ECLI:NL:RBGEL:2020:7666

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
NL19-1810
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake garantiebepaling en exoneratiebeding in koopovereenkomst van zeiljacht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de eisers, die een zeiljacht hebben gekocht, en de verweerder, die als verkoper optreedt. De eisers vorderen vrijwaring van de verweerder voor eventuele aanspraken omtrent invoerrechten en omzetbelasting die voortvloeien uit de aankoop van het jacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst een vrijwaring bevatte voor dergelijke aanspraken. De eisers stellen dat de door de verweerder verstrekte BTW-documenten niet voldoende zijn om aan te tonen dat de BTW over het jacht is betaald. De rechtbank oordeelt dat de verweerder gehouden is om de eisers te vrijwaren voor toekomstige belastingclaims, aangezien de eisers van plan zijn om met het jacht internationale reizen te maken. De rechtbank wijst de vordering van de eisers tot vrijwaring toe, maar wijst andere vorderingen af, waaronder de vordering tot het verstrekken van aanvullende documenten en de vordering tot schadevergoeding. In de vrijwaringszaak wordt de vordering van de verweerder afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van opzet of grove schuld van de zijde van de verweerder. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

VOORBLAD
Rechtbank Gelderland
Zaaknummer: NL19.1810
[eisers in hoofdzaak] tegen [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring]
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 25 maart 2020
vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 25 maart 2020
in de zaak met zaaknummer: NL19.1810 van

1.[eiser 1 in hoofdzaak] ,wonende te [woonplaats] ,2. [eiser 2 in hoofdzaak] ,wonende te [woonplaats] ,eisers, hierna samen te noemen: [eisers in hoofdzaak] ,advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam,

tegen
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder, hierna te noemen: [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] ,
advocaat mr. H.J. Ligtenbarg te Velp Gld,
en in de zaak NL19.15638 van
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen: [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] ,
advocaat mr. H.J. Ligtenbarg te Velp Gld,
tegen
[verweerder in vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder, hierna te noemen: [verweerder in vrijwaring] ,
advocaat mr. E.A.L. van Emden te 's-Gravenhage.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 4 juni 2019, gecorrigeerd op 19 juni 2019
- het verweerschrift
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 10 januari 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 24 september 2019
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 10 januari 2020.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

in de hoofdzaak

3.1.
[eisers in hoofdzaak] heeft van [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] een zeiljacht – de “ [naam zeiljacht] ” – gekocht voor
€ 410.000,00. In de koopovereenkomst van 28 september 2017 is vermeld dat de BTW over de [naam zeiljacht] is betaald, in welk verband in de overeenkomst de volgende vrijwaring is opgenomen:
3.2.
Verkoper levert het vaartuig in onvoorwaardelijke eigendom, vrij van hypotheken en beslagen en van inschrijvingen daarvan, vrij van invoerrechten en/of omzetbelasting en vrij van schulden en/of verplichtingen van welke aard dan ook. Terzake vrijwaart Verkoper Koper tegen alle aanspraken.
3.2.
Daarnaast is in de koopovereenkomst de volgende verwijzing naar een bijlage opgenomen:
Kopie originele factuur/btw verklaring
en is als onderdeel van artikel 3.1 opgenomen:
3.1.
Het vaartuig wordt geleverd met alle in aangehechte jachtspecificatie omschreven uitrusting en toebehoren en de bijbehorende scheepspapieren.
3.3.
De [naam zeiljacht] is op [datum] aan [eisers in hoofdzaak] geleverd. In verband met die levering is een (onderhandse) akte (“akte van levering”) opgemaakt waarin, voor zover hier van belang, het volgende is bepaald:
Bepalingen:
1. Bij ondertekening van deze overeenkomst vindt de feitelijke levering plaats van het object en wordt de sleutel en het vaartuig door Verkoper aan Koper ter beschikking gesteld, evenals alle bijbehorende papieren, waaronder BTW bewijs en handleidingen.
