ECLI:NL:RBGEL:2020:7199

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
C/05/374297 / HA ZA 20-456
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot stellen van zekerheid voor proceskosten in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de rechtbank Gelderland op 23 december 2020 een vonnis gewezen in een incident waarbij de eiseres, P.T. Strawberindo Lestari, een vennootschap naar Indonesisch recht, werd veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten. De gedaagden, waaronder De Weert Consultancy B.V. en Killiberry B.V., hadden op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gevorderd dat Strawberindo zekerheid zou stellen voor een bedrag van € 4.068,00. De rechtbank oordeelde dat Strawberindo, die geen woonplaats in Nederland heeft, verplicht was om zekerheid te stellen, tenzij er sprake was van uitzonderingen die in artikel 224 lid 2 Rv zijn genoemd. Strawberindo had niet aangetoond dat een van deze uitzonderingen van toepassing was.

De rechtbank overwoog dat de door Strawberindo aangeboden zekerheid, een storting op de derdenrekening van haar advocaat, niet voldeed aan de eisen van een onherroepelijke bankgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden geen genoegen konden nemen met de aangeboden zekerheid, omdat het onzeker was of zij zich daarop zonder moeite konden verhalen. De rechtbank wees de incidentele vordering toe en stelde dat Strawberindo binnen vier weken na de uitspraak de gevorderde zekerheid moest stellen.

Daarnaast werd Strawberindo veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van de gedaagden werden begroot op € 543,00. De hoofdzaak zal over vijf weken opnieuw op de rol komen voor uitlating van partijen over de daadwerkelijke zekerheidstelling. De rechtbank hield verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/374297 / HA ZA 20-456
Vonnis in incident van 23 december 2020
in de zaak van
vennootschap naar Indonesisch recht
P.T. STRAWBERINDO LESTARI,
gevestigd te Jakarta (Indonesië),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B.D. Bos te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE WEERT CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Rossum, gemeente Maasdriel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KILLIBERRY B.V.,
gevestigd te Rossum, gemeente Maasdriel,
3. de vennootschap onder firma
KWEKERIJ DE WESTERBOUWING B.V.,
gevestigd te Rossum, gemeente Maasdriel,
4.
[Gedaagde sub 4],
wonende te Rossum, gemeente Maasdriel,
5.
[gedaagde sub 4] -DE KORT,
wonende te Rossum, gemeente Maasdriel,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. L. Koning te Haarlem.
Partijen zullen hierna Strawberindo en [gedaagden sub 4-5 c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten
  • de brief van 13 oktober 2020 namens Strawberindo
  • het bericht van de rolrechter van 14 oktober 2020
  • de akte uitlating zekerheidstelling
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagden sub 4-5 c.s.] vordert op de voet van artikel 224 Rv dat de rechtbank Strawberindo zal veroordelen om binnen vier weken na heden zekerheid te stellen voor een bedrag van € 4.068,00, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, door middel van afgifte aan [gedaagden sub 4-5 c.s.] van een onherroepelijke bankgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank, met veroordeling van Strawberindo in de proceskosten van dit incident.
2.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 224 lid 1 Rv is een eisende partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland op vordering van de wederpartij verplicht zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan hij zou kunnen worden veroordeeld, tenzij zich één van de uitzonderingen zoals vermeld in artikel 224 lid 2 aanhef en onder a tot en met d Rv voordoet. Strawberindo heeft niet aangevoerd dat dit laatste het geval is. Uitgangspunt is dan ook dat op Strawberindo een verplichting tot zekerheidstelling rust. Het geschil spitst zich nog toe op de vraag of een veroordeling tot zekerheidstelling achterwege moet blijven, omdat, zoals Strawberindo aanvoert, [gedaagden sub 4-5 c.s.] daarbij geen belang heeft nu Strawberindo de gevorderde zekerheid al heeft aangeboden.
2.3.
Uit de brief van 13 oktober 2020 volgt dat Strawberindo heeft bericht dat zij wil voldoen aan de zekerheidstelling voor een bedrag van € 4.068,00 middels het storten daarvan op de derdenrekening van de advocaat van Strawberindo. In de akte uitlating zekerheidstelling is door [gedaagden sub 4-5 c.s.] aangevoerd dat Strawberindo daarmee niet voldoet aan de gevorderde zekerheidstelling, omdat geen sprake is van de gevorderde onherroepelijke bankgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank. Voor het geval Strawberindo geen onherroepelijke bankgarantie van een Nederlandse bank zou kunnen stellen, kan [gedaagden sub 4-5 c.s.] wel instemmen met het stellen van zekerheid door storting van het hiervoor genoemde bedrag op de derdenrekening van de Stichting van de advocaat van Strawberindo, maar daar moeten volgens [gedaagden sub 4-5 c.s.] drie voorwaarden aan worden verbonden.
2.4.
De rechtbank oordeelt als volgt. Zoals [gedaagden sub 4-5 c.s.] terecht heeft betoogd, hoeft zij geen genoegen te nemen met een storting van een bedrag op de derdengeldrekening van de advocaat van Strawberindo, aangezien onzeker is of [gedaagden sub 4-5 c.s.] zich daar zonder moeite op zal kunnen verhalen en of dit bedrag nog beschikbaar is op het moment dat een eventuele proceskostenveroordeling wordt uitgesproken. Het verweer van Strawberindo dat zij al aan de zekerheidstelling heeft voldaan door een bedrag daarop te storten, kan dus niet slagen. Behoorlijke zekerheid is niet gesteld door Strawberindo, terwijl [gedaagden sub 4-5 c.s.] in de hoofdzaak een conclusie van antwoord dient te nemen en in dat verband proceskosten zal maken tot verhaal waarvan de verlangde zekerheid mede strekt. Bij deze stand van zaken kan daarom niet worden gezegd dat [gedaagden sub 4-5 c.s.] onnodig een incidentele vordering heeft ingesteld. Denkbaar is dat een partij misbruik maakt van recht door een incidentele vordering tot zekerheidstelling te handhaven, terwijl zij serieuze inspanningen van de wederpartij om de verlangde zekerheid te stellen frustreert, zoals Strawberindo lijkt te suggereren. Concrete aanknopingspunten voor dat misbruik heeft [gedaagden sub 4-5 c.s.] echter niet verschaft.
2.5.
De incidentele vordering zal worden toegewezen. Strawberindo heeft de hoogte van de gevorderde zekerheid niet betwist. De zekerheid zal daarom voor een bedrag van € 4.086,00 binnen vier weken na heden gesteld dienen te worden door middel van een gebruikelijke onherroepelijke bankgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank op de gebruikelijke garantievoorwaarden.
2.6.
Strawberindo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagden sub 4-5 c.s.] begroot op € 543,00 (1 punt x tarief € 543,00).
2.7.
De hoofdzaak zal over vijf weken op de rol komen te staan voor uitlating partijen over daadwerkelijke zekerheidstelling. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
veroordeelt Strawberindo tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten tot een bedrag van € 4.068,00 uiterlijk op 6 januari 2021, door middel van een gebruikelijke onherroepelijke afroepgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank op de gebruikelijke garantievoorwaarden,
3.2.
veroordeelt Strawberindo in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagden sub 4-5 c.s.] tot op heden begroot op € 543,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
27 januari 2021voor uitlating partijen over voldoening aan de in 3.1. uitgesproken veroordeling,
3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt, mr. P.F.A. Bierbooms, en mr. H.F.R. van Heemstra en in het openbaar uitgesproken 23 december 2020.