ECLI:NL:RBGEL:2021:1141

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 januari 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
05/020002-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het medeplegen van afsteken van een vuurwerkbom in Opijnen

Op 11 januari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het afsteken van een vuurwerkbom op 1 januari 2019 in Opijnen. De officier van justitie eiste een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee dagen, een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en 140 uren werkstraf. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de aanwezigheid van de verdachte en het niet tegenhouden van het afsteken van het vuurwerk niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Daarnaast hebben verschillende benadeelde partijen schadevergoeding gevorderd in verband met de schade die zij hadden geleden door het afsteken van het vuurwerk. De rechtbank verklaarde echter de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk, omdat er geen bewezenverklaring was van het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] afgewezen, wat betekent dat zij geen recht hebben op schadevergoeding in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/020002-19
Datum uitspraak : 11 januari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
Raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat in Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 28 december 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 1 januari 2019 te Opijnen, gemeente West Betuwe, in elk geval in Nederland,
openlijk, te weten op de kruising Waaldijk-Stoepstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meer goederen, te weten
-een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] (toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of
-een woning gelegen aan de [adres 3] (toebehorende aan [slachtoffer 3] ) en/of
-een woning gelegen aan de [adres 4] (toebehorende aan [slachtoffer 4] ) en/of
-een schrikhek staande op de kruising Waaldijk-Stoepstraat (toebehorende aan [benadeelde] )
door een of meermalen ontploffingen teweeg te brengen door een of meer stuk(ken) (zwaar) vuurwerk, althans een (of meer) explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)), aan te steken en/of tot ontploffing te brengen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn medeverdachten,
deze goederen opzettelijk heeft/hebben vernield;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee dagen, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaar en voorts tot het verrichten van 140 uren werkstraf subsidiair 70 dagen hechtenis.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat verdachte, samen met medeverdachten, aanwezig is geweest bij het afsteken van vuurwerk op de kruising Waaldijk-Stoepstraat te Opijnen in de nieuwjaarsnacht van 2019. Dit betreft het afsteken van zwaar vuurwerk waardoor verschillende panden zijn beschadigd. Ook stelt de rechtbank vast dat op beelden van die nacht zichtbaar is dat een schrikhek op de dijk door verdachte is beschadigd door het afsteken van vuurwerk. Ten laste is gelegd, dat verdachte dit alles samen met anderen, medeverdachten, heeft gedaan. Om tot een bewezenverklaring voor dit verwijt te komen is noodzakelijk dat uit het bewijs, van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, blijkt. De officier van justitie heeft gesteld dat daarvan is gebleken omdat verdachte samen met zijn medeverdachten aanwezig was en het afsteken van het vuurwerk niet heeft tegengehouden. De rechtbank is van oordeel dat verdachtes aanwezigheid en het niet voorkomen van het ontsteken van het vuurwerk, onvoldoende is om van de noodzakelijke bewuste en nauwe samenwerking te kunnen spreken. De rechtbank heeft in het dossier geen bewijs aangetroffen waaruit van een bewuste en nauwe samenwerking blijkt.
Verdachte wordt daarom van het ten laste gelegde feit vrijgesproken.

4.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [benadeelde] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] hebben in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De benadeelde partij [benadeelde] vordert € 4.051,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 1.000,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 500,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, worden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde;
 verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk;
 verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk;
 verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en
mr. R.W.H. van Brandenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2021.