1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 november 2019 te Dodewaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, geneesmiddelen waarvoor geen
handelsvergunning geldt, in voorraad heeft gehad:
- 500 tabletten Dexamfetaminesulfaat 2,5 mg (De Collegiale Bereiding), althans een
hoeveelheid, bevattende de werkzame stof dexamfetaminesulfaat (volgnummer 24);
- 170 tabletten Cenforce-200 (Centurion), althans een hoeveelheid, bevattende de werkzame
stof sildenafilcitraat (volgnummer 34);
- 190 tabletten Dexamfetaminesulfaat 2,5 mg (Pharmaline), althans een hoeveelheid,
bevattende de werkzame stof dexamfetaminesulfaat (volgnummer 36);
- 21 sachets Kamagra oral Jelly 100 mg (Ajante Pharma), althans een hoeveelheid, bevattende
de werkzame stof sildenafilcitraat (volgnummer 38);
- 75 tabletten Cobra-120 (Cobra), althans een hoeveelheid, bevattende de werkzame stof
sildenafil (volgnummer 42) en/of
- 4 tabletten Kamagra 100 mg, film coated (Ajanta Pharma), althans een hoeveelheid,
bevattende de werkzame stof sildenafil (volgnummer 55);
hij op of omstreeks 4 november 2019, te Dodewaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk afgeleverd en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 1.080 tabletten, althans een hoeveelheid, Methylfenidaat, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende methylfenidaat (volgnummer 11),
- 90 tabletten, althans een hoeveelheid, Methylfenidaat, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende methylfenidaat (volgnummer 1829, aanwezig in de poststukken)
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 4 november 2019, te Dodewaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 30 capsules, althans een hoeveelheid, Temazepam, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende temazepam (volgnummer 44, aanwezig in de woning);
- 30 tabletten, althans een hoeveelheid, Oxazepam, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende oxazepam (volgnummer 40);
- 780 tabletten, althans een hoeveelheid, Diazepam, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende diazepam (volgnummer 19);
- 2940 tabletten, althans een hoeveelheid, Bromazepam, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende bromazepam (volgnummer 28);
(telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij in of omstreeks de periode van 4 maart 2019 tot en met 4 november 2019 te Dodewaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, terwijl hij en/of zijn mededaders niet was/waren
- een apotheker die zijn beroep in een apotheek uitoefent of
- een huisarts in het bezit van een vergunning als bedoeld in het achtste of negende lid van
artikel 61 van de Geneesmiddelenwet of
- een daartoe bij ministeriële regeling aangewezen persoon of instantie in de in de regeling
bedoelde omstandigheden, al dan niet opzettelijk, UR-geneesmiddelen, te weten:
- een hoeveelheid Diazepam, bevattende de werkzame stof diazepam;
- een hoeveelheid Bromazepam, bevattende de werkzame stof bromazepam;
- een hoeveelheid Oxazepam, bevattende de werkzame stof oxazepam en/of
- een hoeveelheid Temazepam, bevattende de werkzame stof temazepam
te koop heeft aangeboden en/of heeft verkocht en/of ter hand heeft gesteld;
subsidiair, indien vorenstaande niet tot een veroordeling zou leiden
medeverdachte [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 4 november 2019 te Dodewaard, althans in Nederland,
- niet zijnde een apotheker die zijn beroep in een apotheek uitoefent
- en niet zijnde een huisarts in het bezit van een vergunning als bedoeld in het achtste of
negende lid van artikel 61 van de Geneesmiddelenwet
- en niet zijnde een daartoe bij ministeriële regeling aangewezen persoon of instantie in de in de regeling bedoelde omstandigheden, al dan niet opzettelijk, UR-geneesmiddelen, te weten:
- een hoeveelheid Diazepam, bevattende de werkzame stof diazepam;
- een hoeveelheid Bromazepam, bevattende de werkzame stof bromazepam;
- een hoeveelheid Oxazepam, bevattende de werkzame stof oxazepam en/of
- een hoeveelheid Temazepam, bevattende de werkzame stof temazepam
