ECLI:NL:RBGEL:2021:1002

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
05/880319-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde poging tot doodslag met verminderd toerekeningsvatbaarheid en strafmaat

Op 10 februari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte], die samen met medeverdachte [medeverdachte 2] op 3 maart 2020 in Velp een poging tot doodslag heeft gepleegd op [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat de verdachten met voorbedachten rade naar de woning van het slachtoffer waren gegaan met het doel om een ripdeal te plegen. Tijdens deze gewelddadige overval is het slachtoffer ernstig mishandeld en met een mes gestoken, wat leidde tot potentieel levensbedreigend letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachten, waarbij beiden geweld hebben gebruikt en doodsbedreigingen hebben geuit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, en heeft daarnaast een terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die als gevolg van de mishandeling aanzienlijke schade heeft geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/880319-20
Datum uitspraak : 10 februari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Almelo.
Raadsman: mr. E.J.M.J Damen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 juni, 1 september en 4 november 2020 en 27 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 3 maart 2020 te Velp, gemeente Rheden, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, met zijn mededader(s), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer]
  • (in zijn woning) heeft/hebben aangevallen en/of vastgepakt en/of
  • (met kracht) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/althans elders op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt en/of
  • (met kracht) met een stofzuigerslang en/of een of meer (harde) voorwerpen op/tegen het hoofd en/althans (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
  • (met kracht) met een of meer messen, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn gezicht en/of hoofd en/of schouder en/althans (elders) in het lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vooromschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld (in vereniging) van een auto en/of autosleutels en/of geld en/of sieraden en/of een mobiele telefoon en/of bankpassen, in elk geval enig goed (gepleegd tegen die [slachtoffer] ),
welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 3 maart 2020 te Velp, gemeente Rheden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto en/of autosleutels en/of geld en/of sieraden en/of een mobiele telefoon en/of bankpassen en/of verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer]
  • thuis opgezocht en/of in diens woning aangevallen en/of vastgepakt en/of
  • (met kracht) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/althans elders op/tegen het lichaam gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt en/of
  • (met kracht) met een stofzuigerslang en/of een of meer (harde) voorwerpen op/tegen het hoofd en/althans (elders) op/tegen het lichaam geslagen en/of
  • (met kracht) met een of meer messen, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn gezicht en/of hoofd en/of schouder en/althans (elders) in het lichaam gestoken en/of gesneden en/of
  • tegen die [slachtoffer] gezegd "als je niet aangeeft waar het geld ligt wordt je vermoord" en/of "Ik steek je neer, je gaat dood" en/of "Ik snij je keel door" en/of "of moet ik je een stomp geven. Shut up, blijf liggen" en/of "ga je me netjes vertellen waar alles ligt ja, waar ligt die shit" en/of "waar is dat geld. Zeg het me nu of ik snij je keel door" en/of " [slachtoffer] , je gaat mij nu vertellen waar het geld ligt" en/of "je gaat met ons mee in de auto. Mes gaat in je nek. Als je 1 lawaaitje maakt ga ik je doodsteken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, in de eerste plaats omdat zijn opzet was gericht op de ripdeal en niet op de dood van het slachtoffer. Daarnaast is voor wat betreft het geweld dat door verdachte zou zijn gebruikt het volgende aangevoerd. Het slachtoffer is een drugsdealer. Hij was vuurwapengevaarlijk en moest daarom snel worden overmeesterd. Verdachte pakte aangever beet en hierna escaleerde de situatie. Het slachtoffer verzette zich en vervolgens werd er meer geweld gebruikt. Dat het slachtoffer is aangevallen, vastgepakt en geslagen is duidelijk, maar het bewijs voor het steken ontbreekt. Dat het slachtoffer met een mes is gestoken wordt door het slachtoffer ook niet benoemd in zijn aangifte. Verder is de forensisch arts door de informatie die hij kreeg in een bepaalde richting geduwd. Nadat door de verdediging hierover nadere vragen zijn gesteld komt de deskundige tot de conclusie dat, afhankelijk van de vorm van de glasscherven, deze zowel scherp snijdende als stekende eigenschappen bezitten. De deskundige kan dan ook niet uitsluiten dat het letsel is ontstaan door glas. Op basis van wat er zich verder in het dossier bevindt kan de lezing van verdachte (dat de steekverwonding in gezicht is ontstaan doordat het slachtoffer in het glas dat in de woning lag, is gevallen) dus niet worden uitgesloten. Evenmin is er wettig en overtuigend bewijs in het dossier voor het slaan met een stofzuigerbuis. Ten slotte heeft de verdediging aangevoerd dat het letsel weliswaar ernstig is, maar niet potentieel dodelijk. Ook gelet daarop kan het primair tenlastegelegde feit niet worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte [verdachte] (hierna: ‘ [verdachte] ’) wordt er primair van verdacht dat hij samen met een ander(-en) heeft geprobeerd om [slachtoffer] (hierna: ‘ [slachtoffer] ') van het leven te beroven. Deze poging tot doodslag zou zijn gevolgd, vergezeld of voorafgegaan door een diefstal met geweld van onder andere een auto, geld en sieraden. De poging [slachtoffer] van het leven te beroven zou zijn gepleegd met het doel om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om het bezit van de gestolen zaken te verzekeren. Voordat de rechtbank de vraag beantwoordt of dit kan worden bewezen, stelt de rechtbank eerst het volgende vast.
Aangifte
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2020 vlak bij zijn woning werd achtervolgd door twee jongens die hem vertelden dat ze [naam 1] , een vriend van [slachtoffer] , kenden. [slachtoffer] heeft de jongens vervolgens zijn woning aan de [adres 2] te Velp binnengelaten. In zijn woning vroeg hij of ze wat wilden drinken en hij liep naar de keuken. In de keuken begonnen de jongens hem uit het niets te slaan. [slachtoffer] heeft zich proberen af te weren. [2] Hij heeft verklaard dat de volgende goederen zijn weggenomen:
- Bankpas ING voorzien van rekeningnummer: [rekeningnummer 1] ;
- Bankpas ABN Amro voorzien van rekeningnummer: [rekeningnummer 2] , op naam van [moeder slachtoffer] ;
- Nintendo Switch, turquoise van kleur, voorzien van een transparant rubberen beschermhoes;
- Controller van een Playstation 4, met oplaadsnoer. Zwart van kleur.
- Apple IphoneXr;
- Volkswagen autosleutel en bijbehorende Volkswagen Polo, voorzien van Nederlands kenteken [kenteken] ;
- 3 sieraden;
- 1500 euro aan bankbiljetten. [3]
De broer van [slachtoffer] , [naam 3] , heeft eveneens verklaard dat er sieraden van moeder in de kluis zaten. [4]
Camerabeelden
In de deurbel van de woning van [slachtoffer] bevond zich een camera. Ook in de woonkamer en in de slaapkamer hingen camera’s. [verdachte] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2020 in de woning van [slachtoffer] aanwezig is geweest en dat hij op de camerabeelden te zien is. Ook heeft hij bevestigd dat hij degene op de camerabeelden is die in de processen-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden wordt aangeduid als ‘verdachte 2’ [5] Op de beelden is naast [slachtoffer] , [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] nog een persoon te zien. [6] Deze persoon – aangeduid als verdachte 1 in de processen-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden – is door verbalisant [verbalisant 1] en verbalisant [verbalisant 2] herkend als medeverdachte [medeverdachte 2] . [7] Omwille van de leesbaarheid zal hierna telkens worden gesproken over ‘ [verdachte] ’, ‘ [medeverdachte 2] ’, ‘ [medeverdachte 1] ’ en ‘ [slachtoffer] ’ in plaats van de in de processen-verbaal vermelde aanduidingen.