2. Het voormelde vaartuig met toebehoren is geleverd en aanvaard in de staat, waarin het zich op heden bevindt, welke aan partijen volkomen bekend wordt geacht en waarvan geen nadere omschrijving wordt verlangd.
3. Vanaf heden zijn de baten en lasten en het risico van het gekochte voor rekening van de Koper.
4. De Verkoper verklaart hiermede, dat het object niet is bezwaard met reparatieschulden en/of andere al of niet preferente schulden of rechten, dus geheel vrij en onbelast is verkocht.
5. (…)
3.4.
Bij de levering, en naar [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] stelt al bij de koopovereenkomst, is door
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] een door [naam leasemaatschappij] . uitgegeven
VAT CERTIFICATEen een
VAT / CUSTOMS Status Declaration for Leisure Yachtverstrekt. [naam leasemaatschappij] . is de leasemaatschappij waarvan [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] de [naam zeiljacht] middels een huurkoop-constructie in eigendom had verkregen. Het doel van de huurkoop-constructie was een lagere BTW-heffing dan anders, bij een gewone koop, zou worden opgelegd.
3.5.
In december 2017 is [eisers in hoofdzaak] met de [naam zeiljacht] van [plaatsnaam] naar [plaatsnaam] gevaren. In [plaatsnaam] is [eisers in hoofdzaak] aangesproken door de douane die veronderstelde dat de [naam zeiljacht] vanuit internationale wateren in de Europese Unie was gekomen, waardoor mogelijk sprake zou zijn van een heffingsmoment voor BTW en/of invoerrechten. Nadat het de douane duidelijk werd dat de [naam zeiljacht] niet van buiten de Europese Unie was gekomen, heeft zij [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] er nog wel op gewezen dat de onder 3.4. vermelde BTW-documenten niet toereikend zouden zijn voor het bewijs dat de BTW over de [naam zeiljacht] is betaald. Daarvoor zou een door een officiële belastingautoriteit van één van de lidstaten afgegeven verklaring nodig zijn. Concreet zou dat betekenen dat bij een invaren van buiten de Europese Unie alsnog – of wederom – de BTW zou zijn verschuldigd.
3.6.
Bij brief van 25 mei 2018 heeft [eisers in hoofdzaak] [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] over het voorgaande aangeschreven, waarop [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft geantwoord dat hij de over de door hem betaalde huur- en huurkooptermijnen verschuldigde BTW heeft afgedragen aan de Engelse belastingdienst, dat deze dienst niet verplicht is om daarover enige documentatie af te geven, maar dat de door hem verstrekte documenten (onder 3.4. vermeld) voldoende moeten zijn om als bewijs voor de belastingautoriteiten te dienen. Met dezelfde documenten zou hij ook niet eerder zelf, bij meerdere door hem gemaakte overzeese reizen met de [naam zeiljacht] , problemen hebben ondervonden.
3.7.
Bij brief van 7 december 2018 heeft de douane (Landelijk Team Jachten) naar aanleiding van de onder 3.5. vermelde douanecontrole van december 2017, het volgende aan (de advocaat van) [eisers in hoofdzaak] geschreven:
Wanneer het zeiljacht wel het douanegebied van de EU (12 mijlszone) was binnengekomen, had de douane moeten vaststellen of er met succes een beroep had kunnen worden gedaan op “Terugkerende Goederen”. De eis om aan deze voorwaarde te voldoen is dat er wordt aangetoond dat over het zeiljacht in een lidstaat van de EU de BTW is voldaan en niet is teruggevraagd. Met het als bijlage 2 (VAT [naam leasemaatschappij] …) bij u mail gevoegde bescheid kan dit niet. De NL douane accepteert dit bescheid niet als bewijs dat de BTW is betaald en niet is teruggevraagd.
In het geval dat het zeiljacht de EU had binnengekomen had er een heffingsmoment ontstaan. (…)
in de vrijwaringszaak
3.8.
