ECLI:NL:RBGEL:2020:7070

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
05/221294-20, 05/167220-20 en 05/168159-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor de duur van vier jaar voor overvallen en diefstallen van bankpassen

Op 30 december 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere overvallen en diefstallen. De verdachte, geboren in 1999 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het plegen van gewapende overvallen op een winkel, een tankstation en een snackbar in Nijmegen. Tijdens deze overvallen bedreigde hij medewerkers met een mes en eiste hij geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 augustus 2020 in een winkel ongeveer 200 euro had gestolen, vergezeld van bedreiging met geweld tegen twee medewerkers. Op 7 augustus 2020 volgde een overval op een tankstation waarbij de verdachte ongeveer 350 euro eiste. Daarnaast was er een poging tot diefstal in een snackbar op dezelfde dag. De verdachte had ook bankpassen gestolen en daarmee contactloos betaald. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekentenis van de verdachte en de verklaringen van de slachtoffers. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de rechtbank legde een straf op van vier jaar, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij geen professionele werkwijze had gehanteerd. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen keukenmessen verbeurd en legde een schadevergoeding op aan een benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/221294-20, 05/167220-20 en 05/168159-17 (TUL)
Datum uitspraak : 30 december 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaken van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Krimpen aan den IJssel.
Raadsvrouw: mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 december 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
05/221294-20ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 augustus 2020 in de gemeente Nijmegen, in een winkel [naam winkel] , gevestigd aan de [adres 2] ,
ongeveer 200 Euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voorzien van een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) steekvoorwerp en/of bivakmuts, in ieder geval een dergelijk gezichtsbedekkend kledingstuk, voornoemde winkel te betreden en/of
- tegen die [benadeelde 1] constant te schreeuwen dat zij de kassa moest openmaken en/of geld moest geven en/of dat zij alles moest geven, in ieder geval woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp, aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te tonen en/of dat mes in de richting van die [benadeelde 1] te houden en/of zwaaiende bewegingen te maken, waardoor die [benadeelde 1] in een hoek werd gedreven en/of met dat mes (in/tegen) de handen van die [benadeelde 1] te (prikken) raken;
2.
hij op of omstreeks 7 augustus 2020 in de gemeente Nijmegen, in een [tankstation] , gevestigd aan de [adres 3] ,
ongeveer 350 Euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [tankstation] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voorzien van een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek) voorwerp, voornoemd tankstation te betreden en/of
- dat mes aan die [benadeelde 3] te tonen en/of
- tegen die [benadeelde 3] te zeggen 'ik wil al het geld uit de kassa' en/of 'je werkt te langzaam', in ieder geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde 3] te dwingen naar de kassaruimte te gaan en de kassa te openen en/of
- geld uit de handen van die [benadeelde 3] te trekken/pakken;
3.
hij op of omstreeks 3 augustus 2020 in de gemeente Nijmegen, in een snackbar, [naam snackbar] , gevestigd aan de [adres 4] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld/goederen, in elk geval enig geldbedrag/goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan snackbar [naam snackbar] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- voorzien van een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek) voorwerp, de snackbar heeft betreden en/of
- dat mes aan die [benadeelde 4] heeft getoond en/of
- tegen die [benadeelde 4] heeft gezegd 'open de kassa', in ieder geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
05/167220-20ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 juni 2020 te Nijmegen een (oranje) bankpas [naam bank] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op een of meerdere momenten op of omstreeks 25 juni 2020 te Nijmegen een of meerdere geldbedragen van (ongeveer) 28,66 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag/geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (telkens) met een gestolen bankpas, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was, contactloos te betalen;
3.
hij op of omstreeks 26 juni 2020 te Nijmegen een bankpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 26 juni 2020 te Nijmegen een geldbedrag van (ongeveer) 2,50 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag/geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een gestolen bankpas, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was, contactloos te betalen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Bekennende verdachte
Ten aanzien van de volgende feiten is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt wat betreft die feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Met betrekking tot parketnummer 05/221294-20 [1]
Ten aanzien van feit 2:
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , namens [tankstation] aan [adres 3] , p. 109-110;
  • de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2020.
Ten aanzien van feit 3:
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , namens [naam snackbar] , p. 183;
  • de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2020.
Met betrekking tot parketnummer 05/167220-20 [2]
Ten aanzien van feit 1:
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] met bijgevoegd de bijlage goederen, p. 4 en 6;
  • de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2020.
Ten aanzien van feit 2:
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , p. 4;
  • de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2020.
Ten aanzien van feit 3:
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] , p. 10-11;
  • de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2020.
Ten aanzien van feit 4:
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 6] , p. 10-11;
  • de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2020.