Op de camerabeelden is (chronologisch) – onder meer – het volgende te zien en te horen:
Camerabeelden voordeur
  • 20:41:43 uur: [slachtoffer] loopt richting de voordeur. Hij wordt gevolgd door [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] .
  • [verdachte] zegt:
Camerabeelden woonkamer
  • 20:42:07 uur: [medeverdachte 1] zit op de bank. [slachtoffer] , [medeverdachte 2] en [verdachte] zijn niet op camerabeeld zichtbaar maar wel hoorbaar.
  • 20:43:50 uur: er is lawaai (harde bonkende geluiden en geschreeuw) te horen.
20:43.54 uur: het camerabeeld schudt hevig. Het lawaai houdt aan. Het zicht van camerapositie verandert en een schilderij welke aan de muur hing is er vanaf gevallen. [10]
  • 20:43:56 uur: [medeverdachte 1] verlaat in snel tempo de woonkamer.
  • 20:44:06 uur: er is een hoop lawaai/gebonk hoorbaar. De volgende woorden zijn hoorbaar:
  • 20:44:19 uur: [medeverdachte 2] verlaat in snel tempo de woonkamer.
  • 20:44:38 uur: Te horen is dat [verdachte] in ieder geval de volgende woorden zegt:
20:45:49 uur: zegt [verdachte] in ieder geval de volgende woorden:
“Waar is dat geld? Zeg het me nu of ik snij je keel door. Als je het niet zegt pak ik een mes en...”Vervolgens is een harde knal te horen en schuld het camerabeeld kort. [13]
Camerabeelden voordeur
20:46:13 uur: [verdachte] loopt de woning uit en maakt een handgebaar. Te horen is dat [verdachte] zegt: “
Kom hier, wat ben je aan het doen. We moeten toch zijn geld hebben.”Enkele seconden later lopen [verdachte] en [medeverdachte 2] weer richting de voordeur en stappen de woning in.
Camerabeelden woonkamer
  • 20:47:25 uur: in ieder geval de volgende woorden zijn te horen: “
  • 20:48:34 uur: te horen is dat [medeverdachte 2] in ieder geval de volgende woorden zegt: “
  • 20:48:38 uur: [verdachte] komt de woonkamer (weer) binnen lopen. Te horen is dat hij in ieder geval de volgende woorden zegt: “
  • 20:49:37 uur: [medeverdachte 2] verlaat de woonkamer.
  • 20:49:49 uur: te horen is dat [verdachte] in ieder geval de volgende woorden zegt:
  • 20:50:37 uur: [verdachte] verlaat de woonkamer. Er is een zware ademhaling c.q. gekreun te horen, naar de rechtbank aanneemt afkomstig van het slachtoffer
Camerabeelden slaapkamer
20:50:51 uur: [verdachte] komt de slaapkamer binnen. Te horen is dat [verdachte] zegt:
“Hee, hij heb meerdere kloeses (rechtbank: kluizen)”.Vervolgens is te horen dat [medeverdachte 2] zegt:
“Ik weet niet”.[verdachte] zegt vervolgens:
“Die man heeft kloeses. Wat heb je daar? Wat heb je daar gepakt?”[medeverdachte 2] zegt vervolgens:
“Ik weet niet man. Ik heb net (niet te verstaan) gepakt.” [16]
  • 20:51:07 uur: te horen is dat [verdachte] zegt:
  • 20:51:16 uur: [medeverdachte 2] verlaat de slaapkamer.

Camerabeelden woonkamer:

20:51:24 uur: [medeverdachte 2] komt de woonkamer in lopen. Hij heeft een zilverkleurige buis of staaf in zijn hand. Deze lijkt op een stofzuigerbuis. Te horen is dat [medeverdachte 2] in ieder geval de volgende woorden zegt
: “Blijf je die geluid maken of moet ik je stomp geven. Shut up, Shut up, Shut up. Blijf liggen”. Er is een bonk te horen gevolgd door de woorden:
“Liggen zei ik toch”.
Camerabeelden slaapkamer:
  • 20:51:45 uur: te zien is dat [verdachte] in zijn rechterhand een voorwerp heeft. Het voorwerp toont gelijkenis met een mes.
  • 20:51:59 uur: [verdachte] verlaat de slaapkamer.
Camerabeelden woonkamer:
  • 20:52:08: [verdachte] komt de woonkamer in lopen. Te horen is dat [medeverdachte 2] zegt:
  • 20:53:16 uur: te horen is dat [verdachte] in ieder geval de volgende woorden zegt:
  • 20:53:25 uur: er is glasgerinkel te horen, gevolgd door de woorden: “
  • 20:53:41 uur: [medeverdachte 2] komt de woonkamer (weer) in lopen. [medeverdachte 2] heeft de zilverkleurige buis/staaf nog in zijn hand. [verdachte] en [slachtoffer] zijn buiten het zicht van de camera. Te horen is dat [verdachte] in ieder geval de volgende woorden zegt: “
Te horen is dat [slachtoffer] in ieder geval de volgende woorden zegt:
“Ik heb nul, ik heb niets.” [20]
Camerabeelden woonkamer
  • 20:56:18 uur: [medeverdachte 2] staat in de deuropening. Te horen is dat [verdachte] in ieder geval de volgende woorden zegt:
  • 20:56:34 uur: te zien is dat [slachtoffer] door [verdachte] de woonkamer uitgeleid wordt. De lichtkleurige trui van [slachtoffer] is rood bevlekt.
Camerabeelden voordeur
20:57:42 uur: [verdachte] komt met [slachtoffer] naar de woning lopen. [verdachte] heeft een voorwerp in zijn rechterhand. Het kan blijken dat het om een mes gaat (
aldus de verbalisant). Te horen is dat [verdachte] zegt: “
Heb je de autosleutel?” [22]
20:57:42 uur: [medeverdachte 2] verlaat de woning. Te horen is dat [verdachte] in ieder geval de volgende woorden zegt: “
Autosleutel nu! Pakken, pakken, pakken. Nu! Ik steek je neer. Je gaat dood.”
Te horen is dat [slachtoffer] in ieder geval de volgende woorden zegt: “
Ja hier. Rustig, rustig, hier ergens.” [23]
Camerabeelden woonkamer
20:57:51 uur: te zien is dat [slachtoffer] de woonkamer in loopt gevolgd door [verdachte] . [verdachte] heeft een voorwerp in zijn hand. [verdachte] tikt 2 maal met het voorwerp tegen de rug van [slachtoffer] . [24] Te horen is dat [verdachte] in ieder geval de volgende woorden zegt:
“Autosleutel, autosleutel nu. Pakken, pakken. Ik steekje neer.” Te horen is dat[slachtoffer] in ieder geval de volgende woorden zegt:
“Ja, hier.”
  • 20:58:00 uur: het voorwerp welke [verdachte] in zijn rechterhand heeft is beter zichtbaar. Vermoedelijk gaat het hier om een mes.