[verweerder in vrijwaring] heeft als scheepsmakelaar [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] bijgestaan bij de verkoop van de [naam zeiljacht] aan, uiteindelijk, [eisers in hoofdzaak] Hij heeft de daarover met [eisers in hoofdzaak] gesloten koopovereenkomst en leveringsakte opgesteld, waaraan onder 3.1 – 3.3. wordt gerefereerd.
3.9.
Voorafgaand aan de verkoop aan [eisers in hoofdzaak] , is er tussen [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] en [verweerder in vrijwaring] de volgende, hierna deels geciteerde, e-mailwisseling geweest:
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] op 30 april 2014:
Bijgaand tref je de foto’s van de papieren die we hebben m.b.t. de BTW e.d.. Aangezien dit in de bemiddelingsovereenkomst een belangrijk punt is stuur ik je deze eerst even toe zodat je ze kan bekijken zodat we hier later geen discussie over kunnen krijgen.
[verweerder in vrijwaring] dezelfde dag, 30 april 2014, in antwoord daarop:
Helaas zijn in Nederland in vergelijking met andere EU landen een aantal zaken slecht geregeld. Er is geen plicht tot registratie, en vaak is de btw onduidelijk. Men denkt dan met een factuur te kunnen tonen dat btw betaald is maar alleen een factuur zegt natuurlijk niets. Jouw documenten zijn wel duidelijk en zullen zeker geen probleem opleveren.
3.10.
Naar aanleiding van een door [verweerder in vrijwaring] aan [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] gezonden concept-overeenkomst voor zijn bemiddeling hebben deze partijen elkaar het volgende geschreven.
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in een e-mail van 1 mei 2014:
Art. 4-7 de clausule m.b.t. de BTW verklaring. Wij hebben jou inmiddels al onze verklaring toegestuurd en je hebt al aangegeven dat dat geen probleem op zal leveren.
[verweerder in vrijwaring] in een e-mail van 1 mei 2014 in antwoord daarop:
4.7.
Akkoord wb de btw situatie
3.11.
Uiteindelijk hebben partijen een op 8 april 2014 gedateerde, maar kennelijk later door [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] ondertekende, bemiddelingsovereenkomst gesloten. In die overeenkomst is voor zover hier van belang het volgende bepaald:

1.Eigendom

(...)
Artikel 1.3
Verkoper verklaart dat de BTW over het jacht is betaald, en dit kan worden aangetoond door een BTW verklaring van de douane en/of de originele aankoopnota van het vaartuig waarop de BTW vermeld staat.
Aan voornoemd artikel 1.3. heeft [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] handgeschreven toegevoegd en, alleen door hem voor akkoord geparafeerd:
Zie mailwisseling 30-4-14 01-5-14
Daarnaast is uit de bemiddelingsovereenkomst het volgende van belang:

4.Courtage

(…)
Artikel 4.7
De verkoper is de volledige afgesproken courtage (zie art. 4.1) verschuldigd als een overeengekomen verkoop transactie niet door gaat wegens het ontbreken van de juiste eigendoms- en/of BTW papieren in art. 1.2 en 1.3 (…)

5.Aansprakelijkheid

(…)
Artikel 5.1
Verkoper kan [naam onderneming verweerder in vrijwaring](de eenmanszaak van [verweerder in vrijwaring] , rechtbank)
en/of haar medewerkers uitsluitend aansprakelijk stellen voor schade die het rechtstreekse gevolg is van door [naam onderneming verweerder in vrijwaring] en/of haar ondergeschikten toe te rekenen grove schuld of opzet.
Artikel 5.2
[naam onderneming verweerder in vrijwaring] en/of haar medewerkers is nimmer aansprakelijk voor de gevolgen van eventueel onjuist verstrekte en/of vermelde gegevens betreffende het vaartuig.

