ECLI:NL:RBGEL:2020:7074

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
05/880047-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie verdachten voor handel in harddrugs en bedreiging van agenten

Op 7 december 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie verdachten, twee mannen en een vrouw, die zijn veroordeeld voor het tezamen en in vereniging plegen van handel in harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten betrokken waren bij een dealersnetwerk en dat zij op verschillende momenten harddrugs, waaronder MDMA en cocaïne, hebben verhandeld. Twee van de verdachten, die een relatie hadden, zijn ook veroordeeld voor het aanwezig hebben van harddrugs in hun woning. Een van de mannen heeft in een andere zaak agenten bedreigd door met zijn auto op hen in te rijden tijdens een vluchtpoging, waarbij ook wapens en harddrugs zijn aangetroffen.

De rechtbank heeft de feiten vastgesteld op basis van getuigenverklaringen, proces-verbaal van de politie en forensisch bewijs. De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen en het handelen in deze middelen. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van dubbele tenlastelegging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van medeverdachten en getuigen voldoende steun bieden voor de bewezenverklaring.

De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast, omdat er geen strafvorderlijk belang is om deze te behouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de betrokken rechters de zaak hebben beoordeeld en de beslissing hebben genomen op basis van de gepresenteerde bewijsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880047-20
Datum uitspraak : 7 december 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
Raadsman: mr. C.H.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 22 juni, 14 september, 9 november en 30 november 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand januari 2019 tot en met 16 maart 2020 te Zutphen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, (onder meer)
- een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA (XTC-pillen) en/of
- een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende d-lysergeenzuurdiethylamide (lysergide/LSD) en/of
- een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA, d-lysergeenzuurdiethylamide (lysergide/LSD) en/of cocaïne, (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet (telkens hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) genoemd(e) middel(en) hebben/heeft verpakt/laten verpakken in postpakketten en/of enveloppen en/of (vervolgens) ter verzending/ten vervoer naar het buitenland hebben/heeft aangeboden/laten aanbieden en/of overhandigd/laten overhandigen aan personeel van een Post NL Loket, gevestigd in een Jumbo supermarkt);
2.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand januari 2019 tot en met 16 maart 2020 te Zutphen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (onder meer)
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC-pillen) en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende d-lysergeenzuurdiethylamide (lysergide/LSD) en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA, d-lysergeenzuurdiethylamide (lysergide/LSD) en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Geldigheid van de dagvaarding

Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de dagvaarding ten aanzien van de feiten 1 en 2 nietig is, omdat één gedraging dubbel ten laste is gelegd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat van een nietige dagvaarding geen sprake is, omdat het om twee aparte feiten gaat.
Beoordeling door de rechtbank
Artikel 261, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de dagvaarding een opgave bevat van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding wanneer en waar het begaan zou zijn. De dagvaarding vormt het kader voor het onderzoek ter terechtzitting en begrenst de feiten die ter beoordeling aan de rechtbank worden voorgelegd.