  • 20:58:07 uur: te zien is dat [slachtoffer] opnieuw de woonkamer uitgeleid wordt door [verdachte] . De trui van [slachtoffer] is hevig bevlekt.
  • 20:58:15 uur: te zien is dat [slachtoffer] vallend de woonkamer in komt. [verdachte] heeft nog steeds in zijn rechterhand het voorwerp, wat vermoedelijk om een mes gaat. Te horen is dat [slachtoffer] in ieder geval de volgende woorden zegt:
  • 20:59:39 uur: te zien is dat [slachtoffer] aan de hand wordt meegenomen door [verdachte] . [verdachte] en [slachtoffer] verlaten de woonkamer.
- Op tijdsindicatie 20:59:45 is te zien dat nadat [slachtoffer] tegen de deur gestoten heeft, de deur is voorzien van meerdere vlekken. [27]
Letsel [slachtoffer]
Forensisch arts mr. drs. Van Remmen heeft een letselverklaring opgemaakt waarin wordt aangegeven dat [slachtoffer] het volgende letsel heeft:
  • aangezicht fracturen;
  • een steek/prikverwonding met matig oppervlakkige krasverwondingen boven de rechter wenkbrauw;
  • meerdere matige oppervlakkige krasverwondingen nabij de linker neusvleugel;
  • een zeer diepe steekverwonding naast de linker neusvleugel doorlopend tot in een steekverwonding in de mondholte. Met als gevolg (1) lucht in de borstholte, de ruimte tussen de longen beiderzijds en het hart en grote bloedvaten aan de linkerzijde) en (2) lucht onder de huid in de regio van de hals en het linker schouderblad.
  • een diepe snijverwonding tussen de onderzijde van het linker deel van de neus en de bovenlip. Mogelijk is er sprake van een zenuwletsel;
  • matig oppervlakkige krasverwondingen aan de linkerzijde van de neus;
  • een diepe snijverwonding vanaf de rechterwang tot aan de rechterzijde van de bovenlip;
  • subconjunctivale bloedingen in zowel het linker maar met name het rechter oogwit.
  • een diepe steekverwonding aan de onderzijde van het linker schouderblad waarbij de huid geheel door is geweest en dit de buitenlucht toegang heeft verschaft tot onder de huid;
  • twee zeer oppervlakkige krasverwondingen op de rechterbovenarm;
  • twee onderhuidse bloeduitstortingen en één zeer oppervlakkige krasverwonding op de rechterzijde van de voorkant van de romp;
  • intracerebraal bloed en subduraal hematoom (bloed onder het hersenvlies).
Daarnaast zijn er twee voortanden rechtsboven afgebroken. [29]
De deskundige stelt vast dat er sprake is geweest van (potentieel) levensbedreigend letsel bij de steekverwonding die via de linkerwang de mondholte heeft bereikt en buitenlucht in het mediastinum (de ruimte tussen de beide longen in) en de hals regio heeft veroorzaakt. De luchtophoping in het mediastinum kan bij drukverhoging in de ruimte de daar aanwezige vitale organen (hart, grote bloedvaten en longen) verdrukken en een hartstilstand en/of een verstikking door afwezige zuurstofopnamecapaciteit veroorzaken. Daarnaast is sprake geweest van (potentieel) levensbedreigend letsel bij de steekverwonding aan de linkerzijde van de rug. Er is geen longletsel geconstateerd, maar als de linker long zou zijn aangeprikt dan was er een klaplong links ontstaan waarbij er in de long door aanzuigende lucht van buiten naar binnen een spannings-klaplong was ontstaan. Daarbij zouden de vitale organen, hart en longen, naar de rechterzijde van de borstholte zijn gedrukt en zou een hartstilstand en verstikking zijn veroorzaakt door afwezige zuurstof- opnamecapaciteit. Ten slotte is sprake geweest van (potentieel) levensbedreigend letsel door het ontstaan van bloed onder het hersenvlies. Hierdoor kan een toename van druk in de schedel ontstaan waardoor de hersenen verdrukt worden en uiteindelijk via het achterhoofdsgat uitpuilen en worden afgekoeld. Dit laatste heeft een acuut overlijden tot gevolg. [30]
De deskundige heeft met verwijzing naar voornoemd (potentieel) levensbedreigend letsel opgemerkt dat het risico op overlijden zeer aannemelijk moet worden geacht.
Verder volgt uit de letselverklaring en beantwoording van aanvullende vragen dat de bloeduitstortingen, aangezichtsfracturen en bloedingen in het hoofd zijn toegebracht met een stomp voorwerp waarmee een forse mechanische kracht op in ieder geval het hoofd is uitgeoefend. De kras-, snij-, en steekverwondingen zijn veroorzaakt door een voorwerp met een zowel scherp snijdende als stekende eigenschap. Het letsel via linkerwang richting mondholte en mediastinum is zeer aannemelijk toegebracht met een voorwerp met scherp snijdende en stekende eigenschappen en bovendien met een bepaalde lengte waarbij via de linkerwang het mediastinum kon worden bereikt.
De aanwezigheid van veel glasscherven in de woning zou kunnen hebben bijgedragen aan de aanwezige letsels, aldus de deskundige, maar dit lijkt veel minder aannemelijk ten aanzien van de huiddoorboring van linkerwang richting mediastinum (de ruimte tussen de beide longen). Het betreft hier namelijk een traject door het weefsel dat eerder met een zeer solide scherp snijdend en stekend voorwerp is toegebracht, dan een bijvoorbeeld puntige zeer lange glassplinter, die onderweg in het traject ook nog zou kunnen afbreken. [31]
DNA stofzuigerstang en mes
In de woning van [slachtoffer] is een stofzuigerstang met bloedsporen aangetroffen. De bloedsporen op de stang zijn bemonsterd en onderzocht. Uit de bemonstering -op ongeveer 16 cm van het uiteinde van de stang- is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] . Op de foto van de stofzuigerstang op dossierpagina 470 is te zien dat het bloedspoor is aangetroffen op de knik/deuk in de stofzuigerstang. [32]
Op het treinstation in Velp is op 4 maart 2020 om 06:55 uur een mes/dolk aangetroffen en inbeslaggenomen. De politie omschrijft dit mes als volgt:
“Het mes kunnen wij omschrijven als een dolk. Het mes had de totale lengte van 37 centimeter. Het mes had twee snijvlakken. (…) Wij zagen dat het mes in zijn geheel was besmeurd met een rode vloeistof, lijkend op bloed.” [33]
De bloedsporen op de dolk zijn bemonsterd en onderzocht. Uit de bemonstering van het bloed op het lemmet is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] . [34]
Uitbranden Volkswagen Polo van moeder [slachtoffer]
Op 3 maart 2020 omstreeks 21:43 uur kwam er bij het Operationeel Centrum van de politie een melding binnen van een autobrand op het fietspad aan de Frieslandsingel te Arnhem. Volgens de melding zou de auto in brand zijn gestoken en waren er twee jongens weggerend. Het bleek te gaan om een blauwe Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , op naam van [moeder slachtoffer] , de moeder van [slachtoffer] . [35]
GPS locaties enkelband medeverdachte [medeverdachte 2]
droeg ten tijde van het tenlastegelegde een enkelband. [36] Op basis van de GPS-gegevens van de enkelband werden de volgende locatiegegevens vastgelegd:
  • Op 28 februari 2020 tussen 10:23 uur en 14:54 uur bevond de enkelband zich op het GBA-adres van verdachte [medeverdachte 2] aan de [adres 3] te Nijmegen.