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
[eisers in hoofdzaak] vordert, samengevat, naast een incidentele vordering tot afgifte van of inzage in bewijzen van betaling van de BTW over de [naam zeiljacht] en adviezen van de financieel adviseur van [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] op grond waarvan de [naam zeiljacht] vrijgesteld zou zijn van BTW-verplichtingen, dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. voor recht verklaart dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] is gehouden [eisers in hoofdzaak] te vrijwaren op grond van de koopovereenkomst tegen aanspraken omtrent invoerrechten en/of omzetbelasting die jegens [eisers in hoofdzaak] ontstaan voor de [naam zeiljacht] ,
2a. [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] veroordeelt tot nakoming van de koopovereenkomst door
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] een geldig invoerdocument, dan wel geldige BTW verklaring van ofwel Her Majesty’s Revenue & Customs ofwel de Nederlandse belastingdienst te laten overleggen op straffe van een dwangsom en [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] te veroordelen tot betaling van een boete van € 41.000,00 op grond van artikel 5.1 van de koopovereenkomst, althans,
2b. voor recht verklaart dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en gehouden is aan [eisers in hoofdzaak] € 71.157,02 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf 19 juli 2018 (de datum dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in verzuim kwam in de nakoming van de koopovereenkomst) tot de dag der algehele voldoening en [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] te veroordelen tot betaling van € 41.000,00 ter hoogte van de contractuele boete uit artikel 5.1 van de koopovereenkomst, althans,
2c. de koopovereenkomst op grond van dwaling gedeeltelijk vernietigt en
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] veroordeelt tot betaling van € 71.157,02, ter vermindering van de prijs voor de [naam zeiljacht] , te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over dat bedrag vanaf 19 juli 2018 (de datum dat verweerder in verzuim kwam in de nakoming van de koopovereenkomst) tot de dag der algehele voldoening,
3. [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] veroordeelt tot betaling aan [eisers in hoofdzaak] van € 1.896,57, bij wijze van vergoeding van de buitengerechtelijke kosten,
4. [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] te veroordeelt tot betaling aan [eisers in hoofdzaak] van de kosten van het geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te dezen te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.
[eisers in hoofdzaak] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] hem op grond van de koopovereenkomst (artikel 3.2) dient te vrijwaren voor aanspraken met betrekking tot BTW en invoerrechten, voorts dat de door [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] verstrekte BTW-documenten niet afdoende zijn waardoor [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] hem primair alsnog de juiste documenten moet verstrekken, subsidiair dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het gemis daarvan en door het kennelijk niet betaald zijn van de BTW waarmee sprake is van non-conformiteit, meer subsidiair dat de overeenkomst op grond van dwaling gedeeltelijk moet worden vernietigd en de gevolgen daarvan moeten worden gewijzigd in die zin dat de koopprijs moet worden verminderd omdat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] hem had behoren in te lichten over de huurkoop-constructie waarmee [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] de [naam zeiljacht] ooit in eigendom heeft verkregen en hem erover had moeten informeren dat geen BTW was betaald en dat de overgelegde BTW-bewijzen niet afdoende waren. Bij een juiste voorstelling van zaken had hij de koop voor een lagere prijs gesloten. Het geleden nadeel – als schade dan wel als wijziging van de koopprijs – moet overeenkomstig het bedrag dat mogelijk nog aan de douane moet worden afgedragen worden gesteld op € 71.157,02, waarvan [eisers in hoofdzaak] van [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] betaling vordert.
4.3.
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, (nader) ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.5.
De vordering van [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] komt erop neer dat, naast een verklaring voor recht dat [verweerder in vrijwaring] is tekortgeschoten in de nakoming van de bemiddelingsovereenkomst en
[verweerder in vrijwaring] aansprakelijk is jegens [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] voor alle als gevolg daarvan door [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] geleden schade, [verweerder in vrijwaring] wordt veroordeeld om aan van [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] te betalen al hetgeen waartoe [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [verweerder in vrijwaring] in de kosten van de vrijwaringsprocedure.
4.6.
[verweerder in vrijwaring] voert verweer.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak

5.1.