In het geval van verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen. Onder 2 is hem ten laste gelegd dat hij in verdovende middelen zou hebben gehandeld dan wel deze aanwezig zou hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat dit niet dezelfde feiten betreffen. Het standpunt van de raadsman leidt dan ook niet tot het oordeel dat de dagvaarding nietig is. De dagvaarding is geldig.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat voor het onder 1 tenlastegelegde het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt en dat vrijspraak zou moeten volgen. Er is ten aanzien van feit 1 sprake van één belastende verklaring, afkomstig van medeverdachte [medeverdachte] , en die verklaring is ongeloofwaardig en onbetrouwbaar. Getracht is [medeverdachte] door de verdediging te horen, maar hij heeft zich op zijn verschoningsrecht beroepen. De verdediging heeft daardoor onvoldoende gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een behoorlijke en effectieve ondervraging. Tenslotte heeft de raadsman opgemerkt dat de enveloppen die onder verdachte in beslag zijn genomen zijn vernietigd, zonder dat verdachte hier afstand van heeft gedaan. De raadsman heeft gesteld dat verdachte hierdoor in zijn verdediging is geschaad, nu geen verder onderzoek naar deze enveloppen heeft kunnen plaatsvinden. Voor zover de nu vernietigde enveloppen al een rol zouden kunnen spelen voor het bewijs dient dat hierom te worden uitgesloten. Verder zijn de in de zending aangetroffen middelen slechts indicatief getest en is niet duidelijk bij welke zending de geteste drugs in beslag zijn genomen. Ook het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 4 november 2020, dat overigens tardief aan het dossiers is toegevoegd, biedt hier geen duidelijkheid over. Dit is onvoldoende om te kunnen concluderen dat zich in de in beslag genomen zendingen verdovende middelen bevonden als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 2 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 17 augustus 2019 kwam om 12.15 uur een melding binnen van twee medewerkers van een Post NL Loket in de Jumbo, gevestigd aan de Rudolf Steinerlaan 47 in Zutphen. De politie ging ter plaatse en sprak met twee medewerkers die hebben verklaard dat een man, die zij kenden als [medeverdachte] , zijnde de medeverdachte, bij de Jumbo kwam om verdachte postpakketten af te leveren en te verzenden. De postpakketten werden naar geadresseerden over de hele wereld verzonden, waaronder naar Amerika, Nieuw-Zeeland, Bolivia en India. [2] [medeverdachte] had 21 poststukken aangetekend bij haar willen opsturen naar verschillende landen. De poststukken bestonden uit 12 normale enveloppen, 6 grote witte enveloppen met bubbeltjesplastic aan de binnenzijde en 3 kleine doosjes die door de brievenbus kunnen. In totaal heeft [medeverdachte] € 342,95 aan verzendkosten contant betaald. [medeverdachte] kwam volgens haar 2 á 3 keer per week voor een dergelijke zending bij de Jumbo, meestal vlak voor sluiting en vaak op dinsdagavond. [3] Volgens getuige [getuige] heeft zij verdachte ongeveer twintig keer geholpen met de zendingen en gaat het om een periode van drie tot vier maanden. [4]
Verbalisant opende drie poststukken en trof verpakte roze pillen en witte of beigekleurige poeders aan. Hij zag een oranje dunne envelop met een ansichtkaart erin en een papiertje met een Engelse tekst die aan de binnenkant van de kaart was geplakt. Hij voelde duidelijk dat er onder dat papiertje iets zat. Hij zag dat het poeder was die luchtdicht verpakt zat in plastic. In een witte envelop zag verbalisant een aantal zakjes in vier lege A4 papiertjes gerold met daarin twee luchtdicht verpakte zakjes met roze pillen, twee kleine gripzakjes met een beigekleurig poeder, één klein gripzakje met wit kleurig poeder en twee luchtdicht verpakte zakjes met wit kleurig poeder. [5] Vervolgens is de gehele zending in beslag genomen.
Op 28 augustus 2019 omstreeks 19.38 uur werd door medeverdachte [medeverdachte] nog eens 22 poststukken (13 groene enveloppen en 9 witte pakketjes) ingeleverd bij dezelfde Jumbo om aangetekend te verzenden en ook deze werden contant betaald. [6] En op 2 september 2019 omstreeks 19:30 uur kwam [medeverdachte] nog eens 15 pakketten (8 groene enveloppen en 7 witte doosjes) inleveren bij dezelfde Jumbo. [7] Ook deze zendingen zijn in beslag genomen. Het vermoeden bestond dat ook in deze zendingen verdovende middelen zaten.
In de zendingen zijn onder meer poeders en pillen aangetroffen. Deze zijn onderzocht. Uit de processen-verbaal onderzoek verdovende middelen wordt niet duidelijk bij welke zending de hierin opgesomde poeders en pillen in beslag zijn genomen. [8] Wel wordt duidelijk dat het gaat om in beslag genomen goederen aan de Rudolf Steinerlaan 47 te Zutphen. Dit is het adres van de Jumbo waar [medeverdachte] de pakketjes heeft afgeleverd. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de processen-verbaal onderzoek verdovende middelen zien op de in beslaggenomen goederen op 17 augustus, 28 augustus en 2 september 2019.