Het overig tenlastegelegde feit (feit 1 onder parketnummer 05/221294-20):
Ten aanzien van feit 1:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte heeft op 3 augustus 2020 bij [naam winkel] aan de [adres 2] een geldbedrag van ongeveer tweehonderd euro uit de kassa weggenomen. Verdachte heeft voorzien van een mes en een bivakmuts [naam winkel] betreden en naar verkoopmedewerkster [benadeelde 1] (hierna: aangeefster) geschreeuwd dat zij de kassa moest openen. Verdachte dreef aangeefster met het mes de hoek van de kassa in. Hierbij schreeuwde verdachte vrijwel constant dat zij de kassa moesten openen, hem geld moest geven en hem alles moest geven. Verdachte maakte zwaaiende bewegingen met het mes. Hij stond hiermee wild te wijzen en bewegen in de richting van aangeefster en [benadeelde 2] . Verdachte pakte het geld uit de kassa. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het gehele tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de bekentenis van verdachte en de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de verkoopmedewerkster van [naam winkel] in haar handen heeft geprikt/geraakt met het mes. Daartoe is aangevoerd dat de bedrijfsleider hier niets over heeft verklaard en verdachte het prikken/steken met het mes heeft ontkend.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [benadeelde 1] heeft verklaard dat verdachte zwaaiende bewegingen met het mes in haar richting heeft gemaakt en haar daarbij tegen haar handen heeft geraakt. Nadat aangeefster op de bel drukte, maakte verdachte met het mes een stap haar kant op. Het mes prikte in haar richting. Zij werd opnieuw door het mes geraakt. [4]
De rechtbank ziet geen reden om aan dit onderdeel van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Dit geldt nog te meer gelet op de zwaaiende, wijzende bewegingen welke ook in de verklaring van [benadeelde 2] terugkomen en welke niet door verdachte zijn ontkend.
Daar komt nog bij dat uit bestendige jurisprudentie volgt dat de bewezenverklaring onderdelen van de tenlastelegging wel degelijk slechts op een enkele getuigenverklaring mogen berusten. Ten aanzien van de gehele tenlastelegging is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte met het mes ook de handen van aangeefster [benadeelde 1] heeft geraakt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Met betrekking tot parketnummer 05/221294-20:

1.hij op of omstreeks3 augustus 2020 in de gemeente Nijmegen, in een winkel [naam winkel] , gevestigd aan de [adres 2] ,ongeveer 200 Euro, in elk geval enig geldbedrag,dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] ,heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan,en vergezeld en/of gevolgd van geweld en/ofdoor bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/ [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vluchtmogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door- voorzien van een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) steekvoorwerpen/ofbivakmuts, in ieder geval een dergelijk gezichtsbedekkend kledingstuk,voornoemde winkel te betreden en/of- tegen die [benadeelde 1] constant te schreeuwen dat zij de kassa moest openmaken, en/ofgeld moest geven en/of dat zij alles moest geven, in ieder geval woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekkingen/of- een mes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp, aan die [benadeelde 1] en/ [benadeelde 2] te tonen en/ofdat mes in de richting van die [benadeelde 1] te houden en/ofzwaaiende bewegingen te maken, (waardoor) die [benadeelde 1] in een hoek werd gedreven en/ [benadeelde 1] met dat mes (in/tegen) de handen is (geprikt)geraakt;

2.
hij op
of omstreeks7 augustus 2020 in de gemeente Nijmegen, in een [tankstation] , gevestigd aan de [adres 3] ,
ongeveer 350 Euro,
in elk geval enig geldbedrag, dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [tankstation] [adres 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan
,en vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/ofdoor bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken,
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door
- voorzien van een mes
, in ieder geval een dergelijk scherp (steek) voorwerp,voornoemd tankstation te betreden en
/of- dat mes aan die [benadeelde 3] te tonen en
/of- tegen die [benadeelde 3] te zeggen 'ik wil al het geld uit de kassa' en
/of'je werkt te langzaam'
, in ieder geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en
/of- die [benadeelde 3] te dwingen naar de kassaruimte te gaan en de kassa te openen en/of- geld uit de handen van die [benadeelde 3] te
trekken/pakken;
3.
hij op
of omstreeks3 augustus 2020 in de gemeente Nijmegen, in een snackbar, [naam snackbar] , gevestigd aan de [adres 4] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld
/goederen, in elk geval enig geldbedrag/goed,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan snackbar [naam snackbar] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan door
, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [benadeelde 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door
- voorzien van een mes
, in ieder geval een dergelijk scherp (steek) voorwerp, de snackbar
heeftte betreden en
/of- dat mes aan die [benadeelde 4] te tonen en
/of- tegen die [benadeelde 4] te zeggen 'open de kassa',
in ieder geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Met betrekking tot parketnummer 05/167220-20:
1.
