In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding dat is aangespannen door een eiser tegen Rolo Properties B.V. De eiser, die een derde is in de zin van artikel 438 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), heeft Rolo Properties gedagvaard in verband met een executiegeschil. De achtergrond van de zaak is dat Rolo Properties executoriaal beslag heeft gelegd op roerende zaken in de woning van de eiser, die hij samen met zijn (ex)echtgenote bewoonde. De eiser vorderde onder andere een verbod op de geplande openbare verkoop van de in beslag genomen goederen en opheffing van het beslag. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat hij niet ook zijn (ex)echtgenote, die als geëxecuteerde moet worden aangemerkt, heeft gedagvaard. Dit is in strijd met het dwingende recht zoals vastgelegd in artikel 438 lid 5 Rv. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft aangetoond dat zijn (ex)echtgenote instemde met de procedure, en dat er geen sprake is van gezamenlijke belangen. Hierdoor is de eiser niet ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen en is hij veroordeeld in de proceskosten van Rolo Properties.