ECLI:NL:RBGEL:2020:7142

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
378022
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding met niet-ontvankelijk verklaring van eiser wegens verkeerde partij gedagvaard

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding dat is aangespannen door een eiser tegen Rolo Properties B.V. De eiser, die een derde is in de zin van artikel 438 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), heeft Rolo Properties gedagvaard in verband met een executiegeschil. De achtergrond van de zaak is dat Rolo Properties executoriaal beslag heeft gelegd op roerende zaken in de woning van de eiser, die hij samen met zijn (ex)echtgenote bewoonde. De eiser vorderde onder andere een verbod op de geplande openbare verkoop van de in beslag genomen goederen en opheffing van het beslag. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat hij niet ook zijn (ex)echtgenote, die als geëxecuteerde moet worden aangemerkt, heeft gedagvaard. Dit is in strijd met het dwingende recht zoals vastgelegd in artikel 438 lid 5 Rv. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft aangetoond dat zijn (ex)echtgenote instemde met de procedure, en dat er geen sprake is van gezamenlijke belangen. Hierdoor is de eiser niet ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen en is hij veroordeeld in de proceskosten van Rolo Properties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/378022 / KG ZA 20-394
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2020
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. Ö.G. Özutrk te Uitgeest,
procederend onder toevoegingsnummer 40I1264,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROLO PROPERTIES B.V.,
gevestigd Hengelo (Ov), kantoorhoudende te Bosch en Duin, gemeente Zeist,
gedaagde,
advocaat mr. M. Wierenga te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Rolo Properties genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 28
  • de e-mails van 20 oktober 2020 namens Rolo Properties met producties 1 tot en met 20
  • de e-mails van 20 oktober 2020 namens [eiser] met producties 29 tot en met 33
  • de mondelinge behandeling gehouden op 21 oktober 2020
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Rolo Properties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 7 mei 2019 op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [naam] (hierna: [naam]). Tijdens het huwelijk woonden zij gezamenlijk in de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). De woning is eigendom van [naam].
2.2.
Bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 24 juni 2020 zijn [naam] en haar vader onder meer hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 422.814,23 (exclusief proceskosten) aan Rolo Properties.
2.3.
Op 6 juli 2020 heeft Rolo Properties executoriaal beslag gelegd op de roerende zaken die zich bevinden in de woning.
2.4.
Op 22 juli 2020 is een verzoek tot echtscheiding tussen [eiser] en [naam] ingeschreven in het huwelijksgoederenregister.
2.5.
Op 22 oktober 2020 was de executoriale verkoop van de door Rolo Properties in beslag genomen roerende zaken gepland. Bij e-mail van 20 oktober 2020 heeft de deurwaarder bericht dat de geplande executoriale verkoop is uitgesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Rolo Properties zal verbieden om de op 22 oktober 2020 geplande openbare verkoop doorgang te laten vinden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00,
II. het executoriaal beslag op de roerende zaken c.q. inboedelzaken, zoals vermeld in de beslagstukken van 6 juli 2020, zal opheffen,
met veroordeling van Rolo Properties in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de roerende zaken waarop Rolo Properties executoriaal beslag heeft gelegd zijn eigendom zijn. Om die reden vordert hij opheffing van het executoriaal beslag en een verbod op de geplande openbare verkoop.
3.3.
Rolo Properties voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Er is sprake van een executiegeschil. Het spoedeisende belang volgt uit de aard van de vorderingen.
4.2.
Een derde kan zich op grond van artikel 456 Rv verzetten tegen de verkoop van in beslag genomen goederen die (deels) aan hem toebehoren. Uit de e-mail van de deurwaarder van 20 oktober 2020 blijkt dat de geplande executoriale verkoop op 22 oktober 2020 tot nader order is uitgesteld. [eiser] heeft hierdoor geen belang meer bij deze vordering.
4.3.
Voorts geldt het volgende. [eiser] dient, nu ten laste van [naam] executoriaal beslag is gelegd, als ‘een derde’ in de zin van artikel 438 lid 5 van het Wetboek van burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te worden aangemerkt. Ingevolge artikel 438 lid 5 Rv geschiedt verzet tegen de executie door een derde door dagvaarding van zowel de executant als de geëxecuteerde. [eiser] heeft alleen Rolo Properties, als executant, gedagvaard en niet ook [naam], als geëxecuteerde. Niet gesteld of gebleken is dat [naam] met deze procedure instemt. Het enkele feit dat zij mogelijk wist dat [eiser] deze procedure is gestart, is daarvoor niet voldoende. Hoewel [eiser] en [naam] (ex)echtelieden zijn is ook niet gesteld of gebleken dat zij dezelfde belangen hebben, in tegendeel, ter zitting is namens [eiser] toegelicht dat dat juist niet het geval is. Nu artikel 438 lid 5 Rv een voorschrift van dwingend recht betreft, dat ambtshalve door de voorzieningenrechter moet worden getoetst, en [eiser] heeft nagelaten ook [naam] in deze procedure te betrekken, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiser] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk is.
4.4.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rolo Properties worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
633,00
Totaal € 1.289,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Rolo Properties tot op heden begroot op € 1.289,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2020.