ECLI:NL:RBGEL:2021:1012

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
05/076324-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 4 maart 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 59-jarige man uit Vorden, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 29 augustus 2019. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, verleende geen voorrang aan een motorfietsbestuurder, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de motorfietsbestuurder, genaamd [slachtoffer], zwaar gewond raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich onvoldoende heeft vergewist van de verkeerssituatie en daardoor gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De officier van justitie eiste een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, namelijk schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van aanmerkelijke schuld, maar vond wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gevaarzettend rijgedrag volgens artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,- zonder rijontzegging, rekening houdend met zijn blanco strafblad en de persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/076324-20
Datum uitspraak : 4 maart 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1961 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .
Raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat te Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 februari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2019 te Vorden in de gemeente Bronckhorst, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
komende uit de richting Vorden en/of gaande in de richting van de kruising van
de wegen, de Strodijk en de Rondweg (N316)daarmede rijdende over de weg, de
Strodijk,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Strodijk,
haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de
bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Strodijk) een in zijn,
verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement,
inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was
geplaatst en/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte niet werd belemmerd of gehinderd,
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of over die kruisende weg (de Rondweg (N316))/die kruising verkeer naderde en/of
die kruisende (voorrangs)weg (de Rondweg (N316))/kruising is op- gereden en/of overgereden en/of
in strijd met voormeld bord B6 en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld
reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende
(voorrangs)weg (de Rondweg (N316))/rijdende, toen gezien zijn, verdachtes
rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander
motorrijtuig(motorfiets) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende
(voorrangs)weg (de Rondweg (N316)) rijdende, toen gezien zijn, verdachtes
rijrichting dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of
de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die
bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan;
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen
voorrang heeft verleend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2019 te Vorden in de gemeente Bronckhorst, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Vorden
en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Strodijk en de
Rondweg (N316), daarmede heeft gereden over de weg, de Strodijk en
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Strodijk,
haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de
bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Strodijk) een in zijn,
verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement,
inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was
geplaatst,
die kruisende (voorrangs)weg (de Rondweg (N316))/kruising is op- gereden en/of
overgereden en/of
in strijd met voormeld bord B6 en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld
reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende
(voorrangs)weg (de Rondweg (N316))/rijdende, toen gezien zijn, verdachtes
rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig
(motorfiets) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende
(voorrangs)weg (de Rondweg (N316)) rijdende, toen gezien zijn, verdachtes
rijrichting dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of
de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die
bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd:
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 augustus 2019 reed verdachte in zijn personenauto over de Strodijk in Vorden. Aangekomen op de kruising tussen de Strodijk en de Rondweg heeft verdachte zijn auto tot stilstand gebracht. Voor de kruising zijn op het wegdek haaientanden aangebracht en is er een voorrangsbord geplaatst. Verdachte is de Rondweg opgereden om linksaf te slaan. Op het moment dat verdachte de Rondweg opreed, verleende hij geen voorrang aan voor hem van links komende [slachtoffer] , die op een motorfiets rechtdoor op de Rondweg reed. [slachtoffer] botste met zijn motorfiets tegen de linker voorzijde van de auto van verdachte. Hierdoor is [slachtoffer] ten val gekomen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft zich in aanmerkelijke mate onvoorzichtig en onoplettend gedragen, waardoor sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna te noemen: WVW). De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte, ondanks het onvoldoende inzicht in de voorrangssituatie en de verkeerssituatie, toch de keuze heeft gemaakt om de voorrangsweg op te rijden. Hierbij heeft verdachte het door hem waargenomen licht op de Rondweg geheel verkeerd ingeschat. Verdachte heeft zich er niet van vergewist of het voertuig dat bij dit licht hoorde zich op de rijbaan of op het fietspad bevond. Hierdoor heeft verdachte onoplettend, onachtzaam en onvoorzichtig gehandeld. Dit heeft geleid tot een ongeval met zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een verkeerde waarneming heeft gedaan met betrekking tot de motorfiets, waardoor verdachte geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] . Door deze enkele voorrangsfout kan geen sprake zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend dan wel onachtzaam rijgedrag van verdachte. Ook van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar een voorrangsregel heeft overtreden, maar dat dit geen gevaarzettend of hinderlijk rijgedrag heeft opgeleverd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en zo ja, in welke mate.
Artikel 6 WVW
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Ook kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte geen aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW oplevert. Het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt, is dat hij bij het linksaf slaan aan een van links komende en recht doorgaande motorfietser op een voorrangsweg voorrang had moeten verlenen. De rechtbank stelt daarbij vast dat geen andere verkeersovertredingen zijn gemaakt. Verdachte heeft verklaard dat hij een groot licht op het fietspad parallel aan de rijbaan heeft gezien, maar heeft hieraan niet de conclusie verbonden dat het ging om een medeweggebruiker op de Rondweg. Voor schuld in de zin van artikel 6 WVW is echter meer nodig dan het enkele niet of te laat zien van een andere verkeersdeelnemer. Er moet op zijn minst sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aard van deze ene verkeersfout, hoe ernstig de gevolgen hiervan ook zijn, geen sprake. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal hem daarvan vrijspreken.
