Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 12
- de producties 1 tot en met 5 van [gedaagde]
- de aanvullende producties 13 tot en met 15 van de stichting
- de mondelinge behandeling van 21 oktober 2020 en de namens beide partijen op de zitting overgelegde pleitaantekeningen
- de brieven van 28 oktober en 4 november 2020 van de stichting met het verzoek om aanhouding van het kort geding
- de brief van 10 november 2020 van de stichting met het verzoek om voortzetting van het kort geding
- de brief van 12 november 2020 van [gedaagde] , houdende een beslagverlof met producties
- de aanvullende producties 16 tot en met 20 van de stichting
- de aanvullende producties 6 tot en met 9 van [gedaagde]
- de aanvullende productie 21 van de stichting
- de brief van 15 december 2020 van de stichting, houdende een wijziging van eis
- de voortzetting van de mondelinge behandeling van 16 december 2020
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 december 2020 met de daarin genoemde stukken, waarin de mondelinge behandeling op verzoek van partijen opnieuw is aangehouden ten behoeve van schikkingsonderhandelingen
- de brief van 22 december 2020 van de stichting met de mededeling dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen en het verzoek vonnis te wijzen.
2.De feiten
vzr) is opgeheven, zodat [gedaagde] uitvoering aan de tussen partijen getroffen regeling heeft gegeven en dat [gedaagde] een nieuw beslagverlof heeft verkregen voor een geheel andere vordering, uit hoofde waarvan hij het op 30 oktober 2020 gelegde beslag heeft gelegd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00