hij op
of omstreeks25 juni 2020 te Nijmegen een
(oranje
)bankpas [naam bank]
), in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op
een ofmeerdere momenten op
of omstreeks25 juni 2020 te Nijmegen een
of meerderegeldbedrag
envan
(ongeveer)in totaal 28,66 euro
, in elk geval enig geldbedrag,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/diehet weg te nemen geldbedrag
/geldbedragenonder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
(telkens
)met een gestolen bankpas, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was, contactloos te betalen;
3.
hij op
of omstreeks26 juni 2020 te Nijmegen een bankpas
, in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op
of omstreeks26 juni 2020 te Nijmegen een geldbedrag van
(ongeveer)2,50 euro
, in elk geval enig geldbedrag,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/diehet weg te nemen geldbedrag
/geldbedragenonder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een gestolen bankpas, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was, contactloos te betalen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2 onder parketnummer 05/221294-20, telkens:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 3 onder parketnummer 05/221294-20:
Poging tot diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van feit 1 en 3 onder parketnummer 05/167220-20, telkens:
Diefstal.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 05/167220-20:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van 4 onder parketnummer 05/167220-20:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van het voorarrest. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat het gaat om zeer ernstige feiten. In een paar dagen tijd zijn drie bedrijven in Nijmegen overvallen. Dit heeft voor angst gezorgd bij de betrokken winkelmedewerkers en zorgt voor onrust in de maatschappij. Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte, ondanks zijn leeftijd en de reeds in het verleden aangeboden hulpverlening, stevig en hardnekkig crimineel gedrag laat zien. Gelet op de ernst van de feiten, de bescherming van de samenleving en ook de twijfelachtige haalbaarheid van het hulpverleningskader acht de officier van justitie een meerjarige gevangenisstraf passend. Met het oog op de hoogte van de straf komt de officier van justitie niet meer aan een voorwaardelijk deel toe.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Aan het voorwaardelijk deel dienen de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te worden verbonden. Daartoe is aangevoerd dat de reclassering mogelijkheden ziet tot gedragsverandering en dat verdachte ook graag wil veranderen. Verder is aangevoerd dat er sprake is van straf verminderende factoren. Er is sprake geweest van een geringe buit, er is geen schade toegebracht en er was geen sprake van een professionele werkwijze.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 16 november 2020;
- het integraal eind evaluatieverslag van Reclassering Nederland, gedateerd 15 juli 2020;
- het advies van Reclassering Nederland, gedateerd 2 december 2020;
- het NIPF-consult van [naam 1] , GZ-Psycholoog, gedateerd 21 oktober 2010
(naar de rechtbank begrijpt: 21 oktober 2020).
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeven strafbare feiten.
Verdachte heeft binnen enkele dagen driemaal een overval dan wel een poging hiertoe gepleegd.
Verdachte komt met een bivakmuts dan wel gezichtsbedekkende kleding [naam winkel] en het tankstation binnen en bedreigt de betreffende medewerkers met een mes. Bij [naam winkel] staat verdachte daarbij op dusdanige korte afstand met het mes te zwaaien dat een medewerkster hierdoor wordt geraakt. Ook bij [naam snackbar] komt verdachte met een mes naar binnen. Daar weet de betreffende medewerker te vluchten. Dit zijn zeer ernstige feiten die bij de slachtoffers een sterk gevoel van onrust en onbehagen hebben veroorzaakt en ook bijdragen aan onveiligheidsgevoelens in de samenleving,
Daarnaast heeft verdachte zich op twee momenten schuldig gemaakt aan een diefstal van een bankpas en heeft hij met deze passen (diverse keren) contactloos betaald. Verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor de eigendommen van zijn toenmalige collega’s.
Verdachte is in 2018 eerder veroordeeld voor een overval en een poging tot inbraak. Toen is een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte opgelegd. Ondanks het hulpverleningskader is verdachte in de positie gekomen dat hij met zijn inkomen de vaste kosten van zijn woning niet meer heeft kunnen betalen. Vanuit deze positie heeft verdachte geen andere optie dan het plegen van overvallen en diefstallen gezien om op deze wijze alsnog geld te ‘verdienen’. De weggenomen geldbedragen zijn voornamelijk besteed aan boodschappen.
Hoewel het hier gaat om zeer ernstige feiten die ook een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, overweegt de rechtbank met het oog op het voorgaande
dat geen sprake is geweest van een professionele werkwijze. Dit wordt ook bevestigd door de bedrijfsleider van [naam winkel] die verdachte als “knullig en zenuwachtig” beschrijft.
