ECLI:NL:RBGEL:2020:997

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
05/219991-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door verwurging in echtelijke woning

Op 14 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 61-jarige man, die beschuldigd werd van de doodslag op zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op 11 september 2019 in hun woning in Ermelo zijn vrouw heeft gewurgd. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat er een ruzie was tussen hem en zijn vrouw, die escaleerde. Hij gaf aan dat hij in een vlaag van woede handelde en zich niet meer kon herinneren wat er precies gebeurde. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 11 jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte rade en sprak de verdachte vrij van moord. De rechtbank achtte echter doodslag wettig en overtuigend bewezen, gezien de verklaringen van de verdachte en de forensische bevindingen die bevestigden dat de dood van de vrouw het gevolg was van verwurging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 7 jaar op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, de leeftijd van de verdachte, en het feit dat hij berouw toonde. De rechtbank benadrukte de impact van de daad op de nabestaanden en de ernst van het gepleegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/219991-19
Datum uitspraak : 14 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd [detentieadres] .
raadsman: mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
17 december 2019 en 31 januari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegestane vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2019 te Ermelo [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk
[slachtoffer]
- met zijn, verdachtes, hand(en) bij de nek en/of keel en/of hals vastgepakt en/of
- ( vervolgens) (met kracht) de nek en/of keel en/of hals van [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgehouden en/of
- haar neus en/of mond dichtgehouden
waardoor [slachtoffer] is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 september 2019 te Ermelo [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer]
- met zijn, verdachtes, hand(en) bij de nek en/of keel en/of hals vastgepakt en/of
- ( vervolgens) (met kracht) de nek en/of keel en/of hals van [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgehouden
- haar neus en/of mond dichtgehouden
waardoor [slachtoffer] is overleden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte tevoren gepland had om het slachtoffer om het leven te brengen. Alles wijst erop dat verdachte in een vlaag van woede heeft gehandeld. Er dient daarom vrijspraak te volgen van het primair ten laste gelegde feit (moord). Wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit, nu niet bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Beoordeling door de rechtbank
Op 11 september 2019 werd [slachtoffer] levenloos in haar woning in Ermelo aangetroffen. [2]
Het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn echtgenote met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. Dat verdachte planmatig of na (een moment van) kalm overleg heeft gehandeld is niet gebleken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Het subsidiair ten laste gelegde
Verdachte heeft verklaard dat zijn echtgenote en hij op 11 september 2019 in de echtelijke slaapkamer ruzie kregen. Zij scholden elkaar uit. Zijn vrouw sloeg hem in het gezicht waardoor bij hem, naar eigen zeggen, de stoppen doorsloegen. Hij is opgestaan van het bed en heeft haar vastgepakt. Verder is, zo heeft verdachte gesteld, zijn herinnering weg. Achteraf denkt hij dat hij haar bij de keel heeft gepakt omdat hij enige tijd later, toen zijn echtgenote inmiddels overleden was, zag dat zij vlekken in haar hals had. Hij heeft vervolgens de politie gebeld. [3] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij weet dat hij zijn echtgenote heeft gewurgd, maar dat hij het zich niet meer kan herinneren. [4]
Uit onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer is gebleken dat haar tongbeen en haar strottenhoofd waren gebroken. Ook werden in de hals van het slachtoffer bloeduitstortingen aangetroffen. De conclusie van de forensisch patholoog is dat het overlijden van
[slachtoffer] wordt verklaard als gevolg van uitwendig mechanisch samendrukkend geweld op de hals (verwurging) al of niet in combinatie met stomp botsend geweld op de hals. [5]
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte aansluit bij de bevindingen van het pathologisch onderzoek en concludeert dat er daarom sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde, de doodslag op [slachtoffer] , heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks11 september 2019 te Ermelo [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk [slachtoffer]
