ECLI:NL:RBGEL:2020:899

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
C/05/364905
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 10 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene beroep heeft ingesteld tegen een door de burgemeester opgelegde crisismaatregel. Deze maatregel was op 9 januari 2020 opgelegd vanwege een acute crisissituatie waarin betrokkene zich bevond. Betrokkene, die vrijwillig in een instelling verbleef, betwistte de noodzaak van de crisismaatregel en stelde dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel was. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2020 zijn zowel betrokkene als deskundigen gehoord. De psychiater en klinisch psycholoog gaven aan dat er op 9 januari 2020 sprake was van oplopende spanning en suïcidale uitlatingen van betrokkene, wat leidde tot de aanvraag van de crisismaatregel. De rechtbank concludeerde dat er voldoende gronden waren voor de crisismaatregel, gezien de acute situatie en het risico op ernstig nadeel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat de wettelijke bepalingen in acht zijn genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/364905 / FA RK 20/74
Datum uitspraak: 10 februari 2020
beroep tegen een crisismaatregel
Beschikking van 10 februari 2020naar aanleiding van het beroep ex artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) tegen een crisismaatregel, ten aanzien van:
[naam betrokkene]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E. Klijn te Arnhem.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 januari 2020, heeft betrokkene beroep ingesteld tegen de door de burgemeester van de gemeente [plaats] op 9 januari 2020 jegens haar opgelegde crisismaatregel.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beslissing van de burgemeester tot oplegging van de crisismaatregel van
9 januari 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 januari 2020, in het gebouw van Pro Persona, locatie de Riethorst te Ede.
1.4.
Daarbij waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam 1], als psychiater verbonden aan Pro Persona;
- [naam 2], als klinisch psycholoog verbonden aan Pro Persona.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de burgemeester om een crisismaatregel op te leggen. De reden voor dit beroep is dat betrokkene meent dat er geen gronden waren voor de crisismaatregel. Volgens haar was er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, geen gerechtvaardigd vermoeden van dreigend ernstig nadeel, geen ernstig dreigend nadeel dat met de maatregel kon worden weggenomen, geen dermate ernstig situatie dat een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht en geen sprake van verzet ex art. 1:4 Wvggz tegen zorgverlening.
2.2.
Door en namens betrokkene is schriftelijk aangevoerd en ter zitting toegelicht dat betrokkene vrijwillig in de instelling verbleef en niet de intentie had om zich aan de zorg te onttrekken. Betrokkene heeft aangegeven dat zij overmatig medicatie gebruikt, met het doel zichzelf te sederen om escalaties en impulsen te voorkomen. Volgens betrokkene heeft zij een doodswens, maar is zij niet suïcidaal. Er was volgens haar sprake van een kleine crisis die werd veroorzaakt door foutieve medicatie, dan wel door de plaatsing in de niet-passende kliniek. Ook heeft betrokkene aangegeven dat, in tegenstelling tot wat in de beschikking van de burgemeester genoemd staat, er geen contact met haar is gezocht om haar te horen en haar niet is gevraagd toestemming te geven haar gegevens met de patiëntenvertrouwenspersoon (PVP) te delen.
2.3.
Door de betrokken psychiater is ter zitting uitgelegd dat er al enkele dagen sprake was van oplopende spanning bij betrokkene. Betrokkene gaf in een gesprek aan dat zij dood wilde. De instelling is van haar doodswens op de hoogte en heeft daar ook respect voor. Op 9 januari 2020 leek deze chronische wens echter een acute wens te worden en gaf betrokkene aan dat zij weg wilde uit de instelling, omdat zij niet op de afdeling suïcide wilde plegen. De opgelopen spanning, de suïcidale uitlatingen en de overdosering van betrokkene die door de instelling anders werd begrepen dan hoe betrokkene het blijkbaar voelt, heeft ertoe geleid dat de psychiater een onafhankelijke verklaring van een andere psychiater heeft gevraagd. Zij kwam tot hetzelfde oordeel en toen is de crisismachtiging aangevraagd en afgegeven.