In artikel 3.2. van de koopovereenkomst is bepaald dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] de [naam zeiljacht] vrij van invoerrechten en/of omzetbelasting aan [eisers in hoofdzaak] zou leveren. Daarvoor is in hetzelfde artikel een vrijwaring opgenomen. [eisers in hoofdzaak] wil onder meer een verklaring voor recht dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] hem op grond van de overeenkomst moet vrijwaren voor aanspraken omtrent invoerrechten en/of omzetbelasting die jegens hem ontstaan
(vordering 1).
5.2.
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] voert daartegen het verweer dat hij aan zijn leveringsverplichting heeft voldaan omdat ten tijde van de levering geen sprake was van een belastingclaim in die zin dat, naar de rechtbank begrijpt, er op dat moment geen sprake was van een opgelegde belastingaanslag. Volgens [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] volgt uit artikel 3.2. niet dat hij [eisers in hoofdzaak] ook voor toekomstige belastingclaims moet vrijwaren.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] daarin niet worden gevolgd. [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] was ermee bekend dat, zoals door hem niet is bestreden, [eisers in hoofdzaak] met de [naam zeiljacht] internationale reizen wilde maken. Om die reden is het van belang dat over de [naam zeiljacht] bewijsbaar omzetbelasting is betaald zodat [eisers in hoofdzaak] bij een terugkeer van een internationale reis niet nog invoerrechten is verschuldigd. Daarop sluit niet aan een vrijwaring die alleen betrekking heeft op vorderingen die op het moment van levering bestaan, immers zal een dergelijke claim voor invoerrechten (mogelijk) nu pas bij een terugkeer van een internationale reis, derhalve na levering, ontstaan. Een redelijke uitleg van de in artikel 3.2. opgenomen vrijwaring – een uitleg in de zin van artikel 6:248 lid 1 BW – is dan ook dat deze mede ziet op toekomstige belastingclaims.
5.4.
Aan dit oordeel doet niet af dat in de leveringsakte (onder 3) is bepaald dat vanaf de levering de baten en lasten en het risico voor rekening van koper komen. Uit deze bepaling volgt niet dat partijen daarmee, alsdan bij wijze van een nadere overeenkomst, de eerder in de koopovereenkomst overeengekomen vrijwaring teniet wilden doen gaan. Gelet op het duidelijk kenbare belang van [eisers in hoofdzaak] bij deze vrijwaring, had [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in redelijkheid niet uit deze bepaling in de leveringsakte kunnen begrijpen dat [eisers in hoofdzaak] daarmee de eerder met de koopovereenkomst bedongen vrijwaring wilde prijsgeven.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde verklaring voor recht, die erop ziet dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] [eisers in hoofdzaak] moet vrijwaren voor aanspraken omtrent invoerrechten en/of omzetbelasting die jegens [eisers in hoofdzaak] ontstaan voor de [naam zeiljacht] (vordering 1), zal worden toegewezen.
5.6.
Verder vordert [eisers in hoofdzaak] dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] een aantal door hem gepreciseerde douanedocumenten aan hem afgeeft (vordering 2a). [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft als verweer aangevoerd niet over andere documenten te beschikken dan die hij reeds bij de verkoop en/of levering aan [eisers in hoofdzaak] heeft verstrekt. Naar [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] onbestreden heeft aangevoerd, heeft hij met het oog op de onderhavige gerechtelijke procedure geprobeerd om naar de wens van [eisers in hoofdzaak] een Engelse douaneverklaring te verkrijgen, maar dat is hem niet gelukt.
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] over andere documenten beschikt of kan beschikken dan die hij reeds bij verkoop en levering van de [naam zeiljacht] heeft verstrekt. [eisers in hoofdzaak] heeft geen feiten gesteld waaruit zou kunnen blijken dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] nog over andere documenten zou beschikken. De door [eisers in hoofdzaak] bedoelde stukken kan [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] reeds daarom niet verstrekken. Dat leidt ertoe dat de daarop gerichte vordering (vordering 2a) zal worden afgewezen.
