In de uitspraak van 11 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland, enkelvoudige kamer, geoordeeld over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag is afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat de Italiaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen tekortschieten, en dat hij bij terugkeer naar Italië een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling, in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze in grote lijnen overeenkomen met de eerder ingediende zienswijze. Verweerder heeft in het bestreden besluit uitvoerig op deze gronden gereageerd. Aangezien eiser in beroep geen nieuwe argumenten heeft aangedragen en niet heeft uitgelegd waarom de motivering van het bestreden besluit onjuist zou zijn, heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepsgronden niet slagen. Het beroep is kennelijk ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na bekendmaking.