ECLI:NL:RBGEL:2020:840

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
05/740497-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan afpersing en diefstal met geweld

Op 5 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan afpersing en diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 maart 2018 in Zevenaar, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft bedreigd en gedwongen om geld en een jas af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict door het maken van plannen en het aansteken van geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal, waarbij het geweld werd gepleegd door meerdere personen. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een werkstraf van 200 uur opgelegd. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, schadevergoeding toegewezen van € 3.068,89, inclusief immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740497-18
Datum uitspraak : 5 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. B. Hartman, advocaat te Duivendrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 maart 2018, te Zevenaar, aan de Bachstraat, in ieder geval op de openbare weg in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot afgifte van een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer] , in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'Je hebt 300 euro hier ermee' en/of 'geef hier die 300 euro nu, ik weet dat je het hebt, geef het nu', althans woorden van soortelijke aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer] bij de kraag van zijn jas heeft/hebben gepakt en/of
-die [slachtoffer] twee, althans een of meer klappen/stompen in het gezicht heeft/hebben gegeven en/of
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'geef hier die jas, nu'.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 maart 2018 bevond aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) zich op de Bachstraat in Zevenaar. Een aantal personen kwam op hem afgelopen met de bedoeling om geld van hem af te pakken. Aangever is een aantal keer in zijn gezicht geslagen of gestompt, waardoor hij letsel heeft opgelopen. De daders hebben zijn portemonnee met inhoud, waaronder een geldbedrag van ongeveer € 300,-, en zijn jas meegenomen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De verdediging is van oordeel dat voor het bewijs dient te worden uit gegaan van de verklaring van verdachte. Zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 4] en de verklaring van aangever. Aan deze verklaringen komt volgens de verdediging bijzondere bewijswaarde toe, in tegenstelling tot de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Verdachte heeft in de auto gezeten op het moment dat er is gesproken over het beroven van aangever, hij is (kennelijk) meegegaan in de auto, en rond het moment van de straatroof is hij mogelijk zelfs even uit de auto geweest zonder de straatroof daarbij op enigerlei wijze numeriek te ondersteunen. De verdediging is van mening dat daarmee geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering tussen verdachte en de anderen. Voorts is volgens de verdediging geen sprake van een grotere rol in de voorbereiding en kan zijn handelen achteraf niet een voldoende bijdrage opleveren. Verdachte dient om die reden van het tenlastegelegde medeplegen te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft verklaard dat twee of drie personen uit een auto stapten. Eén van de personen had blond haar. [3] Deze blonde persoon liep op hem af en riep direct: “Je hebt € 300,-, hier ermee”. Hij pakte aangever aan de voorzijde van zijn jas bij zijn kraag vast en gaf aangever een klap op zijn gezicht. Hierdoor had aangever een aantal tanden door zijn bovenlip. De blonde jongen riep vervolgens: “Geef hier die € 300,- nu, ik weet dat je het hebt. Geef het NU!”. Daarop gaf aangever zijn portemonnee met daarin pasjes en € 300,- aan de blonde jongen af. De blonde jongen gaf de portemonnee af aan een andere jongen, die ermee wegliep naar de auto. Vervolgens hoorde aangever de blonde jongen roepen: “Geef hier die jas, nu”. Aangever wilde de jas niet geven en probeerde langs de jongen te lopen. Hij kreeg toen opnieuw een klap in zijn gezicht van de jongen, ditmaal op zijn oog. De jas is ook van aangever afgenomen. Aangever had eerder die nacht € 300,- van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) gekregen. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij in de nacht van 3 maart 2018 samen met aangever in Zevenaar liep. Toen zij in de Bachstraat liepen, sprongen er drie mannen uit een auto. Zij stormden direct op aangever af. Zij schreeuwden tegen aangever: “€ 300,- nu, nu, we weten dat je het hebt”. Ondertussen werd aangever door de mannen vastgepakt en meermalen op zijn gezicht geslagen. Aangever gaf daarop zijn portemonnee aan één van hen. [5] Eén van de mannen schreeuwde toen dat ze zijn jas wilden hebben: “Ik wil je jas, ook je jas”. Aangever kreeg vervolgens weer een klap op zijn gezicht. Daarop begon hij zijn jas uit te trekken, waarbij hij werd ‘geholpen’ door de mannen. Zij trokken met kracht aan de jas van aangever. Nadat zij de jas hadden, zijn zij naar de BMW terug gerend en weggereden. [6]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2018 met [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] in een auto zat. [7] Hij was door [verdachte] opgehaald in zijn zwarte BMW 3-serie. [8] Ze zaten te bedenken hoe ze geld moesten maken. [9] [verdachte] vertelde de rest dat [medeverdachte 1] een tip had dat