Ook is er, voor wat betreft de bankpassen, sprake van een geringe buit en ten aanzien van de overval bij [naam snackbar] in het geheel geen buit. Verdachte heeft over alle feiten ook volledige openheid van zaken gegeven. De rechtbank zal hier bij de strafoplegging in straf verminderende zin rekening mee houden.
Gelet op al dit voorgaande en in het bijzonder ook de omstandigheid dat naar haar oordeel van de rechtbank het hulpverleningskader na het uitzitten van de gevangenisstraf beter op de situatie van verdachte kan worden aangepast, is zij van oordeel dat dit binnen het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling dient plaats te vinden.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande en ook de jonge leeftijd van verdachte, een lagere gevangenisstraf dan geëist door de officier van justitie passend en geboden, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7a. De beoordeling van het beslag
De rechtbank beslist dat de inbeslaggenomen keukenmessen die aan verdachte toebehoren en met behulp waarvan de feiten onder parketnummer 05/221294-20 zijn begaan verbeurd worden verklaard.
Ten aanzien van de ‘geldbakjes kassa ZK02’ zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
Voor wat betreft de [merk 1] tas, de zwarte rugzak geblokt, de gewatteerde jas van het merk [merk 2] , de twee zwarte shirts, de zwarte werkbroek en de zwarte werkbroek met grijze vlak, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten omdat geen strafvordering belang zich daartegen verzet.
7b. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel (ten aanzien van feit 2 van parketnummer
05/221294-20)
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van
schadevergoeding ter zake van het onder feit 2 van parketnummer 05/221294-20
bewezenverklaarde. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.350,00 aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de hoogte van de vast te stellen schadevergoeding op een lager bedrag te begroten, nu uit de brief van de benadeelde partij kan worden afgeleid dat de psychologische gevolgen zijn meegevallen.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een vergoeding voor immateriële schade/smartengeld onder meer worden toegekend indien de benadeelde partij (op andere wijze) in zijn persoon is aangetast. Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2019 (ECLI:NL:HR:2019:376) blijkt dat in voorkomende gevallen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Hiervan is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank sprake. De benadeelde partij was ’s morgens vroeg als eerste verkoper aanwezig in het tankstation toen verdachte met een mes binnen kwam en het geld uit de kassa eiste. Het ligt voor de hand dat een persoon die onder deze omstandigheden wordt overvallen daar nadelige psychische gevolgen van ondervindt. Gelet hierop zal de rechtbank een bedrag aan smartengeld toekennen.
Voor wat betreft de hoogte van het bedrag overweegt de rechtbank dat de benadeelde als gevolg van het feit angstig is geworden dat het weer zal gebeuren. Het gevoel van onveiligheid op zijn werk zit hem dwars. Verder is de benadeelde als gevolg van het feit veel alerter geworden. Hij is meer op zijn hoede op zijn werk en kijkt daar meer om zich heen.
De rechtbank zal het bedrag, op grond van de gegevens over de situatie van de benadeelde partij zoals die aan de rechtbank zijn voorgelegd, naar billijkheid begroten op een bedrag van € 1.350,00, waarbij de rechtbank heeft gelet op bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 7 augustus 2020.
7c. De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/168159-17)
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland van 11 januari 2018 is verdachte veroordeeld tot onder andere een werkstraf voor de duur van 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Bij vordering van 29 juni 2020 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen. Zij overweegt hiertoe dat zij de tenuitvoerlegging van de werkstraf naast de op te leggen gevangenisstraf niet opportuun acht. De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging derhalve afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing ten aanzien van het beslag:
 verklaart verbeurd de in beslag genomen keukenmessen;
 gelast de teruggave van de ‘geldbakjes kassa ZK02’ aan de rechthebbende;
 gelast de teruggave van de [merk 1] tas, de zwarte rugzak geblokt, de gewatteerde jas van het merk [merk 2] , de twee zwarte shirts, de zwarte werkbroek en de zwarte werkbroek met grijze vlak aan verdachte.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (feit 2 van parketnummer 05/221294-20)
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het feit tot betaling van
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
 wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Rechtbank Gelderland van 11 januari 2018 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 30 uur (parketnummer 05/168159-17).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. A. Tegelaar en
mr. E.J. Swiers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 december 2020.
Mrs. Tegelaar, Swiers en Damen zijn buitenstaat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek [naam 2] / [nummer] , gesloten op 23 september 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020296764, gesloten op 28 juni 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 19-20, het proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2] met bijlage, p. 16 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 16 december 2020.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 20.