  • De enkelband bevond zich verder veelvuldig op het adres [adres 1] te Arnhem, de woning van [verdachte] .
  • Op 3 maart 2020 tussen 20:38 uur en 20:56 uur bevindt de enkelband zich rondom de [adres 2] te Velp, de woning van [slachtoffer] .
- Op 3 maart 2020 tussen 21:07 en 21:09 bevindt de enkelband zich vlakbij de locatie op het treinstation te Velp, [38] waar op 4 maart 2020 het mes met bloedsporen is aangetroffen.
- Op 3 maart 2020 tussen 21:41 en 21:43 uur bevond de enkelband zich op of nabij de Frieslandsingel te Arnhem. [39] Dat is de plek waar de auto van de moeder van [slachtoffer] in brand is gestoken.
- Op 3 maart 2020 vanaf 21:41 uur beweegt de enkelband zich vanaf de Frieslandsingel in 30 minuten richting het adres aan de [adres 4] te Arnhem (de woning verdachte [verdachte] ). De enkelband bevindt zich om 22.09 uur op dat adres. [40]
- Op 13 maart 2020 bevond de enkelband zich op het adres aan de [adres 3] te Nijmegen, het GBA-adres van verdachte [medeverdachte 2] . Verdachte [medeverdachte 2] werd op die locatie om 17:00 uur aangehouden.
Planning overval/ripdeal [slachtoffer]
Op woensdag 4 maart 2020 vond een medewerker van tankstation Esso in Velp een mobiele telefoon welke na onderzoek eigendom van [slachtoffer] blijkt te zijn. In de telefoon werd een WhatsApp gesprek aangetroffen dat op 28 februari 2020 is gevoerd tussen [slachtoffer] en een telefoonnummer dat in gebruik blijkt te zijn bij medeverdachte [medeverdachte 2] . [41]
Op 29 februari 2020, drie dagen voor het tenlastegelegde, was de politie ter plaatse bij de woning van [verdachte] aan de Aduardstraat te Arnhem waar medeverdachte [medeverdachte 2] op dat moment aanwezig was. Naast hem op de bank werd een mobiele telefoon aangetroffen. De telefoon is onderzocht. In de instellingen van de telefoon stond onder meer ‘Iphone van [medeverdachte 2] ’, de tweede voornaam van [medeverdachte 2] . [42] De rechtbank stelt vast dat de telefoon in gebruik is bij verdachte [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de meeste gesprekken van hem zijn omdat hij de hoofdgebruiker van de telefoon was en hij de enige is die niet zijn berichten wist. [43]
In zowel de telefoon van [slachtoffer] als de telefoon van [medeverdachte 2] werd onder meer het hierna geciteerde deel van een WhatsApp-bericht aangetroffen:
Gesprek van 28 februari 2020 vanaf 14:58 uur tot 19:50 tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer] (‘ [slachtoffer] 2’):
[slachtoffer] 2 Wat kan ik voor je doen?
[medeverdachte 2] Maikel was altijd mijn plug. Maar hij zit vast
[slachtoffer] 2 Klopt
[medeverdachte 2] Dus ik heb andere leverancier nodig [44]
Voor M en Naku
[slachtoffer] 2 Dat begrijp ik. Is allemaal. Wat spreken we af.
[medeverdachte 2] Ik kan vnv langskomen. Neem ik paar rugge mee. [45]
Om eventueel naku gelijk te buyen.
[slachtoffer] 2 Ik bel je. [46]
In de telefoon van [medeverdachte 2] werd daarnaast onder meer het volgende Whatsappgesprek tussen [medeverdachte 2] en ‘Ratt’ van diezelfde dag (28 februari 2020) aangetroffen:
“ [medeverdachte 2] Zeg baba rasta wil 2 9mm met dubbele clip demper en 2 x vest
Ratt Bro. Ik ehb het nummer van die dealer gefixt
[medeverdachte 2] Welke
Ratt Zorg dat er een sterke iemand mee gaat
Die man met die kiloos [47]
[medeverdachte 2] Die veteraan werkt vandaag. Geen speed. Coca.
Ratt Jaaa [48] Maar dat is een lokkertje.
[medeverdachte 2] Ja laat die lokke haze zijn of iets van waarde. Speed is geen kkr waard
Ratt Bro we moeten alleen binnen komen daar ligt alles haze coca speed
MDMA alles
[medeverdachte 2] G gun. Schoebb [49]
Ratt Jaa I know
[medeverdachte 2] Dan is easy moment bn binne trek gelijk
Verkeerde beweging. Afdrukke. Ik kan niet rennen remember
Als iemand volgt. [50]
Ratt Ja strijder maar die elst torrie die man hoeft alleen geklapt te worden
[medeverdachte 2] moet ik die gebe sroppw
Ratt ja ik snap gelijk bengbenggg
[medeverdachte 2] dus ik ga die ding niet zonder doen. Als is het een 7
3in fissie heeft zelfde effect [51]
[medeverdachte 2] Er moet een gun aanwezig zijn
Ratt Bro
[medeverdachte 2] G. G. Schoen. Van wie moet ik die rippe.
Ratt Ja kan je afsrpaak maken voor die [52]
[medeverdachte 2] Hb jij nummer dan. G.
Ratt Ik ga kijken. Ras.
[medeverdachte 2] Waar moet ik die gun rippe. [53]
Ratt Luister Dan
[medeverdachte 2] Aii. Rat. Gun is enigste. Dan pak ik die 10-15key haze.
Is 60rugge minimaal [54]
[medeverdachte 2] En die draaiosso. Dan kan ik 100.000 verdelen morgen
Ratt *stuurt een bijlage (10:17 uur)
Ratt Zie je dat nummer. Jij kan netjes praten.
[medeverdachte 2] G
Ratt Je bent een oude klant van sluis. Maar sluis zit vast.
[medeverdachte 2] Eerst schoen. Hoe maak ik afspraak zonder schoen.
Ratt Zeg je wil graag kilootjes M ophalen ik zorg voor de schoen
die Mattie van me neemt sws 1 mee dus we is sws schoen aanwezig
die mannetje is papzak [55]
[medeverdachte 2] Dat weet je 1000% zeker. Dan bell ik ook driver.
Ratt Ja sws die Rasta neemt Mee.
[medeverdachte 2] Real gun
Ratt Ja geen fake shit
[medeverdachte 2] G ik hb geen verstand van M [56] Verkoopt hij gun? Race ik die ook gelijk
Wat is die afkomst van sluis. En hoelang heeft hij gekregen. En hoelang zit hij nu al. En waar zit hij vast [57]
Ratt Sluis. Is nl. Maikel sluis. Je noemt jezelf Dirk. Voorarrest.
[medeverdachte 2] G [58] my pf heeft n donker kind. Hoe noem ik mijzelf dirk.
Ratt Wat is nummer van rasta ???? [59]
Ratt Van welke Rasta
[medeverdachte 2] Die mee gaat springen. Rat je doet het weer.
Als ik niet optijd doorgeeff aan driver [60]
Komt driver niet.