Uit indicatieve tests blijkt dat een groot aantal in beslag genomen pillen positief is getest op MDMA. Van deze pillen heeft het NFI een drietal monsters onderzocht van in totaal 202 pillen. Daarbij is gebleken dat alle 202 onderzochte pillen MDMA bevatten. [9]
Verder blijkt uit de indicatieve tests dat 1,02 gram wit poeder/brokjes positief is getest op cocaïne. [10] Een monster van dit witte poeder/brokjes is onderzocht door het NFI. Daarbij is gebleken dat het monster cocaïne bevat. [11]
Bij de politie heeft [medeverdachte] verklaard dat hij postpakketten wegbracht in opdracht van verdachte. Vlak voor een verzending spraken [medeverdachte] en verdachte af op de parkeerplaats van de Jumbo of verdachte kwam [medeverdachte] ophalen in zijn auto en bracht hem naar de Jumbo. Verdachte gaf [medeverdachte] de postpakketten en zei hem dat hij deze niet mocht openen. Vervolgens verzond [medeverdachte] deze pakketten met een Track&Trace-code en betaalde dat dan met contant geld. Het versturen heeft [medeverdachte] ongeveer 10 keer gedaan. [12]
Uit historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer 1] is gebleken dat hij vanaf 20 mei 2019 telefonisch contact had met verdachte, die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Vanaf 31 mei 2019 werd dit contact intensiever waarna het uiteindelijk stopte op 17 augustus 2019. In de periode voorafgaand aan de zendingen hebben [medeverdachte] en verdachte bijna dagelijks contact met elkaar gehad. De meeste gesprekken werden in de namiddag en in de avond gevoerd. Vanaf 18 augustus 2019 maakte [medeverdachte] geen gebruik meer van dit telefoonnummer. [13]
Op 16 maart 2020 is de woning [adres] , waar verdachte woont, doorzocht en daar zijn onder meer een zakje met beige poeder, een zakje met 5 pillen en
‘van harte’ wenskaarten aangetroffen. [14] De wenskaarten die bij verdachte zijn aangetroffen zijn van hetzelfde merk ( [merk 1] ) en soortgelijk als de kaarten die [medeverdachte] ter verzending heeft aangeboden bij de Jumbo. [15]
De telefoon van verdachte is bij de doorzoeking in de woning in beslag genomen en in deze telefoon zijn meerdere foto’s van enveloppen aangetroffen die soortgelijk zijn aan de enveloppen die door medeverdachte [medeverdachte] ter verzending zijn aangeboden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de foto’s blijkt dat de enveloppen aangetekend zijn verzonden en deze naar geadresseerden in Australië en de Verenigde Staten zijn verzonden. [16] Verder zijn er foto’s van bestellingen bij [website] aangetroffen, [17] een foto van
10 augustus 2019 van een bestelling van 4 rollen labels voor een [merk 2] labelwriter, foto’s van grote zakken met pillen en foto’s van een groot aantal verzendbewijzen in de periode van november 2019 tot maart 2020, waarbij het gaat om geadresseerden over de hele wereld. [18]
Verdachte heeft een drietal bestellingen geplaatst bij [website] , op 4 januari, 21 maart en 11 april 2019. In totaal zijn over drie bestellingen de volgende goederen besteld en geleverd:
  • 800 stuks witte luchtkussen enveloppen (120 x 215);
  • 200 stuks Brievenbusdoosjes met plakstrip;
  • 3 rollen sluitzegels;
  • 150 stuks Brievenbusdozen met zijsluiting;
  • 600 stuks witte luchtkussen enveloppen (100 x 165).