Artikel 5 WVW
De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gevaarzettend rijgedrag in de zin van artikel 5 WVW. Verdachte heeft zich er immers bij het naar links afslaan onvoldoende van vergewist of zich verkeersdeelnemers op de door hem over te steken weghelft bevonden. Verdachte heeft geen voorrang verleend aan de hem op dezelfde weg tegemoetkomende en dicht genaderde motorrijder. Daarmee heeft verdachte gevaar op de weg veroorzaakt, welk gevaar zich daadwerkelijk heeft verwezenlijkt en heeft geresulteerd in de botsing tussen de motorfiets van [slachtoffer] en de auto van verdachte. Het subsidiair ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks29 augustus 2019 te Vorden in de gemeente Bronckhorst, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Vorden
en
/ofgaande in de richting van de kruising van de wegen, de Strodijk en de
Rondweg (N316), daarmede heeft gereden over de weg, de Strodijk en
terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Strodijk,
haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de
bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en
/of
voor die kruising, aan de rechter zijde van die weg (de Strodijk) een in zijn,
verdachtes rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement,
inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was
geplaatst,
die kruisende (voorrangs)weg (de Rondweg (N316))/kruising is op- gereden
en/of
overgeredenen
/of
in strijd met voormeld bord B6 en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld
reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende
(voorrangs)weg (de Rondweg (N316))/rijdende, toen gezien zijn, verdachtes
rijrichting dicht van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig
(motorfiets) en
/of
is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende
(voorrangs)weg (de Rondweg (N316)) rijdende, toen gezien zijn,verdachtes
rijrichting dicht van links genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en
/of
de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan die
bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
door welke gedraging
(en)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
“Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.”

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege afwezigheid van alle schuld (hierna: AVAS). Hij heeft zich er in dat verband op beroepen dat er aan de zijde van verdachte sprake is geweest van een verkeerde waarneming met betrekking tot de weg waarop [slachtoffer] met zijn motorfiets heeft gereden. Hierdoor heeft verdachte geen voorrang verleend aan [slachtoffer] op de kruisende Rondweg. De door verdachte waargenomen situatie kwam, bij beoordeling van de relevante feiten en omstandigheden, verontschuldigbaar niet overeen met de werkelijke situatie.
De rechtbank is van oordeel dat de “verkeerde waarneming”, waarop de raadsman doelt, aan verdachtees nalaten is te wijten. Immers, zoals ook volgt uit de bewezenverklaring, verdachte heeft zich er bij het naar links afslaan onvoldoende van vergewist of zich verkeersdeelnemers op de door hem over te steken weghelft bevonden. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte onvoldoende heeft geanticipeerd op de situatie en gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Van een situatie waarin aan verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt, zoals door de verdediging is gesteld, is geen sprake. Het AVAS-verweer wordt dan ook door de rechtbank verworpen.
Er is ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, bij niet nakoming te vervangen door veertig dagen hechtenis, en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, dat rekening gehouden moet worden met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft. Daarnaast wijst de verdediging de rechtbank op de verklaring van de werkgever van verdachte. Hierin wordt verdachte beschreven als een betrokken, betrouwbaar en verantwoordelijk mens.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is met zijn auto linksaf geslagen en de Rondweg in Vorden opgereden. Daarbij heeft hij zich er onvoldoende van vergewist of zich verkeersdeelnemers op de door hem over te steken weghelft bevonden en heeft hij geen voorrang verleend aan een hem tegemoetkomende bestuurder van een motorfiets, waardoor een ongeval is ontstaan. De bestuurder van de motorfiets, [slachtoffer] , is als gevolg van dit ongeval zwaar gewond geraakt.
Het ongeval heeft onherstelbaar letsel veroorzaakt voor [slachtoffer] . Uit de ter terechtzitting voorgelezen verklaring van [slachtoffer] blijkt dat hij nog dagelijks wordt geconfronteerd met de gevolgen van het ongeval, zo ervaart [slachtoffer] dagelijks het ongemak van zijn beenlengte verschil. Zowel [slachtoffer] als verdachte hebben ter terechtzitting aangegeven dat zij elkaar hebben ontmoet in het kader van een door verdachte geïnitieerd mediation traject. Tevens is ter terechtzitting gebleken dat verdachte gebukt gaat onder het ongeval en de gevolgen van het ongeval voor [slachtoffer] .
De rechtbank heeft gekeken naar de straffen die normaliter voor dit soort feiten worden opgelegd. Bij een veroordeling van een overtreding van artikel 5 WVW wordt door rechters veelvuldig een geldboete en een voorwaardelijke rijontzetting opgelegd. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder voor een verkeersovertreding is veroordeeld. De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het verkeersmisdrijf van artikel 6 WVW.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete de meest passende straf is. De rechtbank legt verdachte een geheel onvoorwaardelijke geldboete op van € 750,-. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om geen rijontzegging op te leggen, ook niet in voorwaardelijke vorm.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot betaling van een
geldboetevan
€ 750,- (zevenhonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en mr. R.W.H. van Brandenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A.M. Disberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 maart 2021.
mr. D.S.M. Bak en
mr. A.A.M. Disberg, zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost- Gelderland basisteam IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019384676-1, gesloten op 19 november 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 31; verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 februari 2021.