In deze civiele procedure heeft de rechtbank Gelderland op 23 december 2020 een vonnis gewezen in een incident waarbij de eiseres, P.T. Strawberindo Lestari, een vennootschap naar Indonesisch recht, werd veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten. De gedaagden, waaronder De Weert Consultancy B.V. en Killiberry B.V., hadden op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gevorderd dat Strawberindo zekerheid zou stellen voor een bedrag van € 4.068,00. De rechtbank oordeelde dat Strawberindo, die geen woonplaats in Nederland heeft, verplicht was om zekerheid te stellen, tenzij er sprake was van uitzonderingen die in artikel 224 lid 2 Rv zijn genoemd. Strawberindo had niet aangetoond dat een van deze uitzonderingen van toepassing was.
De rechtbank overwoog dat de door Strawberindo aangeboden zekerheid, een storting op de derdenrekening van haar advocaat, niet voldeed aan de eisen van een onherroepelijke bankgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden geen genoegen konden nemen met de aangeboden zekerheid, omdat het onzeker was of zij zich daarop zonder moeite konden verhalen. De rechtbank wees de incidentele vordering toe en stelde dat Strawberindo binnen vier weken na de uitspraak de gevorderde zekerheid moest stellen.
Daarnaast werd Strawberindo veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van de gedaagden werden begroot op € 543,00. De hoofdzaak zal over vijf weken opnieuw op de rol komen voor uitlating van partijen over de daadwerkelijke zekerheidstelling. De rechtbank hield verdere beslissingen aan.