[*Er wordt niet gereageerd]
[medeverdachte 2] (…) Dit kkr getreuzel van jou. Zorgt ervoor dat mij drivers en soldaten weggaan. [61] Geeff gewoon antwoord laat mij die shit regelen en die kkr doekoe op tafel legge. Rattt. G jij wil geen geen geld. Dat is het. (…)
Ratt Bro Niet zo tegen mij praten let op je woorden heb net heel Arnhem
doorgerend voor
die kk nummer *(stuurt bijlage) [62]
[medeverdachte 2] Ik moet iets zegge tegen driver. Hij verwacht mij call?
Aii hb hem gesproken. Maar hij heeft geen schoen rat.
Ratt Bro kanker kaner schoen. We stompen die man gewoon de kanker in. [63]
Hij heeft toch geen schoen.
[medeverdachte 2] We? Ga je wel mee????
Ratt Niet naar de eerzte. 2e. De xealer. [64]
[medeverdachte 2] Dit was de eerste.
Ratt Nee. Die Jonge. Met kids. 2 kids. [65]
(…)
[medeverdachte 2] Ik kom nu naar jou tank money halen aiii
Ratt Neee. Hb hier maar 5 eur [66]
[medeverdachte 2] (…) Hoe moet ik nou naar die torie gaan? Ik kan geen tank paye nu.
En die [slachtoffer] komt niet alleen. Hij is 2 mans. E. [67] Leg die koetje klaar. G.” [68]
Ter terechtzitting van 27 januari 2021 heeft [verdachte] verklaard dat hij [slachtoffer] tegen de muur heeft gedrukt toen er cocaïne tevoorschijn kwam. Hij heeft verder verklaard dat hij [slachtoffer] heeft geslagen met zijn handen en dat hij hem met zijn vuist op zijn hoofd heeft gestompt. Ook heeft hij een mes uit de handen van [slachtoffer] getrapt. Hij heeft die avond twee messen in zijn handen gehad, waaronder het mes dat enkele uren later op het station in Velp is teruggevonden. Iemand anders heeft dat mes niet vastgehad, al dus [verdachte] . Hij ontkent dat hij met een van de messen heeft gestoken.
Medeplegen poging doodslag
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] en [medeverdachte 2] op 3 maart 2020 naar de woning van [slachtoffer] in Velp zijn gegaan met het vooropgezette plan om een ripdeal te plegen. Het gebruik van (zeer fors) geweld zou daarbij niet worden geschuwd, zo kan worden afgeleid uit het appgesprek dat medeverdachte [medeverdachte 2] voorafgaand aan deze ripdeal met ene ‘Ratt’ heeft gevoerd. [slachtoffer] heeft [verdachte] en [medeverdachte 2] binnengelaten en is vervolgens aangevallen en op zeer ernstige wijze in zijn eigen woning mishandeld. Er is gedurende een periode van ongeveer vijftien minuten met tussenpozen zeer fors geweld tegen [slachtoffer] gebruikt. In die periode hebben beide verdachten in de woning naar geld en/of drugs gezocht, waarbij [slachtoffer] meermalen met de dood is bedreigd in een poging hem te laten vertellen waar het geld en/of de drugs lag. Zij hebben [slachtoffer] na deze gewelddadigheden hulpeloos achtergelaten en daarbij aan hem toebehorende zaken meegenomen waaronder een auto, geld en sieraden.
[slachtoffer] is tijdens deze gewelddadigheden (onder meer) potentieel dodelijk met een mes in zijn gezicht gestoken. De rechtbank merkt in dat kader op dat de lezing van [verdachte] , die inhoudt dat dit letsel zou kunnen zijn veroorzaakt doordat [slachtoffer] in een glasscherf is gevallen, alleen al gelet op de letselverklaring en aanvullende letselverklaring van de deskundige onvoldoende aannemelijk is. Daar komt bij dat het glas dat in de woning lag afkomstig was van een ruit uit de vitrinekast. De rechtbank acht het onaannemelijk dat een dermate diepe steekverwonding in het gezicht ontstaat door het vallen in plat op de grond liggende glasscherven. Op basis van de bewijsmiddelen kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen dat [slachtoffer] met een mes in zijn gezicht is gestoken.
De rechtbank vindt op grond van de voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien (in de eerste plaats) wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van het medeplegen van een poging doodslag. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij zowel [verdachte] als [medeverdachte 2] een bijdrage van voldoende gewicht hebben geleverd. Dat blijkt uit het volgende. Zij zijn met een vooropgezet plan naar [slachtoffer] gegaan om een ripdeal te plegen waarbij het gebruik van geweld niet zou worden geschuwd. Beiden hebben vervolgens ook geweld tegen [slachtoffer] gebruikt en (doods-) bedreigingen tegen hem geuit. Daarnaast hebben zij beiden (al dan niet afwisselend) naar ‘de buit’ gezocht. Tijdens die zoektocht is [slachtoffer] vrijwel geen moment alleen gelaten. Verder is van belang dat beiden gedurende enige tijd een wapen in handen hebben gehad: [verdachte] twee messen waaronder het mes dat enkele uren later op het station in Velp is gevonden en medeverdachte [medeverdachte 2] de stofzuigerstang. Vervolgens hebben zij samen de woning verlaten en daarbij onder andere de auto, sieraden en geld van [slachtoffer] meegenomen.
[slachtoffer] is door [verdachte] en/of [medeverdachte 2] met vuisten en een stofzuigerstang tegen zijn hoofd en/of zijn lichaam geslagen. Hij is met een mes in zijn gezicht en zijn rug gestoken. Deze mishandelingen gingen gepaard met het uiten van doodsbedreigingen als ‘ik steek je neer’ en ‘als je niet aangeeft waar het geld ligt dan word je vermoord’. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het [verdachte] is geweest die de steekverwondingen heeft aangebracht en [medeverdachte 2] degene die met de stofzuigerstang heeft geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de hiervoor omschreven nauwe en bewuste samenwerking dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 2] zodanig geweld op [slachtoffer] hebben uitgeoefend dat zij (op zijn minst) voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] hebben gehad. Temeer, omdat zij [slachtoffer] na de hoeveelheid gewelddadige gedragingen -die op drie plaatsen potentieel dodelijk letsel tot gevolg heeft gehad- vervolgens hulpeloos hebben achtergelaten.
Gekwalificeerde poging tot doodslag
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de poging tot doodslag is vergezeld van een diefstal met geweld en dat deze poging tot doodslag door [verdachte] samen met zijn medeverdachte werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van deze diefstal met geweld makkelijk te maken. Door gezamenlijk te handelen zoals hiervoor weergegeven wilden [verdachte] en zijn mededader [slachtoffer] in eerste instantie er toe dwingen te vertellen waar het geld en/of de drugs lag(-en) om zich deze zaken zo snel mogelijk toe te kunnen eigenen. Later, toen bleek dat de persoon met de vluchtauto weg was, hebben zij op dezelfde manier gehandeld met als doel de autosleutels van [slachtoffer] te bemachtigen om met zijn auto (en de buit) te kunnen vluchten.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij op
of omstreeks3 maart 2020 te Velp, gemeente Rheden,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, met zijn mededader
(s),
althans alleen,meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer]
  • (in zijn woning
    ) heeft/hebben aangevallen en
    /ofvastgepakt en
    /of
  • (met kracht
    )in
    /tegenhet gezicht en
    /ofop
    /tegenhet hoofd en
    /althanselders
    op/tegen het lichaam
    heeft/hebben gestompt en
    /ofgeslagen en
    /ofgetrapt en/of geschopt en
    /of
  • (met kracht
    )met een stofzuigerstang
    en/of een of meer (harde) voorwerpenop
    /tegenhet hoofd en
    /althans (elders
    ) op/tegen het lichaam
    heeft/hebben geslagen en
    /of
  • (met kracht) met een of meer messen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke voor omschreven poging tot doodslag werd
gevolgd,vergezeld
en/of voorafgegaanvan enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld (in vereniging) van een auto en
/ofautosleutels en
/ofgeld en
/ofsieraden en
/ofeen mobiele telefoon en
/ofbankpassen
, in elk geval enig goed(gepleegd tegen die [slachtoffer] ), welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van een poging tot doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd. Hij voert in dat kader aan dat, alhoewel verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het opstellen van de pro justitia rapportages, op basis van de informatie die zich in het dossier bevindt tot de conclusie kan worden gekomen dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verder is het gevaar op herhaling zonder noodzakelijke behandeling groot. Een passend alternatief is niet voorhanden.
