Uitspraak
1.De procedure
2.De vordering en het verweer
3.De beoordeling
4.De beslissing
vrijdag 7 augustus 2020voor conclusie van repliek aan de zijde van [naam eiser] ;
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 10 juli 2020, vordert de eiser, vertegenwoordigd door LAVG Groningen, een bedrag van € 6.916,75 van de gedaagde, die wordt bijgestaan door mr. I. van Bekkum. De vordering is gebaseerd op de stelling dat de gedaagde de eiser heeft misleid met onjuiste informatie over de feiten en omstandigheden rondom een schadeclaim na een autobrand. De eiser stelt dat de schade die al is uitgekeerd niet voor vergoeding in aanmerking komt en beroept zich op artikel 15 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij niet de contractuele wederpartij van de eiser is en dat er geen sprake is van onjuiste informatie.
De procedure begon met een dagvaarding op 20 februari 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord op 8 mei 2020. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is dat de eiser bij conclusie van repliek reageert op de verweren van de gedaagde. De gedaagde krijgt vervolgens de gelegenheid om schriftelijk te reageren bij conclusie van dupliek. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere beslissingen en heeft op 7 augustus 2020 de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van repliek aan de zijde van de eiser.
De uitspraak van de kantonrechter is openbaar gemaakt en de verdere beslissingen zijn aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond. De betrokken partijen worden in de uitspraak aangeduid als eiser en gedaagde, waarbij de exacte namen niet zijn vermeld in het document.