hij aangever € 300,- had gegeven en dat zij dat geld makkelijk konden afpakken. Ze gingen er toen samen over praten hoe ze dat gingen doen. [verdachte] had het idee om aangever de auto in te trekken, zodat hij de auto niet goed zou kunnen zien. [medeverdachte 4] en hij, [medeverdachte 2] , zeiden dat ze dat niet moesten doen en het eerst moesten proberen met dreigen en onder druk zetten. Ze hebben [medeverdachte 1] opgehaald, zijn naar een parkeerplaats gereden, hebben geparkeerd en toen verder gepraat over hoe ze het zouden aanpakken. [medeverdachte 1] liet een foto zien van aangever via Instagram. [verdachte] , [medeverdachte 4] en hij vroegen [medeverdachte 1] om een foto te laten zien van aangever, omdat ze aangever niet kenden. [verdachte] kwam met het idee om de telefoon van aangever af te pakken, zodat hij niemand kon bellen. [10] Zij werden door [medeverdachte 1] geïnformeerd over de route die aangever naar huis liep en over zijn adres. [11] [medeverdachte 1] was uiteindelijk te bang om mee te gaan en is weggegaan. [12] [verdachte] zei dat het geld gedeeld zou worden met degene die er daadwerkelijk bij waren en dat [medeverdachte 1] niets zou krijgen. [13]
Toen zij aangever zagen, zijn [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 4] uitgestapt. [verdachte] zei tegen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] dat ze hun capuchon op moesten doen en de kraag om hoog moesten trekken. Ze liepen toen op aangever af. Tegen aangever werd gezegd: “Geef je portemonnee (...)”. [medeverdachte 2] zei toen tegen aangever: “Ja, je hebt € 300,-”. Aangever probeerde weg te rennen. [medeverdachte 4] en hij renden als reactie meteen achter aangever aan. Hij kon aangever net bij zijn arm pakken. Toen aangever omdraaide, vloog [medeverdachte 4] over zijn, [medeverdachte 2] , schouder en begon meteen aangever te slaan. [14] [medeverdachte 4] zou in principe niet slaan, dat was de afspraak, maar [verdachte] had de hele tijd die avond gezegd dat ze moesten slaan als ze een man waren. [15]
Eén van hen is terug naar de auto gerend en heeft daar de portemonnee gelegd. [medeverdachte 2] riep tegen aangever: “Geef me je jas” en hij gaf hem toen één klap. Aangever deed één arm uit zijn jas en [medeverdachte 2] trok de jas van de andere arm af. Daarna rende [medeverdachte 2] terug naar de auto en reden zij weg. [16] Ze zijn daarna in Duitsland naar het tankstation gegaan. Daar heeft [verdachte] van het geld getankt voor 60 euro en een fles Red Label en red cups gehaald. De pasjes en de portemonnee had [verdachte] uit het raam gegooid. [verdachte] had [medeverdachte 2] € 50,- gegeven, de rest van het geld had [verdachte] gehouden. De volgende dag hebben ze van het geld gegeten in een Turks restaurant. [17] Over de jas hadden ze van tevoren afgesproken dat [medeverdachte 2] de jas zou pakken voor [verdachte] en dat ze het geld van de verkoop samen zouden delen. [medeverdachte 2] vertrouwde er later echter niet op dat verdachte de jas zou verkopen en het geld zou delen. De jas had hij uiteindelijk wel aan [verdachte] meegegeven. [18]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2018 samen met [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] was. Toen zij in Didam waren, belde [verdachte] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vertelde [verdachte] dat aangever geld op zak zou hebben en hoe laat [medeverdachte 1] naar huis zou gaan lopen. Ze hebben toen [medeverdachte 1] opgehaald. [medeverdachte 1] wist de weg en vertelde letterlijk hoe ze moesten rijden: “van hier links en hier rechts enzo”. Ze kwamen op een parkeerplaats uit, waarvan [medeverdachte 1] zei dat ze daar moesten gaan staan. [medeverdachte 1] was uiteindelijk te bang om mee te gaan en is weggegaan. [19]
[medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat aangever en een andere jongen kwamen aanlopen vanuit de Schubertstraat. [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] liepen via het grasveld van de Bachstraat naar de Schubertstraat. [20] [verdachte] liep na het uitstappen voorop, met daarachter [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . In de auto hoorde hij (later) dat [medeverdachte 4] als eerste geslagen had en dat de andere jongens hadden lopen duwen en trekken en de jas hadden uitgetrokken. Hij had gezien dat ze alle drie met aangever bezig waren. Hij verklaarde verder dat [medeverdachte 4] het mooi vond om in de auto te vertellen dat hij meteen de eerste klap had gegeven. [21]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij wist dat de straatroof ging plaatsvinden. Ze wilden snel geld maken. Er was besproken dat ze het geld van aangever wilden pakken. [22] Ze zouden hem op straat pakken, maar hem niet helemaal ‘total loss’ slaan. [23]
Met betrekking tot de gang van zaken op 3 maart 2018 oordeelt de rechtbank als volgt. De lezingen over hoe de jas en de portemonnee in handen van verdachte en zijn medeverdachten terecht zijn gekomen, lopen qua details uiteen. De rechtbank realiseert zich dat er sprake is geweest van een chaotische situatie tijdens de overval, waarbij het voor aangever lastig moet zijn geweest alle details te reconstrueren. Om die reden gaat de rechtbank uit van de verklaringen van de getuige [getuige] en van [medeverdachte 2] over de wijze waarop [medeverdachte 2] de jas van aangever in handen heeft gekregen. Zij verklaren dat [medeverdachte 2] de jas bij aangever heeft uitgetrokken en afgepakt, zodat ten aanzien van de jas sprake is van diefstal met geweld.