Subsidiair heeft hij gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er geen sprake is van een stoornis zodat het opleggen van een maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet aan de orde is.
De verdediging heeft daarbij gewezen op het besluit van deze rechtbank van 26 juni 2020. De rechtbank heeft toen de vordering tot opname ter observatie in het Pieter Baan Centrum afgewezen omdat:
gebleken is dat er geen duidelijk patroon van geweld in het recente verleden is en dat er geen recente aanwijzingen zijn voor een stoornis. Dat verdachte een bewuste keuze heeft gemaakt voor een bestaan in het criminele milieu, zoals hijzelf aanvoert, levert niet per se zo’n aanwijzing op.
Voor wat betreft de oplegging van een gevangenisstraf heeft de verdediging verwezen naar een aantal uitspraken en verzocht aansluiting bij deze uitspraken te zoeken en daarom tot een lagere straf dan de officier van justitie te komen. Daarbij is ook verzocht rekening te houden met het feit dat geen sprake is geweest van een diefstal met geweld ten aanzien van een gewone burger, maar van een diefstal met geweld in het criminele milieu.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Op 3 maart 2020 is [verdachte] samen met medeverdachte [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer] gegaan met het plan om een ripdeal te plegen. Zij deden het voorkomen alsof zij een vriend van [slachtoffer] kenden om zo zijn vertrouwen te wekken en er voor te zorgen dat hij hen zou binnen laten. In de woning aangekomen hebben zij hem aangevallen en vervolgens minutenlang op een vreselijke manier mishandeld. Zij hebben hem daarbij met de dood bedreigd om zo voor elkaar te krijgen dat [slachtoffer] hen zou vertellen waar het geld en/of de drugs waar zij voor kwamen lag of lagen. Ondanks het feit dat [slachtoffer] meermalen schreeuwde dat hij niets had, gingen de gewelddadigheden door. Daarbij is meermalen op [slachtoffer] ingestoken met een mes en is hij ook met kracht op zijn hoofd geslagen met een stofzuigerstang. [slachtoffer] moet zeer angstige momenten hebben beleefd en veel pijn hebben gehad, zoals ook op de cameraopnamen was te horen. Ondertussen werd door beiden de woning doorzocht op zoek naar geld en/of drugs. Toen bleek dat de bestuurder van de vluchtauto er zonder hen vandoor was gegaan, hebben [verdachte] en zijn mededader [slachtoffer] er eveneens toe gedwongen zijn autosleutels af te geven om er met zijn auto met de buit vandoor te kunnen gaan. Zij hebben hem vervolgens vrijwel voor dood achtergelaten. Het is niet aan [verdachte] en zijn medeverdachte te danken dat [slachtoffer] niet is overleden. De uitgebrande auto die korte tijd daarna werd aangetroffen is de aanleiding geweest dat [slachtoffer] enige tijd later door de politie thuis werd aangetroffen en vervolgens naar het ziekenhuis kon worden vervoerd. Een van de ambulancebroeders heeft de politie daarbij aangegeven dat [slachtoffer] vermoedelijk nooit meer wakker was geworden als hij in slaap was gevallen.
Onvoorwaardelijke gevangenisstraf
[verdachte] heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit. Gelet op de ernst van het feit is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur gerechtvaardigd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met de justitiële documentatie van [verdachte] , waaruit hij blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten en bedreigingen. Bij de bepaling van de duur van deze gevangenisstraf houdt de rechtbank verder zowel rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd als met het feit dat de rechtbank aanleiding ziet ook een maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Gelet daarop zal de rechtbank in afwijking van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren opleggen, met aftrek van de tijd die [verdachte] in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
TBS maatregel
Omdat [verdachte] een gevaar is voor de samenleving vindt de rechtbank dat verdachte na zijn gevangenisstraf niet zonder noodzakelijke behandeling terug kan keren in de samenleving. De rechtbank zal dan ook een TBS-maatregel met dwangverpleging opleggen. Over het opleggen van die maatregel overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt ten eerste vast dat sprake is van een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Daarmee is aan het vereiste van artikel 37a lid 1 sub 2 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voldaan.
Om een TBS maatregel te kunnen opleggen moet daarnaast, zo volgt uit het eerste lid van artikel 37a Sr, de vraag worden beantwoord of bij [verdachte] tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. Daarnaast moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eisen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
[verdachte] heeft geweigerd mee te werken aan de rapportages opgesteld door de psycholoog en psychiater. In dat geval kan de rechtbank zich bij de beantwoording van de hiervoor genoemde vragen baseren op rapporten uit het verleden.
Gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis en risico’s
Rapportages / adviezen
[verdachte] heeft in 2013 meegewerkt aan de Pro Justitia rapportage van psychiater M. Fluit d.d. 10 juni 2013. Aangegeven wordt dat de gedragsproblematiek bij [verdachte] dateert vanaf zijn 13e levensjaar en dat hij in 2009 (op 16 jarige leeftijd) werd opgenomen in een kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek, waar de diagnose autisme spectrum stoornis werd gesteld. Aansluitend volgde een plaatsing in een jeugdinstelling.
Door de psychiater wordt vastgesteld dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te omschrijven als een gedragsstoornis NAO met oppositioneel-opstandige en antisociale kenmerken met een dreigende antisociale persoonlijkheidsontwikkeling. Daarnaast is er sprake van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van ADHD. De psychiater geeft verder aan dat [verdachte] in het persoonlijkheidsfunctioneren op dat moment (19 jaar oud) een gebrekkige gewetensontwikkeling toont met een beperkt vermogen om zich aan sociale normen en regels te houden. [verdachte] bezit een ongevoelig en verminderd vermogen tot empathie en in de gesprekken met hem werden geen van deze gevoelens en/of schuldgevoel doorleefd zichtbaar. Deze eigenschappen vormen een grote kans op recidive, aldus de psychiater. De diagnostische overwegingen worden gedeeld door mederapporteur de heer drs. B. van Giessen, klinisch psycholoog.
Psychiater A.W.M.M. Stevens heeft op 26 mei 2020 een Pro Justitia rapportage over [verdachte] uitgebracht. [verdachte] heeft geweigerd aan dit onderzoek mee te werken. Stevens verwijst in deze rapportage naar een aantal conclusies van de reclassering om vervolgens in overweging te geven [verdachte] klinisch te laten observeren in het Pieter Baan Centrum.