5.8.
Daarnaast vordert [eisers in hoofdzaak] dat voor recht wordt verklaard dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] is tekortgeschoten in de nakoming van (een verbintenis uit) de overeenkomst door aan hem geen geldig invoerdocument, dan wel geldige BTW-verklaring te verstrekken, waaronder kennelijk een verklaring van een (Engelse of Nederlandse) belastingautoriteit wordt verstaan, dat omzetbelasting is betaald, alsmede [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] is gehouden om € 71.157,02 aan hem te betalen (vordering onder 2b). Dat laatste onderdeel is door hem tijdens de mondelinge behandeling als een betalingsvordering geduid. Het bedrag waarvan [eisers in hoofdzaak] betaling vordert is het bedrag dat [eisers in hoofdzaak] , naar hij stelt, aan invoerrechten is verschuldigd bij terugkeer van een internationale reis.
5.9.
Bij de beoordeling van deze vordering komt het aan op de vraag of [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] ingevolge enige verbintenis uit de overeenkomst (koopovereenkomst en/of leveringsakte) de in de vordering genoemde documenten moest verstrekken. Artikel 3.1 van de koopovereenkomst verplicht tot levering van het schip en
bijbehorende scheepspapieren. In de overeenkomst is als bijlage vermeld
kopie originele factuur/btw verklaringen bij de levering zijn, blijkens de leveringsakte
alle bijbehorende papieren, waaronder BTW bewijsaan [eisers in hoofdzaak] afgegeven. [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft bij de levering, en naar hij stelt maar door [eisers in hoofdzaak] wordt bestreden al bij de koopovereenkomst, alle documenten afgegeven die hij had. Dat waren wat betreft de BTW de onder 3.4. vermelde verklaringen van [naam leasemaatschappij] . [eisers in hoofdzaak] heeft deze documenten bij de levering als voldoende geaccepteerd; hij heeft toen niet om andere documentatie gevraagd. Uit niets blijkt dat [eisers in hoofdzaak] rekende of mocht rekenen op een vermeende, op grond van de overeenkomst bestaande, aanspraak op een door een belastingautoriteit afgegeven BTW-verklaring, zoals hij thans vordert. Reeds daaruit volgt dat een BTW-verklaring zoals door [eisers in hoofdzaak] bedoeld, geen onderdeel is van de documenten die [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] op grond van de overeenkomst moest verstrekken. [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft derhalve aan zijn leveringsverplichting (van documenten) voldaan en van een in dit verband door [eisers in hoofdzaak] gestelde non-conformiteit is geen sprake. De conclusie uit het voorgaande is dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. De daarop gerichte verklaring van recht en/of betalingsvordering (vordering 2b) is daarom niet toewijsbaar.
5.10.
Voor de vorderingen gebaseerd op dwaling en, op die grond, een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst met een aanpassing van de koopprijs (vordering 2c), is vooreerst van belang of de mogelijke belastingheffing die [eisers in hoofdzaak] stelt, daadwerkelijk zal gaan plaatsvinden. Vooralsnog is daarvan geen sprake, reeds om reden dat [eisers in hoofdzaak] met de [naam zeiljacht] nog niet internationaal is gaan varen. [eisers in hoofdzaak] stelt echter dat zodra hij internationaal gaat varen en naar Nederland zal terugkeren, de douane zal gaan heffen. Die stelling grondt hij op de onder 3.7. vermelde brief van de douane. Het daaruit blijkende standpunt van de douane is dat alleen met een door een belastingautoriteit van een EU-land uitgegeven verklaring kan worden aangetoond dat de BTW al is betaald. Omdat een dergelijke verklaring voor de [naam zeiljacht] ontbreekt, zal, zo is in die brief vermeld, er in geval van een inreizen in Nederland een aanslag worden opgelegd die € 71.157,02 zal bedragen.
5.11.
