ECLI:NL:RBGEL:2020:7027

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
05/881351-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak betreffende handel in geneesmiddelen en verdovende middelen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is de verdachte beschuldigd van het aanbieden, verkopen en afleveren van geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, alsook van het opzettelijk verkopen en vervoeren van deze middelen. De tenlastelegging omvat verschillende stoffen, waaronder Dexamfetamine, Sildenafil en Methylfenidaat, die onder de Opiumwet vallen. De zaak is behandeld op openbare terechtzittingen op 30 januari, 23 april en 3 december 2020. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 190 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uren. De verdediging heeft echter gepleit voor een integrale vrijspraak.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen. Tijdens een doorzoeking op 4 november 2019 in de woning van medeverdachten werden aanzienlijke hoeveelheden van de tenlastegelegde middelen aangetroffen. De medeverdachten hebben verklaard dat de verdachte de leverancier was van deze middelen. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de medeverdachten onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Er zijn aanwijzingen dat de verdachte zich mogelijk heeft beziggehouden met de handel in geneesmiddelen, maar er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat hij deze middelen daadwerkelijk heeft aangeboden of verkocht. De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van alle ten laste gelegde feiten en heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/881351-19
Datum uitspraak : 17 december 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige economische kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. K.A. Krikke, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen
van 30 januari 2020, 23 april 2020 en 3 december 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij (telkens) in of omstreeks de periode van 2 augustus 2019 tot en met 4 november 2019 te Tiel en/of Ochten en/of Bunschoten-Spakenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te koop heeft aangeboden en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of ter hand heeft gesteld en/of heeft ingevoerd, te weten:
- een hoeveelheid Dexamfetaminesulfaat 2,5 mg (De Collegiale Bereiding) bevattende de
werkzame stof dexamfetamine 2,5 mg (volgnummer 24);
- een hoeveelheid Cenforce-200 bevattende de werkzame stof sildenafilcitraat 200 mg (volgnummer 34);
- een hoeveelheid Dexamfetaminesulfaat 2,5 mg (Pharmaline) bevattende de werkzame stof dexamfetamine 2,5 mg (volgnummer 36);
- een hoeveelheid Kamagra oral Jelly 100 mg bevattende de werkzame stof sildenafilcitraat 100 mg (volgnummer 38);
- een hoeveelheid Cobra-120 bevattende de werkzame stof sildenafil 120 mg (volgnummer 42) en/of
- een hoeveelheid Kamagra film coated bevattende de werkzame stof sildenafil 100 mg
(volgnummer 55);
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2019 tot en met 4 november 2019 te Tiel en/of Ochten en/of Bunschoten-Spakenburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- een hoeveelheid Methylfenidaat, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
methylfenidaat, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 augustus 2019 tot en met 4 november 2019 te Tiel en/of Ochten en/of Bunschoten-Spakenburg, althans in Nederland, tezamen en vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- een hoeveelheid Temazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende temazepam;
- een hoeveelheid Oxazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
oxazepam;
- een hoeveelheid Diazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
diazepam en/of
- een hoeveelheid Bromazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
Bromazepam (telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzondering van het onder feit 1 ten laste gelegde middel Cobra-120. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 190 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis.
De verdediging heeft voor een integrale vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank zal de feiten 1, 2 en 3 samen beoordelen gelet op hun onderlinge samenhang. De rechtbank zal verdachte van alle feiten vrijspreken en overweegt daartoe als volgt.
Op 4 november 2019 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de destijds als medeverdachte aangemerkte [medeverdachte 1] en diens partner, medeverdachte [medeverdachte 2] , aan de [adres 2] . In de woning werd een aanzienlijke hoeveelheid geneesmiddelen aangetroffen, waaronder de middelen zoals in de tenlastelegging genoemd. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben ieder afzonderlijk verklaard dat verdachte de leverancier was van deze middelen. Verdachte ontkent het tenlastegelegde en heeft verklaard dat hij bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voor eigen gebruik erectiemiddelen heeft gekocht.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er weliswaar aanwijzingen in het dossier dat verdachte zich heeft bezig gehouden met handel in geneesmiddelen en verdovende middelen, maar is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte deze middelen te koop zou hebben aangeboden, zou hebben verkocht, dan wel afgeleverd en/of ter hand zou hebben gesteld. Enkel de verklaringen van de twee medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die verdachte hebben aangewezen als de leverancier van de bij hen aangetroffen middelen acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Het feit dat er telefooncontacten zijn geweest tussen verdachte enerzijds en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] anderzijds maakt dat niet anders. Uit het dossier is niet op te maken waar deze contacten betrekking op hebben gehad. Verdachte zal daarom van de ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Wasmann (voorzitter), mr. G. Noordraven en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Veenker, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2020.