te koop heeft aangeboden en/of heeft verkocht en/of ter hand heeft gesteld, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 maart 2019 tot en met 4 november 2019 te Dodewaard, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die genoemde geneesmiddelen in te pakken en/of gereed te maken voor verzending en/of af te leveren bij een postagentschap en/of te bezorgen;
hij in of omstreeks de periode van 4 maart 2019 tot en met 4 november 2019 te Dodewaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- een hoeveelheid Temazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- een hoeveelheid Oxazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- een hoeveelheid Diazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
diazepam, waaronder in ieder geval 90 tabletten van een materiaal bevattende diazepam
(volgnummer 18219, aanwezig in de poststukken)
- een hoeveelheid Bromazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
bromazepam, waaronder in ieder geval 30 tabletten van een materiaal bevattende bromazepam (volgnummer 18129, aanwezig in de poststukken);
(telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, indien vorenstaande niet tot een veroordeling zou leiden
medeverdachte [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 4 november 2019 te Dodewaard, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- een hoeveelheid Temazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- een hoeveelheid Oxazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
- een hoeveelheid Diazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
diazepam, waaronder in ieder geval 90 tabletten van een materiaal bevattende diazepam
(volgnummer 18219, aanwezig in de poststukken)
- een hoeveelheid Bromazepam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
bromazepam, waaronder in ieder geval 30 tabletten van een materiaal bevattende
bromazepam (volgnummer 18129, aanwezig in de poststukken);
(telkens) zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 maart 2019 tot en met 4 november 2019 te Dodewaard, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die genoemde middelen in te pakken en/of gereed te maken voor verzending, en/of af te leveren bij een postagentschap en/of te bezorgen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 november 2019 zag een verbalisant verdachte met een plastic tas naar een postloket in Dodewaard lopen. Verdachte opende de plastic tas en overhandigde vanuit de tas enveloppen aan de medewerker.De in totaal tien postpakketten, de rechtbank begrijpt: enveloppen, zijn in beslag genomen.
Negen van de tien inbeslaggenomen poststukken zijn met toestemming van de rechter-commissaris geopend. In die postpakketen zijn onder meer aangetroffen:
- 90 capsules Temazepam 20 mg;
- 90 tabletten Methylfenidaat 10 mg;
- 90 tabletten Diazepam 10 mg;
- 30 tabletten Bromazepam 6 mg.
Op 4 november 2019 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte en zijn (inmiddels overleden) partner [medeverdachte] , destijds medeverdachte in deze zaak, aan de [adres] . Onder meer zijn op de bovenverdieping van de woning aangetroffen:
- 36 doosjes met ieder 30 tabletten Methylfenidaat 10 mg;
- 26 doosjes met ieder 30 tabletten Diazepam 10 mg;
- 500 tabletten Dexamfetaminesulfaat 2,5 mg;
- 98, de rechtbank begrijpt: doosjes, met ieder 30 tabletten Bromazepam 6 mg;
- 17 strips, ieder 10 tabletten Cenforce;
- 19 strips Dexamfetaminesulfaat 2,5 mg;
- 3 doosjes met ieder 7 flacons Kamagra 100 mg;
- 1 doosje met 30 tabletten Oxazepam 50 mg;
- 1 doosje met 30 capsules Temazepam 20 mg;
- 1 strip met 4 pillen Kamagra.
Verbalisanten hebben de in beslag genomen geneesmiddelen geteld, bekeken en ingevoerd in een Excellijst. In de lijst zijn, voor zover van belang, opgenomen:
- 500 tabletten Dexamfetamine sulfaat 2,5 mg, fabrikant Collegiale bereiding (volgnummer 24);
- 170 tabletten Sildenail Citrate/ Cenforce-200 200 mg, fabrikant Centurion
- 190 tabletten Dexamfetamine sulfaat 2,5 mg (volgnummer 36);
- 21 gels Kamagra Oral Jelly 100 mg (volgnummer 38);
- 4 tabletten Kamagra 100 mg (volgnummer 55);
- 1.080 tabletten Methylfenidaat 10 mg, fabrikant Mylan (volgnummer 11);
- 30 capsules Temazepam 20 mg (volgnummer 44);
- 30 tabletten Oxazepam 50 mg, fabrikant TEVA (volgnummer 40);
- 780 tabletten Diazepam 10 mg (volgnummer 19);
- 2.940 tabletten Bromazepam 6 mg, fabrikant Sandoz (volgnummer 28).
