In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is de verdachte beschuldigd van het aanbieden, verkopen en afleveren van geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, alsook van het opzettelijk verkopen en vervoeren van deze middelen. De tenlastelegging omvat verschillende stoffen, waaronder Dexamfetamine, Sildenafil en Methylfenidaat, die onder de Opiumwet vallen. De zaak is behandeld op openbare terechtzittingen op 30 januari, 23 april en 3 december 2020. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 190 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uren. De verdediging heeft echter gepleit voor een integrale vrijspraak.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen. Tijdens een doorzoeking op 4 november 2019 in de woning van medeverdachten werden aanzienlijke hoeveelheden van de tenlastegelegde middelen aangetroffen. De medeverdachten hebben verklaard dat de verdachte de leverancier was van deze middelen. Echter, de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van de medeverdachten onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Er zijn aanwijzingen dat de verdachte zich mogelijk heeft beziggehouden met de handel in geneesmiddelen, maar er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat hij deze middelen daadwerkelijk heeft aangeboden of verkocht. De rechtbank spreekt de verdachte dan ook vrij van alle ten laste gelegde feiten en heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.