ECLI:NL:RBGEL:2020:7208

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
8365309
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en misleiding bij schadevergoeding na autobrand

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 10 juli 2020, vordert de eiser, vertegenwoordigd door LAVG Groningen, een bedrag van € 6.916,75 van de gedaagde, die wordt bijgestaan door mr. I. van Bekkum. De vordering is gebaseerd op de stelling dat de gedaagde de eiser heeft misleid met onjuiste informatie over de feiten en omstandigheden rondom een schadeclaim na een autobrand. De eiser stelt dat de schade die al is uitgekeerd niet voor vergoeding in aanmerking komt en beroept zich op artikel 15 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij niet de contractuele wederpartij van de eiser is en dat er geen sprake is van onjuiste informatie.

De procedure begon met een dagvaarding op 20 februari 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord op 8 mei 2020. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is dat de eiser bij conclusie van repliek reageert op de verweren van de gedaagde. De gedaagde krijgt vervolgens de gelegenheid om schriftelijk te reageren bij conclusie van dupliek. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere beslissingen en heeft op 7 augustus 2020 de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van repliek aan de zijde van de eiser.

De uitspraak van de kantonrechter is openbaar gemaakt en de verdere beslissingen zijn aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond. De betrokken partijen worden in de uitspraak aangeduid als eiser en gedaagde, waarbij de exacte namen niet zijn vermeld in het document.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 8365309 \ CV EXPL 20-686 \ 42693 \ 636
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[naam eiser]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eisende partij
gemachtigde LAVG Groningen
tegen
[naam gedaagde]
wonende te [naam gedaagde]
gedaagde partij
gemachtigde mr. I. van Bekkum
Partijen worden hierna [naam eiser] en [naam gedaagde] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 februari 2020 met producties
- de conclusie van antwoord van 8 mei 2020.

2.De vordering en het verweer

2.1.
[naam eiser] vordert dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [naam gedaagde] zal veroordelen:
a. a) om aan haar het bedrag van € 6.916,75 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.666,25 vanaf 17 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
b) om aan haar de kosten van deze procedure te betalen.
2.2.
[naam eiser] legt aan haar vorderingen, kort samengevat, ten grondslag dat [naam gedaagde] haar heeft misleid met onjuiste informatie over de feiten en omstandigheden rondom zijn claim tot vergoeding van schade na een autobrand en dat de (al uitgekeerde) schade daarom niet voor vergoeding in aanmerking komt. Zij stelt daarom en op grond van artikel 15 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) recht te hebben op betaling door [naam gedaagde] aan haar van een bedrag van € 5.666,25 (€ 3.206,00 wegens de uitgekeerde schade en € 2.460,25 wegens onderzoekskosten). Ook is [naam gedaagde] ingevolge de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten € 658,31 aan haar verschuldigd, alsmede btw daarover van € 138,25 en wettelijke rente, tot 17 februari 2020 berekend op
€ 453,94, aldus [naam eiser] .
2.3.
[naam gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Ten eerste betwist hij dat [naam eiser] zijn contractuele wederpartij is, vervolgens betwist hij de juistheid van de gestelde grondslag van de vordering en ten slotte betwist hij op de hoogte te zijn geweest van gebreken aan de motor van de auto. Van het verstrekken van onjuiste informatie is volgens hem geen sprake geweest.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter acht het in dit geval aangewezen dat [naam eiser] , bij conclusie van repliek, nader zal reageren op de verweren in de conclusie van antwoord. Vervolgens krijgt [naam gedaagde] de gelegenheid om daar schriftelijk, bij conclusie van dupliek, op te reageren.
3.2.
Vervolgens zal de kantonrechter vonnis wijzen, tenzij een mondelinge behandeling alsnog wenselijk is.
3.3.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van
vrijdag 7 augustus 2020voor conclusie van repliek aan de zijde van [naam eiser] ;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op