Twee van de drie bestellingen bij [website] zijn bezorgd aan het adres van verdachte ( [adres] ). [19]
Verder zijn in de telefoon van verdachte relevante WhatsApp-gesprekken aangetroffen. Daaruit is gebleken dat verdachte in de periode van 27 december 2018 tot 15 maart 2020 veelvuldig contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] dat toebehoorde aan [naam 1] . Een aantal gesprekken zijn de rechtbank in het bijzonder opgevallen:
- op 20 januari 2019 [20] zei verdachte tegen [naam 1] dat hij
‘pakketten’aan het maken is en dat hij ‘
ff labels printen’is;
- op 10 maart 2019 [21] vroeg [naam 1] of verdachte [medeverdachte] geld heeft gegeven. Verdachte zegt: ‘
2 donnie’en
‘was voor het versturen’;
- op 2 juli 2019 [22] zei verdachte
‘moet jumbo’en
‘daarna preppen’;
- op 13 augustus 2019 [23] zei verdachte dat hij met [naam 2] gaat zitten en hoopt dat het afkomt;
- op 16 augustus 2019 zei verdachte dat hij naar de jumbo moet [24] en geld nodig heeft. Ook zei hij dat
‘ [naam 2] ’niet bereikbaar is [25] ;
- op 17 augustus 2019 [26] zei verdachte dat het is
‘gefixt met t geld’en
‘gekke [naam 2] was zowaar wakker vanochtend’;
- op 1 september 2019 [27] zei verdachte dat [naam 2] niet te bereiken was en zijn afspraken niet is nagekomen, dat hij daardoor
‘400’achterloopt, waarop [naam 1] zegt:
‘laat maar sturen’.
Een aantal WhatsApp-gesprekken met [naam 1] vonden kort voor en na de eerste zending op
17 augustus 2019 plaats. In deze gesprekken wordt vaak gesproken over [naam 2] . Uit het onderzoek is gebleken dat hiermee [medeverdachte] wordt bedoeld. [28] Dat met [naam 2] [medeverdachte] wordt bedoeld heeft verdachte ter zitting ook bevestigd. [29]
Uit WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en zijn ouders is gebleken dat hij op
22 juni 2019 een foto van een vacumeermachine krijgt doorgestuurd van zijn moeder, waarop hij appt dat die niet anders is dan wat hij al heeft. [30] De drugs die bij de zendingen zijn aangetroffen, waren luchtdicht verpakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat de bestelde enveloppen en de rollen voor een labelwriter die in zijn woning zijn aangetroffen niet van hem waren of besteld waren voor een ander. De foto’s die op zijn telefoon zijn aangetroffen waren verzonden door iemand uit een WhatsAppgroep en waren niet door hem zelf gemaakt. Waar hij in de gesprekken sprak over
‘preppen’zou verdachte bedoeld hebben het inpakken van maaltijden en niet van drugs. De rechtbank acht deze verklaringen onvoldoende verifieerbaar en ongeloofwaardig gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Uit de voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte in de tenlastegelegde periode een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het in vereniging per post verzenden van MDMA en cocaïne naar het buitenland. De verdachte heeft immers bewust en nauw samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] . Hij leverde opzettelijk pakketten aan [medeverdachte] die deze vervolgens weg bracht naar de Jumbo in Zutphen en ter verzending naar het buitenland aanbood.
Het verweer van de raadsman dat de in beslag genomen poeders en pillen slechts indicatief zijn getest volgt de rechtbank niet. Een gedeelte van de in beslag genomen pillen en poeders zijn immers, zoals hiervoor ook opgenomen, getest door het NFI. Anders dan de raadsman stelt, zijn de in het NFI-rapport genoemde monsters te relateren aan de in beslag genomen goederen op 17 augustus, 28 augustus en 2 september 2019. De in het rapport genoemde SIN-nummers van de genomen monsters van de in beslag genomen pillen, te weten [SIN-nummer 1] , [SIN-nummer 2] en [SIN-nummer 3] zijn namelijk gekoppeld aan de SIN-nummers [SIN-nummer 4] , [SIN-nummer 5] en [SIN-nummer 6] zoals genoemd op pagina 328 en 329 in het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen. Het monster van het in beslag genomen witte poeder met nummer [SIN-nummer 7] is gekoppeld aan het goed met hetzelfde SIN-nummer zoals genoemd op pagina 348 van het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen. Hierboven heeft de rechtbank vastgesteld dat dit proces-verbaal ziet op voornoemde zendingen. Uit deze monsters blijkt dat de door het NFI geteste pillen MDMA bevatten en het witte poeder cocaïne. De rechtbank heeft gelet op dit NFI-rapport geen reden eraan te twijfelen dat de andere (positief) indicatief geteste pillen MDMA zouden bevatten. Verdachte heeft hier bovendien geen andersluidende verklaring voor gegeven.
