – twee offertes/verhuisformulieren ingediend voor de verhuizing van 154 roldeurkasten,
althans een groot aantal roldeurkastenten behoeve van de Defensielocatie aan [adres] en
/of- voornoemde offertes/verhuisformulieren verwerkt in het digitale systeem PLANON en
/ofDIgi-inkoop en
/of- voornoemde offertes/verhuisformulieren goedgekeurd/betaalbaar gesteld en
/of- de (goedgekeurde) offertes/verhuisformulieren aan verhuisbedrijf [bedrijf] doen toekomen en
/of- vervolgens de roldeurkasten afgeleverd bij
(een)particulier
(en
)en
/ofop
(een)privéadres
(sen
).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde:
medeplegen van verduistering, meermaals gepleegd;
ten aanzien van het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde:
medeplegen van verduistering;
ten aanzien van feit 3
medeplegen van oplichting.

5.De strafbaarheid van de feiten.

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek van 6 uren ter zake van de tijd in inverzekeringstelling doorgebracht. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 3.000,00 verbeurd wordt verklaard, nu dit geld afkomstig is uit misdrijf, te weten feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat in het voordeel van verdachte meegewogen dient te worden dat hij zowel bij de politie als thuis onmiddellijk openheid van zaken heeft gegeven.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich over een periode van ruim één jaar veelvuldig schuldig gemaakt aan verduistering, in vereniging gepleegd. Verdachte vervulde daarbij de centrale rol. Hij heeft contacten gelegd en onderhouden met afnemers. Daarnaast is uit de tapgesprekken gebleken dat verdachte de hoofdrol heeft gespeeld bij het vervoer en de aflevering van de goederen. Zo heeft hij niet alleen het verhuisbedrijf aangestuurd, maar heeft hij zelf ook goederen afgeleverd met een defensievoertuig. Naast verduistering heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan oplichting. Hij heeft op grove wijze misbruik gemaakt van zijn positie. Door zijn handelen heeft verdachte zijn oud-werkgever, het ministerie van Defensie, financiële schade toegebracht. Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen van het ministerie van Defensie ernstig geschaad. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij overheidsgelden heeft gebruikt om zichzelf financieel te verrijken.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 december 2020 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat het feiten uit 2018 betreft.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek van 6 uren ter zake van de tijd in inverzekeringstelling doorgebracht, passend en geboden. De hoeveelheid van feiten en de ernst en omvang van de verduistering zouden de oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, maar de rechtbank acht een werkstraf meer passend vanwege de leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat het oude feiten betreft.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank beslist dat het geldbedrag van € 3.000,00 dat aan verdachte toebehoort en dat geheel uit de baten van feit 2 is verkregen, verbeurd wordt verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstraf voor de duur van 240 uren,met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf 6 uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart verbeurd het geldbedrag van € 3.000,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. G.W.B. Heijmans en
mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Hadžić, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2021.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] en [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, district Landelijke en Buitenlandse Eenheden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 190505.1030.0724, gesloten op 19 november 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.