Voor wat betreft de wijze van ontvreemding van de portemonnee van aangever, gaat de rechtbank uit van de verklaringen van aangever en de getuige [getuige] , die op dit punt namelijk eensluidend zijn. Zij verklaren duidelijk dat aangever zijn portemonnee aan de blonde jongen heeft afgegeven, nadat geweld op hem was toegepast door de daders, zodat ten aanzien van de portemonnee sprake is van afpersing.
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt ten aanzien van de rol van verdachte het volgende. Verdachte heeft [medeverdachte 1] gebeld die hem de tip gaf over het geld. Vervolgens heeft hij met de andere aanwezigen in de auto daarover gesproken. Verdachte heeft zijn auto ter beschikking gesteld om allereerst [medeverdachte 1] op te halen, en later om naar aangever te rijden. Verdachte was voorts aanwezig bij het maken van de plannen in de auto over het afpakken van het geld en over het uit te oefenen geweld. Hij gaf de medeverdachte aanwijzingen, waaronder dat zij een muts moesten op doen of de kraag hoog trekken. Hij heeft de medeverdachten opgejut tot het gebruiken van geweld. Hij is uit de auto gestapt en naar aangever toegelopen. Daarmee heeft hij een numeriek overwicht gecreëerd. Hij is met de anderen terug in de auto gestapt en is als bestuurder weggereden. Hij heeft de buit (portemonnee) bekeken, heeft de auto volgetankt en dit betaald met het afgeperste geld en heeft samen met de anderen de buit verder uitgegeven aan drank en een ontbijt.
Daarmee staat volgens de rechtbank vast dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met de andere verdachten.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op de beroving van het geld met geweld: hij maakte samen met de anderen de plannen over het pakken van het geld en het te gebruiken geweld, hij jutte de anderen op om geweld te gebruiken, hij was erbij en hij heeft meegedeeld in de buit. Verdachte heeft volgens de rechtbank ook opzet gehad op de diefstal van de jas: afgesproken was dat [medeverdachte 2] de jas zou afpakken en dat hij en verdachte het geld zouden delen. [medeverdachte 2] heeft de jas ook aan verdachte meegegeven.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks3 maart 2018, te Zevenaar, aan de Bachstraat,
in ieder geval op de openbare weg in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld[slachtoffer] heeft
/hebbengedwongen tot afgifte van een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro)
en/of een jas, in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer] ,
in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en
/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
/hebbenweggenomen
een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/ofeen jas, in elk geval enig goed, die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond
(en)dat hij,
verdachteen/of zijn mededaders
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'Je hebt 300 euro hier ermee' en/of 'geef hier die 300 euro nu, ik weet dat je het hebt, geef het nu', althans woorden van soortelijke aard en/of strekking en
/of
-die [slachtoffer] bij de kraag van zijn jas heeft/hebben gepakt en
/of
-die [slachtoffer]
twee, althans een ofmeer klappen/stompen in het gezicht heeft/hebben gegeven en
/of
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'geef hier die jas, nu'.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Hij heeft verder geëist dat aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer] wordt opgelegd voor de duur van 2 jaren, waarbij 1 (één) week hechtenis per overtreding van het contactverbod ten uitvoer wordt gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zijn leven op dit moment goed op de rit heeft. Hij woont samen met zijn vriendin, volgt een HBO opleiding en verdient zijn inkomen met bijbaantjes. De verdediging heeft verzocht bij een bewezenverklaring, gelet op zijn geringe aandeel en zijn huidige leefomstandigheden, te volstaan met een werkstraf, zo nodig in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 11 december 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 10 oktober 2019.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof. Het plan tot beroving kwam tot stand nadat een van de medeverdachten aan de anderen had laten weten dat hij aan het slachtoffer een bedrag van € 300,- had gegeven in verband met een openstaande schuld. Verdachte heeft met twee medeverdachten het slachtoffer op straat dreigend benaderd en op dwingende wijze gevraagd om het geldbedrag van € 300,-. Nadat het slachtoffer probeerde weg te rennen, werd hij geslagen en moest hij zijn portemonnee afstaan. Het afpersen van het geld was niet genoeg, vervolgens werd zijn (parajumper) jas met geweld van hem afgenomen.
