In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 13 januari 2021 een tussenuitspraak gedaan in een incident van derdenverzet, aangespannen door Pieter Teunis Bakker, curator in het faillissement van J. Norder Beheer B.V. De curator vorderde schorsing van een eerder verstekvonnis van 26 augustus 2020, waarbij Bouwbeheer Oldambt B.V. en [gedaagde] vorderingen tegen Noweka2 B.V. toegewezen kregen. De curator stelde dat hij benadeeld werd door dit vonnis, omdat het hem zou uitsluiten van de opbrengst van de executie van onroerend goed dat aan Noweka2 toebehoorde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van benadeling in de zin van artikel 376 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank overwoog dat de curator niet kon aantonen dat het verstekvonnis zijn rechten daadwerkelijk benadeelde, aangezien de vorderingen van de andere partijen niet noodzakelijkerwijs in strijd waren met de rechten van de curator. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de curator niet had aangetoond dat de door [gedaagde] en Bouwbeheer gevorderde bedragen niet opeisbaar waren, en dat de curator niet in zijn rechten was benadeeld door het verstekvonnis.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de curator afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan derdenverzet worden gesteld en de noodzaak voor de curator om zijn belangen adequaat te onderbouwen.