Stevens verwijst onder andere naar het reclasseringsadvies van Iriszorg van 21 juni 2017, waarin staat dat [verdachte] kampt met complexe problematiek, agressieproblematiek en nader te bepalen psychiatrische en/of persoonlijkheidsproblematiek. Het regelmatig gebruik van alcohol en cannabis versterkt zijn agressie.
Daarnaast wijst hij op een advies van opdrachtgevers toezicht van Iriszorg van 7 maart 2019 waar in naar voren komt dat de bijzondere voorwaarde van een behandelverplichting niet uitvoerbaar is. Aangegeven wordt dat behandeling wel noodzakelijk is maar niet kan in een ambulant kader. Uit onderzoek naar psychopathie bleek [verdachte] hoog te scoren op psychopathie. Hij komt afspraken meldplicht en behandelverplichting veelal niet na.
Verder komt uit een voortgangsverslag toezicht van Iriszorg van 24 oktober 2019 naar voren dat er het nodige speelt op veel leefgebieden en dat de kans op recidive in de vorm van geweldsdelicten lijkt toe te nemen. Behandeling is noodzakelijk maar kan niet in een ambulant kader en hoewel het toezicht voorgezet kan worden, blijft het recidiverisico zonder behandeling hoog.
Uit het reclasseringsadvies van Iriszorg van 12 maart 2020 komt naar voren dat de reclassering hoge risico’s ziet, maar geen mogelijkheid om deze te beperken met interventies en/of een reclasseringstoezicht. (Wederom) wordt klinische behandeling noodzakelijk geacht om de kans op recidive te verminderen, maar betrokkene wil hier niet aan mee werken.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 17 juni 2020 blijkt dat de reclassering zich ernstige zorgen over [verdachte] maakt. Aangegeven wordt dat uit het onderzoek van Kairos (uitschrijfbrief 26 april 2019) naar voren is gekomen dat betrokkene hoog scoort op psychopathologie, hetgeen moeilijk (mogelijk zelfs niet) te behandelen is. Een ambulante behandelsetting is onvoldoende. Onderzocht moet worden welk juridisch kader het meest passend is, waarbij ook de mogelijkheden ten aanzien van een (voorwaardelijke) TBS maatregel onderzocht kunnen worden.
Op basis van de voornoemde rapportages stelt de rechtbank vast dat bij [verdachte] op 19-jarige leeftijd is vastgesteld dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te omschrijven als een gedragsstoornis NAO met oppositioneel-opstandige en antisociale kenmerken met een dreigende antisociale persoonlijkheidsontwikkeling. Daarnaast werd een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van ADHD vastgesteld. De gedragsproblematiek dateert vanaf zijn 13e levensjaar, aldus de psychiater. Nadien heeft [verdachte] stelselmatig medewerking aan zowel onderzoeken als behandelingen geweigerd. Ook ter zitting heeft hij bevestigd sindsdien geen behandeling te hebben gehad. Bovendien heeft [verdachte] ter zitting niet aangegeven alsnog mee te willen werken aan een observatie in het Pieter Baan Centrum. Uit de rapportages en adviezen van de reclassering blijkt dat er ernstige zorgen bestaan over [verdachte] en herhaaldelijk wordt verzocht hem te laten onderzoeken. Uit het onderzoek van Kairos (uitschrijfbrief 26 april 2019) volgt dat [verdachte] hoog scoort op psychopathologie. En nog geen week nadat de reclassering aangeeft dat klinische behandeling noodzakelijk wordt geacht om de kans op recidive te verminderen, wordt [verdachte] voor het onderhavige (zeer ernstige) feit aangehouden.
Justitiële documentatie
Uit de justitiële documentatie van [verdachte] volgt dat hij in 2017 een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk heeft gekregen voor onder andere mishandeling en openlijke geweldpleging. Het voorwaardelijke deel van deze straf is in 2019 ten uitvoer gelegd wegens het niet nakomen van de voorwaarden. In 2016 is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken voor (onder andere) mishandeling. In 2014 is hij veroordeeld voor onder andere mishandeling tot een werkstraf van 60 uren waarvan 30 uren voorwaardelijk. En ook in 2013 is hij veroordeeld voor onder andere mishandeling (begaan tegen zijn moeder) tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen voorwaardelijk. Ook deze straf is ten uitvoer gelegd omdat [verdachte] zich niet aan de voorwaarden hield.
Ernst feit en waarneming rechtbank
Het feit waarvoor [verdachte] is aangehouden en ten aanzien waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, is een heel akelig feit. De manier waarop [slachtoffer] is mishandeld en de wijze waarop hij daarbij met de dood is bedreigd, getuigt van een volledig gebrek aan empathie. Daarbij heeft de rechtbank bij het uitkijken van de camerabeelden ter zitting kunnen waarnemen dat ook op het moment dat [slachtoffer] herhaaldelijk uitschreeuwt niets te hebben, [verdachte] doorgaat met het uiten van bedreigingen. De geweldshandelingen gaan eveneens door. Bovendien is te zien dat het feit dat [slachtoffer] op enig moment volledig onder het bloed zit [verdachte] er niet toe aanzet zijn handelen te staken en te vertrekken. Ook dit getuigt van een volledig gebrek aan empathie. De (minutenlange) handelswijze van [verdachte] , die op de beelden te horen en te zien is, kan naar oordeel van de rechtbank niet worden gerechtvaardigd met de stelling van [verdachte] dat hij geen stoornis heeft maar dat hij bewust ‘voor het criminele milieu heeft gekozen’.
Verder is nog van belang dat de rechtbank ter zitting heeft kunnen waarnemen dat [verdachte] bij het bespreken van het tenlastegelegde feit en bij het bekijken van de beelden geen enkele blijk heeft gegeven van enig schuldgevoel over de vreselijke gang van zaken die avond.
De rechtbank realiseert zich dat zij, met deze beslissing afwijkt van het standpunt dat een kamer van deze rechtbank op 26 juni 2020 heeft ingenomen. Zij komt tot een andersluidend oordeel na een uitgebreide bestudering van het dossier, waaronder de kennisname van de video-opnamen, en de behandeling ter terechtzitting. Uit de video-opnamen en de letselreportage volgt dat door verdachte en zijn medeverdachte extreem veel geweld op het slachtoffer is uitgeoefend. Ook voor de verdachten was dit duidelijk. Het slachtoffer zat onder het bloed, had zichtbaar ernstig letsel in zijn gezicht en ademde moeizaam. Voorts toonde verdachte geen enkel schuldgevoel of empathie, niet op de video-opnamen van de overval en niet ter terechtzitting.
De rechtbank heeft overwogen om alsnog observatie van verdachte in het Pieter Baancentrum te bevelen. Gelet op de herhaalde weigeringen van verdachte om aan een pro justitia onderzoek mee te werken, ziet de rechtbank hiervan af. Verdachte blokkeert de mogelijkheid om een beter beeld van zijn persoon te krijgen. Dit mag, maar het betekent dat de rechtbank zich bij haar beslissing alleen kan baseren op oude rapporten, de ernst van het feit en haar eigen waarneming.