- met zijn, verdachtes, hand(en) bij de nek en/of keel en/of hals vastgepakt en
/of
- ( vervolgens) (met kracht) de nek en/of keel en/of hals van [slachtoffer] dichtgeknepen en/of dichtgehouden
- haar neus en/of mond dichtgehouden
waardoor [slachtoffer] is overleden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 11 jaar. Zij heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, het blanco strafblad van verdachte en de door de zoons van slachtoffer en verdachte uitgesproken hoop om hun vader in de toekomst nog wel bij zich te kunnen hebben.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte mee te wegen dat hij een blanco strafblad heeft, dat hij berouw heeft en dat ook toont en dat hij open en coöperatief is geweest bij het politieonderzoek. Daarnaast heeft de raadsman naar voren gebracht dat de kans op herhaling van een dergelijk strafbaar feit vrijwel is uit te sluiten en dat het ondergaan van detentie verdachte, gelet op zijn leeftijd, zwaarder zal vallen dan een gemiddelde gedetineerde.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 11 september 2019 zijn echtgenote in de echtelijke woning in Ermelo, een plek waar zij zich veilig mocht voelen, door verwurging om het leven gebracht. Hiermee heeft hij aan het slachtoffer het kostbaarste bezit, het leven dat nog voor haar lag, ontnomen. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat de moeder van hun volwassen zoons niet meer in leven is en dat de tweelingzus van zijn zwager niet meer leeft. Verdachte heeft de nabestaanden en andere dierbaren van het slachtoffer, in het bijzonder de drie volwassen zoons en de tweelingbroer van het slachtoffer, onherstelbaar en groot leed toegebracht waarmee zij de rest van hun leven geconfronteerd zullen blijven. De verklaringen van de zoons van het slachtoffer en van de broer van het slachtoffer, zoals voorgelezen ter terechtzitting, getuigen hiervan op indringende wijze.
Verdachte heeft met het plegen van deze doodslag één van de zwaarste misdrijven begaan die de Nederlandse strafwet kent.
Uit het oogpunt van normhandhaving en uit het oogpunt van vergelding volgt dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die rechtbanken en gerechtshoven in min of meer vergelijkbare gevallen hebben opgelegd.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport van 29 januari 2020, opgemaakt door [naam] , en een psychiatrisch rapport van 29 januari 2020, opgemaakt door [naam] . Uit deze rapporten komt, zakelijk weergegeven, naar voren dat bij verdachte geen sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Er is geen sprake van een vermindering van de toerekenbaarheid. De kans op herhaling van gewelddadig gedrag is volgens deze deskundigen laag.
De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen over en maakt die tot de hare. Zij is daarom van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde volledig aan verdachte kan worden toegerekend en dat de kans op herhaling van gewelddadig gedrag laag is.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank er verder rekening mee dat verdachte zich tijdens het politieonderzoek meewerkend heeft opgesteld. Ook aan het psychiatrisch en psychologisch onderzoek heeft verdachte meegewerkt. Verdachte is een schuldbewuste dader. Hij neemt verantwoordelijkheid voor zijn daad en toont berouw.
De rechtbank acht van belang dat niet is gebleken dat verdachte eerder geweld gebruikte. Er is sprake geweest van een eenmalige, zij het zeer ernstige, geweldsuitbarsting. Ook verdachte zal moeten leven met de gedachte dat hij hiermee zijn echtgenote, de moeder van zijn zoons, en de tweelingzus van zijn zwager, om het leven heeft gebracht.
Tot slot neemt de rechtbank in haar afweging mee dat de zoons van verdachte, tijdens het ter zitting door hen uitgeoefende spreekrecht, naar voren hebben gebracht dat zij hun moeder erg missen en niets de daad van hun vader rechtvaardigt. Zij hebben daaraan toegevoegd dat zij vinden dat zij niet zijn gebaat bij het aan hem opleggen van een lange gevangenisstraf.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Raat, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Bruinsma-Visscher, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam] van de politie Oost Nederland, districtsrecherche Nood- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 201911151000.DOS (onderzoek Dali), gesloten op 4 december 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98 en 100.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 49 en 50.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2020.
5.Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, p. 654 en 657.