Partijen twisten over de vraag of de door de douane gegeven informatie juist is. [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] stelt dat het bewijs van BTW-betaling ook op een andere wijze kan worden geleverd. Naar hij stelt, is er geen (wettelijke) regel op grond waarvan de douane een door een belastingautoriteit afgegeven verklaring als een bewijsvereiste kan stellen. Met de documenten die hij aan [eisers in hoofdzaak] heeft verstrekt – de onder 3.4. vermelde verklaringen van [naam leasemaatschappij] – heeft hij bij het inreizen in Nederland of andere landen nooit problemen ondervonden.
5.12.
Het oordeel hierover is als volgt. [eisers in hoofdzaak] heeft geen weerwoord gegeven op de stelling van [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] dat een door een belastingautoriteit afgegeven BTW-verklaring geen op de wet gegrond bewijsvereiste is. [eisers in hoofdzaak] heeft geen wet- en regelgeving aangevoerd waaruit dat zou kunnen volgen. Uit een enkele brief van de douane volgt niet dat in een voorkomend geval de douane daadwerkelijk invoerrechten zal gaan heffen en/of daarvoor een juridische grond bestaat. Of de douane zal gaan heffen zal uiteindelijk moeten blijken bij en na een inreizen in Nederland. Alsdan zal blijken of de door [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] verstrekte documenten alsnog naar genoegen van de douane zijn of dat er om een andere reden geen aanslag komt. En als er al een aanslag komt, zal moeten blijken, mogelijk in een daarop te voeren bezwaar- en beroepsprocedure, of daarvoor juridische grond bestaat. In ieder geval komt er geen aanslag zolang de [naam zeiljacht] de territoriale wateren niet verlaat.
5.13.
Nu niet kan worden vastgesteld of het ontbreken van een door een belastingautoriteit afgegeven BTW-verklaring tot het door [eisers in hoofdzaak] gestelde nadeel – een nadeel van € 71.157,02, zal leiden, is er geen aanleiding voor een dienovereenkomstige vermindering van de koopprijs. Op grond van artikel 6:230 BW kan de rechter op verlangen van een der partijen in plaats van de vernietiging uit te spreken, de gevolgen van de van de overeenkomst ter opheffing van dit nadeel wijzigen. Omdat van een door [eisers in hoofdzaak] gesteld nadeel vooralsnog niet is gebleken, is de vordering (vordering 2c) reeds daarom niet toewijsbaar.
5.14.
Met het voorgaande zou in het midden kunnen blijven of sprake is van een omstandigheid waarover [eisers in hoofdzaak] zou hebben gedwaald. Daarom alleen ten overvloede wordt in verband met het dwalingsverweer nog het volgende overwogen. Niet is gebleken dat de door [eisers in hoofdzaak] gestelde omstandigheid waarover hij heeft gedwaald – de omstandigheid dat de [naam zeiljacht] door [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] middels een huurkoop-constructie is verkregen – hem van het sluiten van de overeenkomst zou hebben afgehouden. [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft aangevoerd dat ook in geval van een huurkoop-constructie een door een belastingautoriteit af te geven BTW-verklaring kan worden verkregen, immers is er ook in dat geval BTW betaald, namelijk over de huurkooptermijnen. [eisers in hoofdzaak] heeft deze argumentatie niet weersproken. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat ook indien [eisers in hoofdzaak] bekend was met de huurkoopconstructie, hij de overeenkomst zou hebben gesloten zoals hij heeft gedaan. De werkelijke dwaling van [eisers in hoofdzaak] zal, naar de rechtbank aanneemt, daarin zitten dat de douane hem nu heeft laten weten dat alleen met een door een belastingautoriteit afgegeven BTW-verklaring een heffing van invoerrechten kan worden voorkomen. Die mededeling is echter een toekomstige omstandigheid waarvan niet duidelijk is of daarmee vooraf rekening kon worden gehouden en/of [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] daarvoor had kunnen en moeten waarschuwen. [eisers in hoofdzaak] kan ook daarom niet in zijn beroep op dwaling worden gevolgd.