Conclusie
Op grond van al het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat ook nu nog sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij verdachte. In 2013 is bij verdachte een gedragsstoornis NAO met oppositioneel-opstandige en antisociale kenmerken gediagnosticeerd en verdachte scoorde tijdens een recent afgenomen test hoog op psychopathologie. Verdachte heeft nooit een behandeling ondergaan, heeft sinds 2013 geweigerd aan enige rapportage mee te werken, heeft meerdere geweldsdelicten gepleegd en heeft naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van het feit als daarna ter zitting blijk gegeven over geen enkele vorm van empathie te beschikken. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis ten tijde van het plegen van het delict aanwezig was. De rechtbank vindt het aannemelijk dat verdachte tot het delict is gekomen mede onder invloed van zijn gebrekkige ontwikkeling, zodat de rechtbank hem de feiten verminderd toerekent. Daarnaast volgt uit zowel de rapportages en adviezen als de justitiële documentatie dat het herhalingsgevaar hoog is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De poging tot gekwalificeerde doodslag is een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat de TBS-maatregel niet is beperkt tot de duur van vier jaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het primair bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 24.159,20 aan materiële schade en € 17.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] kan worden toegewezen, met uitzondering van het gevorderde bedrag ten aanzien van de juwelen. Hij verzoekt de rechtbank ten aanzien van de juwelen gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Verder vordert de officier de toekenning van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft hij verzocht om te bepalen dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de post betreffende de juwelen aangegeven twijfels te hebben bij het feit of deze überhaupt in de woning aanwezig waren. Bovendien kan niet worden getoetst of de opgegeven waarde een reële waarde is. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat deze post onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de auto heeft de verdediging opgemerkt niet te kunnen vaststellen dat [slachtoffer] de eigenaar is. Ten aanzien van de verhuiskosten heeft de verdediging aangevoerd dat [slachtoffer] door de gemeente werd gedwongen om te verhuizen en dat deze kosten dan ook niet op [verdachte] kunnen worden verhaald. Voor wat betreft de tandartskosten merkt de verdediging op dat deze niet duidelijk zijn en evenmin dat deze noodzakelijk zijn. Bovendien zijn deze grotendeels toekomstig.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze vordering te hoog is en verzoekt dan ook deze vordering te matigen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van [verdachte] rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt ten aanzien van de schadeposten het volgende.
  • De gevorderde kosten van het eigen risico van de zorgverzekering van € 770,-, zal tot het bedrag van € 385,- (het eigen risico van 2020) worden toegewezen. Het overige deel van deze schadepost vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij zal in het overige gedeelte van de vordering dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
  • De gevorderde kosten van het ziekenhuisdaggeld van € 210,- zijn voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen.
  • De gevorderde tandartskosten van € 2.964,20 zullen worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 614,40 (€ 174,92 en € 439,48). Het overige deel van deze schadepost vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in dat deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
  • Het gevorderde bedrag voor het ontvreemde geld van € 350,- zal worden toegewezen.
  • De gevorderde verhuiskosten van € 280,- zullen worden afgewezen. Er is niet of onvoldoende gebleken dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
  • De gevorderde reis- en parkeerkosten van € 100,- zullen worden toegewezen. De schadepost is niet inhoudelijk betwist. De kosten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
  • Ten aanzien van de gevorderde kosten voor de kleding, vindt de rechtbank het aannemelijk dat er schade aan de kleding is ontstaan, maar niet tot het gevorderde bedrag van € 150,-. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en stelt het bedrag voor de kleding vast op € 50,-. De benadeelde partij zal in het overige deel van die vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
  • De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaring in zijn vordering ten aanzien van het gevorderde bedrag voor de juwelen (van € 17.585,-) en het bedrag voor de auto (van € 1.750,-). De rechtbank vindt deze posten van de vordering onvoldoende onderbouwd.
Conclusie
De vordering wordt -voor wat betreft de materiële schade- aldus toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 1.709,40. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De vordering wordt afgewezen tot een bedrag van € 280,-. De benadeelde partij wordt in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt
Door het bewezenverklaarde feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen. Het letsel bestaat kort gezegd uit: aangezicht fracturen, krasverwondingen en steek/prikverwondingen in het gezicht, twee diepe snijverwonding in het gezicht, een zeer diepe steekverwonding naast de linker neusvleugel doorlopend tot in de mondholte, een diepe steekverwonding in het linker schouderblad, bloed onder het hersenvlies en twee afgebroken tanden.
Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van
€ 7.500,-begroten.
Overige deel van de vordering niet-ontvankelijk
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De behandeling van dat deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 3 maart 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 47, 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
De beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het gedeelte van € 32.169,80 niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • wijst de vordering tot materiële schade voor een gedeelte van € 280,00 af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van €
  • bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 februari 2021.
mr. S.H. Keijzer is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020098726 ON4R020037 (Queen), gesloten op 5 juni 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 5 maart 2020, p. 74-75.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 5 mart 2020, p. 75; proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 24 maart 2020, p. 364.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 5 maart 2020, p. 76
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 16 juni 2020, p. 524; Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting d.d. 27 januari 2021 en proces-verbaal van bevindingen, p. 290-331
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 290-301; proces-verbaal van bevindingen, p. 302-320; proces-verbaal van bevindingen, p. 321-331.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 262-267; proces-verbaal Herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 268-271.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 294.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 307.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 308.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 309.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 310.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 311.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 312.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 313.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 325.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 326.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 328.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 314.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 315.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 316.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 299.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 300.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 317.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 318.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 319.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 320.
28.Letselverklaring d.d. 15 mei 2020, opgesteld door mr. dr. Van Remmen, forensisch arts, p. 95-96.
29.Letselverklaring d.d. 15 mei 2020, opgesteld door mr. dr. Van Remmen, forensisch arts, p. 89-97.
30.Letselverklaring d.d. 15 mei 2020, opgesteld door mr. drs. Van Remmen, forensisch arts, p. 96.
31.Letselverklaring d.d. 15 mei 2020, opgesteld door mr. drs. Van Remmen, forensisch arts, p. 97; schriftelijk beantwoording van vragen naar aanleiding van de letselverklaring opgesteld door deskundige mr. drs. Van Remmen d.d. 22 november 2020.
32.Foto, bijlage bij proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 470.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 249.
34.Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek TMFI d.d. 8 mei 2020, p. 489.
35.Stamproces-verbaal, p. 2.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 450.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 453.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 455.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 454.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 457.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 384-386.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 398-399.
43.Aanvullend proces-verbaal van 3 december 2020, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 19 november 2020
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 406.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 407.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 412.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 415
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 416.
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 417.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 418.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 419.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 420.
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 421.
54.Proces-verbaal van bevindingen, p. 422.
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 424.
56.Proces-verbaal van bevindingen, p. 425.
57.Proces-verbaal van bevindingen, p. 426.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 427.
59.Proces-verbaal van bevindingen, p. 428.
60.Proces-verbaal van bevindingen, p. 429.
61.Proces-verbaal van bevindingen, p. 431.
62.Proces-verbaal van bevindingen, p. 434.
63.Proces-verbaal van bevindingen, p. 435.
64.Proces-verbaal van bevindingen, p. 436.
65.Proces-verbaal van bevindingen, p. 437.
66.Proces-verbaal van bevindingen, p. 445.
67.Proces-verbaal van bevindingen, p. 446.
68.Proces-verbaal van bevindingen, p. 447.