De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort berovingen nog lange tijd gevoelens van angst houden en daarvan veel hinder ondervinden in hun dagelijks leven. Dit is ook wel gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft sinds het gebeuren nachtmerries en voelt zich niet meer veilig thuis. De mishandeling vond vlak voor zijn huis plaats. Ook heeft hij last van woede- en paniekaanvallen, verdriet en gevoelens van onmacht.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte, volgt dat verdachte in de vijf jaren voor het bewezenverklaarde feit eerder is veroordeeld voor onder meer een vermogensdelict, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank neemt dit in het nadeel van verdachte mee.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de reclassering geen inschatting heeft kunnen maken van het recidiverisico, gelet op de ontkennende houding van verdachte. De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit in principe een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Zij zal hier, gelet op het tijdsverloop van de zaak en voorts gelet op de omstandigheid dat verdachte zijn leven op dit moment goed op de rit heeft, van afwijken. De rechtbank is echter wel van mening dat verdachte, gelet op zijn strafblad, een flinke stok achter de deur nodig heeft, om in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden. Daarnaast legt de rechtbank een werkstraf voor de duur van 200 uur op.
De rechtbank zal het verzoek tot het opleggen van een contactverbod met [slachtoffer] afwijzen, nu zij van oordeel is dat het verzoek onvoldoende onderbouwd is.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.537,49, bestaande uit € 9.537,49 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geadviseerd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 3.112,49 toe te wijzen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden vastgesteld op € 2.000,- en het overige deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De gevorderde (materiële) schade die gerelateerd is aan de opgelopen studievertraging is te ingewikkeld en levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. Hij heeft geadviseerd de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de immateriële schade te matigen tot € 2.000,-. Ten aanzien van de materiële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde studievertragingskosten dienen te worden afgewezen, nu er geen sprake is van een vertraging bij het betreden van de arbeidsmarkt. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij in dat deel van haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering te belastend is voor het strafprocesrecht. De vordering is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd (de causaliteit blijkt onvoldoende uit de vordering) en de gevorderde schade is nog niet geleden, maar betreft mogelijk toekomstige schade.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 3.068,89 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
€ 49,17
tandartskosten
€ 347,22
eigen risico in verband met de behandeling bij de psycholoog
€ 250,-
jas Parajumper
€ 300,-
gestolen geld
€ 15,60
reiskosten politiebureau
€ 104,-
reiskosten psycholoog
€ 2,90
parkeerkosten psycholoog
€ 2.000,-
immateriële schade
€ 3.068,89
totale schade
Wat betreft de gevorderde schade voor de opgelopen studievertraging, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank maakt gebruik van zijn schattingsbevoegdheid en bepaalt dat, gelet op hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, de immateriële schade van de benadeelde partij gewaardeerd moet worden op € 2.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding, bestaande uit reis- en parkeerkosten die hij heeft gemaakt voor het bezoeken van Slachtofferhulp Nederland en zijn advocaat. Het door hem gevorderde bedrag van € 43,60 zal de rechtbank toewijzen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij [slachtoffer] .
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 3 maart 2018.
Nu de afpersing door meerdere verdachten is gepleegd, zal de rechtbank de vordering met betrekking tot bovengenoemd bedrag hoofdelijk toewijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijddie op
drie jarenwordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tevens tot een
werkstrafgedurende
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

veroordeeltverdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 3.068,89 (drieduizend achtenzestig euro en negenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 43,60;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van de overige gevorderde schade
niet-ontvankelijk;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 3.068,89 (drieduizend achtenzestig euro en negenentachtig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 40 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2020.
mr. M.A. van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018094057, onderzoek ON4R018046 COMP, gesloten op 25 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 190 en 191; een schriftelijk bescheid zijnde een fotobijlage bij de aangifte, p. 195 t/m 198.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 190.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 191.
5.Proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 231.
6.Proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 232.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 33.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 37.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 33.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 37.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 33.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 66.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 34.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 34.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 39.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 34.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 40.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 40.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 66.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 66.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 67.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 155.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 156.