5.15.
Met het voorgaande heeft [eisers in hoofdzaak] geen belang meer bij zijn incidentele vordering strekkende tot afgifte van of inzage in betalingsbewijzen waaruit van door [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] afgedragen BTW kan blijken, en door [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] verkregen adviezen waaruit zou volgen dat de [naam zeiljacht] is vrijgesteld van BTW-verplichtingen. De gevraagde informatie kan namelijk niet leiden tot een ander oordeel dan hiervoor gegeven. [eisers in hoofdzaak] heeft daarom geen belang bij deze informatie, althans niet ter onderbouwing van zijn stellingen in deze procedure, waartoe de beoordeling van deze vordering in het incident is beperkt.
5.16.
Nu de vorderingen maar voor een deel toewijsbaar zijn, is geen van de partijen aan te merken als overwegend in het (on)gelijk gestelde partij. Om die reden worden de kosten van de procedure, waaronder de kosten van het eerdere incident tot vrijwaring, gecompenseerd.
in de vrijwaringszaak
5.17.
Nu de vordering in de hoofdzaak deels zal worden toegewezen, wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling in de vrijwaring.
5.18.
De beoordeling is kort. Uit de overwegingen in de hoofdzaak volgt reeds dat niet op grond van een enkele brief van de douane, ervan kan worden uitgegaan dat een verklaring van een belastingautoriteit van een van de EU-landen nodig is om een invoerheffing bij een inreizen in Nederland te voorkomen. In zoverre een dergelijke heffing echter toch zou worden opgelegd omdat de documenten van de [naam zeiljacht] geen afdoende bewijs zouden zijn, is mogelijk sprake geweest van een verkeerde advisering door [verweerder in vrijwaring] , maar aan een oordeel daarover en een daaruit volgende aansprakelijkheid wordt niet toegekomen reeds door de in algemene voorwaarden van [verweerder in vrijwaring] opgenomen aansprakelijkheidsbeperking. Die komt erop neer dat iedere aansprakelijkheid is uitgesloten behoudens opzet of grove schuld. Een verkeerde advisering zoals gesteld, levert niet zonder meer opzet of grove schuld op. [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die grond geven om in dezen opzet of grove schuld aan te nemen.
5.19.
De vrijwaringsvordering wordt daarom afgewezen. Uit het voorgaande volgt ook dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] geen belang heeft bij een verklaring voor recht dat [verweerder in vrijwaring] zou zijn tekortgeschoten, zodat ook de daarop gerichte zelfstandige vordering niet toewijsbaar is.
5.20.
Dat leidt ertoe dat aan een beoordeling van de door [verweerder in vrijwaring] ingestelde incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv niet meer wordt toegekomen.
5.21.
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. Deze worden aan de zijde van [verweerder in vrijwaring] begroot op € 1.599,00 voor het griffierecht en € 2.148,00 (2 punten x tarief) aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
6.1.
verklaart voor recht dat [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] is gehouden [eisers in hoofdzaak] te vrijwaren op grond van de koopovereenkomst tegen aanspraken omtrent invoerrechten en/of omzetbelasting die jegens [eisers in hoofdzaak] ontstaan voor het jacht ‘ [naam zeiljacht] ’,
6.2.
wijst het meer of anders gevorderde af ,
6.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten daarvan draagt,
in de vrijwaringszaak
6.4.
wijst de vorderingen af,
6.5.
veroordeelt [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerder in vrijwaring] begroot op € 3.747,00,
6.6.
veroordeelt [verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] in de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten) die voor wat betreft het salaris voor de advocaat (het nasalaris) forfaitair worden berekend op
€ 157,00 zonder betekening, verhoogd met € 82,00 in geval van betekening in het geval
[verweerder in hoofdzaak/eiser in vrijwaring] niet binnen 14 dagen na daartoe te zijn aangeschreven aan dit vonnis heeft voldaan,
6.7.
verklaart het vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen onder 6.5. en 6.6. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2020.