Dat uit de indicatieve testen blijkt dat een aantal pillen negatief is getest op MDMA maakt het voorgaande niet anders. Dit laat de bevindingen van het NFI-rapport immers onverlet.
Voor zover de raadsman heeft willen aanvoeren dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] niet zou mogen worden gebruikt voor de bewezenverklaring, omdat de verdediging geen dan wel onvoldoende gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid tot een behoorlijke en effectieve ondervraging van [medeverdachte] , wordt dit verweer verworpen.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen effectief gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid tot ondervraging, niet eraan in de weg staat dat een door een getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebezigd, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd dan wel - indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd - het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.
Voor de beantwoording van de vraag of de bewezenverklaring in beslissende mate steunt op de verklaring van - kort gezegd - een, ondanks het nodige initiatief daartoe, niet door de verdediging effectief ondervraagde getuige, is van belang in hoeverre die verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] bruikbaar voor het bewijs, nu de betrokkenheid van verdachte niet in beslissende mate op die verklaring is gebaseerd maar in voldoende mate steun vindt in de andere bewijsmiddelen – zijnde hetgeen tijdens de doorzoeking in beslag is genomen, de foto’s op de telefoon van verdachte, de bestelling bij [website] , de WhatsApp-gesprekken die verdachte heeft gevoerd met [naam 1] en zijn moeder en de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte – en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van de verklaring van de medeverdachte die door zijn verdachte zijn betwist.
Het verweer dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] ongeloofwaardig zou zijn, wordt gelet hierop tevens verworpen.
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Dat onder de aangetroffen middelen ook een hoeveelheid LSD zou zijn geweest, is niet uit het onderzoek gebleken en verdachte zal daarvan dan ook partieel worden vrijgesproken.
Feit 2
Vanaf 20 februari 2019 tot 28 maart 2019 had verdachte regelmatig contact met [naam 3] . Tussen hen vond onder meer het volgende gesprek plaats:
20 februari 2020:
[naam 3] :
‘ik ben die jongen van zondag ik vroeg me af verkoop je nog?’
Verdachte:
‘Joo’en
‘Jaman’
[naam 3] :
‘Oke kan dat vandaag nog ik bedoel ik kan bij de jumbo komen of zelfde plek’
Verdachte:
‘Jaman’
(…)
Verdachte:
‘hoeveel wil je hebben ? 50 eu ?’
[naam 3] :
‘ik heb 80 euro..’
Verdachte:
‘wat je wil’en
‘ik kan ook voor 80 maken’
(…)
Verdachte:
‘kom maar naar de jumbo’ en ‘ben daar met 10 min ongeveer’. [31]
Vervolgens zijn meerdere afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en werd ook gesproken over
‘voor 100 euro 2 hele’. [32] Verder worden locaties, tijden en bedragen (van 50, 80,100, 200 en 250 euro) afgesproken. Het is een feit van algemene bekendheid dat er voor 1 gram cocaïne vijftig euro wordt betaald. Een van de afspraken was bij de GGnet bushalte te Warnsveld. [33]
De rechtbank leidt uit deze gesprekken met [naam 3] af verdachte drugs heeft verkocht aan [naam 3] .
Verdachte heeft verklaard dat hij misschien een enkele keer drugs heeft geleverd, maar nooit grote hoeveelheden. [34]
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte in de tenlastegelegde periode heeft gehandeld in cocaïne. Uit onderzoek is niet gebleken dat verdachte in XTC pillen of LSD zou hebben gehandeld. Verder acht de rechtbank medeplegen niet bewezen. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op
een ofmeerdere tijdstippen, in
of omstreeksde periode van de maand januari 2019 tot en met 16 maart 2020 te Zutphen
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, (onder meer)
- een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA (XTC-pillen) en
/of
- een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende d-lysergeenzuurdiethylamide (lysergide/LSD) en/of
- een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA,
d-lysergeenzuurdiethylamide (lysergide/LSD)en
/ofcocaïne, (telkens)
(een)middel
(en
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet(telkens hierin bestaande dat verdachte
en/of verdachtes mededader(s)genoemd
(e
)middel
(en
) hebben/heeft verpakt
/laten verpakkenin postpakketten en
/ofenveloppen en
/of(vervolgens) ter verzending
/ten vervoernaar het buitenland
hebben/heeft
aangeboden/laten aanbieden en
/of overhandigd/laten overhandigen aan personeel van een Post NL Loket, gevestigd in een Jumbo supermarkt);
2.
