Op 28 december 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een vader, verzoeker, die zich benadeeld voelde in de rechtsgang rondom de uithuisplaatsing van zijn zoon. Verzoeker stelde dat de rechter, mr. F.G. van Arem, partijdig was en hem niet de kans gaf om zijn verhaal te doen tijdens de zitting van 5 november 2020. Hij vond dat de rechter de moeder van het kind te veel ruimte gaf en hem in een lastig parket bracht met zijn vraagstelling. Verzoeker voerde aan dat de rechter niet aan waarheidsvinding deed en dat dit de schijn van partijdigheid opriep.
De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van verzoeker zorgvuldig beoordeeld. Het oordeel was dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter in deze zaak niet vooringenomen was. De vragen die de rechter stelde waren relevant voor de procedure en de wrakingskamer zag geen reden om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen. Verzoeker had ook nadere gronden aangevoerd na de sluiting van het onderzoek, maar deze werden niet in de beoordeling betrokken omdat ze al vóór de indiening van het verzoek bekend waren.
Uiteindelijk leidde dit alles tot de beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter mr. L.J.P. Lambooij en de rechters mr. D.S.M. Bak en mr. D.R. Sonneveldt, in aanwezigheid van griffier mr. R. Roosma.