Alle geneesmiddelen lagen in een kamer op de eerste verdieping, bezaaid over de grond, in kasten, lades en op het bureau.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten. De verklaring van verdachte dat hij niet anders wist dan dat het om kalmeringsmiddelen zou gaan, acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat geen sprake is van opzet, waardoor hoogstens sprake kan zijn van een overtreding van de Geneesmiddelenwet. Ten aanzien van het onder 2, 3 en 5 primair tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet precies wist wat er in de pakketjes zat. Verdachte heeft aangenomen dat het kalmeringsmiddelen betroffen, doorverkocht tegen inkoopprijs. Hij heeft met de verkoop geen geld verdiend. Het dossier bevat verder te weinig bewijs voor het door verdachte te koop aanbieden van middelen, zoals ten laste gelegd onder feit 4 primair. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat ten aanzien van de genoemde feiten geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd van de handelingen van medeverdachte [medeverdachte] , omdat hij destijds een relatie met hem had.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 4 subsidiair en 5 subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Door een inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) is een productbeoordeling opgesteld van een aantal producten die zijn aangetroffen op de locatie [adres] . Hieruit blijkt onder meer dat het product Dexamfetamine 2,5 mg (24) is bereid door GMP Apotheek De Collegiale Bereiding. Het product Dexamfetaminesulfaat tablet 2,5 mg PHL (36) is bereid door Pharmaline GMP bereidingsapotheek. De producten met 2,5 mg Dexamfetamine (24, 36) kunnen als geneesmiddel worden afgeleverd aan een patiënt indien er sprake is van een speciale behoefte van medische aard waarvoor niet uitgekomen kan worden met een geregistreerd geneesmiddel. De producten met volgnummer 24 en 36 voldoen aan de omschrijving van het begrip geneesmiddel, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Geneesmiddelenwet.
De producten Cenforce-200 (34), Kamagra oral jelly 100 mg (38) en Kamagra Film coated tablet (55) zijn in Nederland niet als geneesmiddel ingeschreven in het daartoe bestemde register. Deze producten bevatten volgens declaratie sildenafil in een gehalte vergelijkbaar met of hoger dan het gehalte sildenafil in producten die een handelsvergunning hebben. Daarmee voldoen de producten met volgnummers 34, 38 en 55 aan de omschrijving van het begrip geneesmiddel, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Geneesmiddelenwet.
Voor het adres waar de middelen zijn aangetroffen is geen vergunning verleend tot het bereiden of afleveren van geneesmiddelen.
Verdachte heeft verklaard dat hij anderhalf jaar met [medeverdachte] heeft samengewoond op de [adres] . Zij hadden een relatie. Hun woning betrof een woning met een begane grond en een bovenverdieping. Zij sliepen op de bovenverdieping van de woning. De bovenverdieping bestond uit één ruimte, van ongeveer 30 m2.
[medeverdachte] heeft op 10 december 2019 verklaard dat verdachte wist van de medicijnenhandel sinds hij bij hem kwam wonen. In oktober, de rechtbank begrijpt: van het jaar 2019, woonden ze twee jaar samen.