2.4.
De klinisch psycholoog heeft bevestigd dat er op 9 januari 2020 bij betrokkene sprake was van veel spanning. Er is geprobeerd betrokkene rustig te krijgen en afspraken met haar te maken, maar zij gaf meermaals aan dat zij weg wilde en antwoordde bevestigend op de vraag of zij zichzelf dan van het leven zou gaan beroven. De instelling is op de hoogte van haar doodswens en weet van haar overmatige medicatiegebruik. Desondanks was op 9 januari 2020 sprake van een volledig andere situatie die het nodig maakte om de crisismaatregel aan te vragen.
2.5.
De rechtbank begrijpt dat er enkele dagen voordat de crisismaatregel is afgegeven, sprake is geweest van een moment waarop betrokkene grote hoeveelheden medicatie heeft gebruikt. Volgens betrokkene heeft zij toen niet meer medicatie ingenomen dan dat zij op andere dagen doet. De instelling heeft vanwege hun zorgen op dat moment betrokkene laten controleren in het ziekenhuis. De dagen erna is volgens de instelling de spanning opgelopen, waarna op 9 januari 2020 betrokkene meermaals aangaf van de afdeling weg te willen om zichzelf van het leven te beroven. Betrokkene ontkent dat dit het geval is en geeft aan zichzelf niet van het leven te zullen beroven zolang haar vader nog in leven is.
2.6.
De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er op 9 januari 2020 sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, en een ernstig vermoeden dat dit nadeel werd veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis van betrokkene. Eveneens is gebleken dat het ernstig nadeel enkel door een crisismaatregel kon worden weggenomen, en dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. Immers, ondanks dat betrokkene al langere tijd in behandeling is bij Pro Persona en het feit dat de instelling wetenschap heeft van haar overmatige medicatiegebruik en haar chronische doodswens, heeft de instelling op 9 januari 2020 gemeend dat er sprake was van een acute crisissituatie die het nodig maakte dat een crisismaatregel moest worden aangevraagd. Betrokkene heeft een aantal dagen voor de crisissituatie dusdanig veel medicatie ingenomen dat de instelling het nodig vond haar te laten onderzoeken en betrokkene heeft op 9 januari 2020 meerdere keren aangegeven weg te willen om zichzelf van het leven te beroven. De rechtbank is daarom van oordeel dat de instelling op dat moment in redelijkheid heeft kunnen denken dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, dat zonder een crisismaatregel niet zou kunnen worden weggenomen. Het feit dat betrokkene aangeeft dat dit haar bedoeling niet is geweest, maakt dat niet anders.
2.7.
Betrokkene heeft ook aangevoerd dat de beschikking van de burgemeester ten onrechte bij punt 5 vermeldt dat er meerdere pogingen zijn ondernomen om haar te horen, nu zij niet is gehoord, en dat zij geen toestemming heeft gegeven haar gegevens te delen met de PVP, nu haar dat niet is gevraagd en zij al contact had met de PVP.
2.8.
De rechtbank overweegt dat uit het Episodejournaal van de opname van betrokkene op 9 januari 2020 blijkt dat op 16:03 uur, 16:05 uur en 16:06 uur “Start Horen Betrokkene” door de Nationale Hoorservice is ingevoerd. Hieruit blijkt voldoende dat is gepoogd contact op te nemen met betrokkene met het doel haar te horen en dat dit niet is gelukt. Het feit dat betrokkene niet bereikbaar was om gehoord te worden, maakt dat zij ook geen toestemming heeft kunnen geven haar gegevens met de PVP te delen, erin resulterend dat in de beschikking van de burgemeester logischerwijs is aangegeven dat betrokkene daarvoor geen toestemming heeft verleend. Ook dit maakt derhalve niet dat de rechtbank van oordeel is dat het beroep gegrond verklaard dient te worden.
2.9.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn bij het afgeven van de crisismaatregel de wettelijke bepalingen in acht genomen.
2.10.
Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 9 januari 2020 ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van der Linde, rechter, in tegenwoordigheid van [naam griffier] als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.