hij, op
een ofmeerdere tijdstippen, in
of omstreeksde periode van de maand januari 2019 tot en met 16 maart 2020
te Zutphen en/of (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althansalleen,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,(onder meer)
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC-pillen) en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende d-lysergeenzuurdiethylamide (lysergide/LSD) en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde
MDMA, d-lysergeenzuurdiethylamide (lysergide/LSD) en/ofcocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte rekening dient te worden gehouden met de positieve gedragsverandering van verdachte binnen de PI. Verder heeft de raadsman gezegd dat verdachte bereid is tot het volgen van hulpverleningstrajecten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 7 mei 2020.
Verdachte heeft zich samen met een ander een lange periode schuldig heeft gemaakt aan het uitvoeren van grote hoeveelheden harddrugs en hij heeft tevens gehandeld in harddrugs. Het is algemeen bekend dat harddrugs, eenmaal onder het bereik van gebruikers, een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Harddrugs werken over het algemeen zeer verslavend. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich heeft laten leiden door eigen gewin en geen oog heeft gehad voor de gevolgen voor gebruikers en de samenleving in het algemeen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 15 juni 2020. Er is bij verdachte geen sprake van financiële, psychische- of middelenproblematiek. Gelet op ontkennende verklaring van verdachte kan het recidiverisico door de reclassering niet worden ingeschat. De reclassering heeft aangegeven dat zij geen mogelijkheden dan wel aanknopingspunten ziet om met interventies of toezicht risico’s te beperken of gedrag te veranderen. Bij veroordeling is een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd onder toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, is naar oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank weegt bij de op te leggen straf de proceshouding van verdachte mee. Verdachte heeft meerdere ongeloofwaardig verklaringen gegeven voor zijn betrokkenheid in de zaak en heeft zodoende geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Voorts weegt de rechtbank mee dat daar waar het gaat om de uitvoer van harddrugs alleen al in de onderschepte postpakketjes ruim 4000 XTC-pillen (MDMA) zaten en 1,02 gram cocaïne. Dat is een aanzienlijke hoeveelheid waaruit kan worden afgeleid dat verdachte op grote schaal harddrugs heeft uitgevoerd.
Alles overwegend legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van
3 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Gelet op de duur van de op te leggen straf, wijst de rechtbank het verzoek van de raadsman tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis af.

9.Beslag

De rechtbank zal de teruggave van de [laptop] aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 47 en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaren;
 gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet terug gegeven voorwerp aan
veroordeelde, te weten een [laptop] ;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Yeniay-Cenik, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en
mr. A.S. Gaastra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. van Ophuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2020.
Mr. Gaastra en mr. Van Ophuizen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019366036, gesloten op 26 mei 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 244-245.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 262-263.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 262-264.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 242-254.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 300.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 312.
8.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 320-321 en proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 328-350
9.Proces-verbaal NFiDent van 4 november 2020.
10.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 348.
11.Proces-verbaal NFiDent van 4 november 2020.
12.Processen-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , p. 1845-1849, 1887-1888 en 1901.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 680-685.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1621, 1623 en 1626.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 698-699 en proces-verbaal van bevindingen, p. 700-701.
16.Proces-verbaal van bevindingen p. 938.
17.Proces-verbaal van bevindingen p. 949-951.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 934-971.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 973.
20.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp, p. 749 en 759, 760.
21.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp, p. 750 en 793.
22.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp, p. 751 en 809.
23.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp, p. 751 en 816.
24.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp, p. 751 en 818.
25.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp, p. 751 en 823.
26.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp, p. 751 en 824.
27.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp, p. 751 en 826.
28.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp, p. 752 en 842-843.
29.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 9 november 2020.
30.Proces-verbaal van bevindingen WhatsApp, p. 742-743.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 873-878 en 884-885.
32.Proces-verbaal van bevindingen p. 892.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 845
34.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 9 november 2020.