De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op
4 november 2019 samen met zijn partner [medeverdachte] in hun woning aan de [adres] , de middelen zoals op de tenlastelegging genoemd, voorhanden heeft gehad. Al deze middelen waren aanwezig in de woning en deze middelen kunnen worden aangemerkt als geneesmiddel zoals bedoeld in artikel 1 van de Geneesmiddelenwet. Op het adres waar de middelen zijn aangetroffen is geen handelsvergunning afgegeven.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat de geneesmiddelen in zijn woning lagen ongeloofwaardig. Uit het proces-verbaal van de doorzoeking blijkt dat de geneesmiddelen openlijk zichtbaar verspreid lagen over de grond, in kasten, lades en op het bureau van de eerste verdieping van de woning. Dat was de ruimte waar verdachte met zijn partner sliep. Het kan verdachte niet zijn ontgaan dat deze geneesmiddelen in de woning lagen. Verdachte heeft zich vervolgens niet gedistantieerd van deze situatie en het dus laten voortduren. Daarnaast blijkt uit de verklaring van [medeverdachte] dat verdachte wist van de medicijnhandel sinds zij samenwoonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist welke middelen er in huis waren. De rechtbank is, anders dan de raadsman heeft betoogd, van oordeel dat verdachte opzet had op het bezit van geneesmiddelen, op zijn minst in de vorm van voorwaardelijk opzet. Verdachte moet zich op zijn minst bewust zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat hij in het bezit was van geneesmiddelen, en die kans ook hebben aanvaard, nu in zijn slaapkamer zichtbaar een aanzienlijke hoeveelheid medicijnen lag, verpakt in bijpassende doosjes met opschrift en in strips. Verdachte heeft daarmee tenminste voorwaardelijk opzet gehad op het medeplegen aan het opzettelijke overtreden van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte 75 tabletten Cobra-120 in voorraad heeft gehad. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat deze tabletten zijn aangetroffen in de woning van verdachte en [medeverdachte] , noch in de in beslag genomen poststukken.
De rechtbank zal de feiten 2 en 3 tegelijk beoordelen gelet op de nauwe samenhang.
Door de forensische opsporing werd aan een hoeveelheid in de woning inbeslaggenomen middelen onderzoek verricht. Er werd een monster genomen van:
- 120 capsules met poeder, voorzien van het nummer SINAAMG5030NL;
- 888 pillen met tekst "Diazepam 10”, voorzien van het nummer SINAAMG4202NL;
- 201 pillen met tekst "Temazepam 20", voorzien van het nummer SINAAMG4200NL;
- 40 capsules met poeder, voorzien van het nummer SINAAMG4199NL;
- 139 pillen met tekst "Temazepam 20", voorzien van het nummer SINAAMG4198NL.
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zijn 40 capsules en 60 gleuftabletten, voorzien van de nummers SINAAMG5030NL, SINAAMG4202NL, SINAAMG4200NL, SINAAMG4199NL en SINAAMG4198NL onderzocht op Opiumwetsubstanties. In het onderzoeksmateriaal AAMG4200NL en AAMG4198NL is temazepam aangetoond. In het onderzoeksmateriaal AAMG5030NL en AAMG4199NL is amfetamine aangetoond. In het onderzoeksmateriaal AAMG4202NL is diazepam aangetoond.
Door een verbalisant van de IGJ zijn de aangetroffen geneesmiddelen in kaart gebracht. Onder de aangetroffen middelen bevonden zich onder meer:
- Oxazepam 50 mg, fabrikant TEVA, werkzame stof oxazepam, vermeld op lijst II van de Opiumwet;
- Methylfenidaat HCI 10 mg, fabrikant Mylan, werkzame stof methylfenidaathydrochloride, vermeld op lijst I van de Opiumwet;
- Temazepam, 20 mg, werkzame stof temazepam, vermeld op lijst II van de Opiumwet;
- Diazepam, 10 mg, werkzame stof diazepam, vermeld op lijst II van de Opiumwet;
- Bromazepam 6 mg, fabrikant Sandoz, werkzame stof bromazepam, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Verdachte heeft verklaard dat hij zes tot acht maanden wist dat [medeverdachte] handelde in middelen; onder andere in “Ozazepam”, de rechtbank begrijpt: Oxazepam.Verdachte heeft verder verklaard dat hij sinds acht maanden pakketjes wegbracht. Ook heeft hij rondgereden en in de buurt doosjes weggebracht.
Voor het opzettelijke aanwezig hebben gehad van de middelen onder feit 2 en 3 wordt verwezen naar de verklaring van [medeverdachte] en de verklaring van verdachte, opgenomen onder feit 1 en de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 1.
De rechtbank acht het onder feit 2 en 3 tenlastegelegde bewezen. Vast staat dat verdachte op 4 november 2019 een postpakket met 90 tabletten Methylfenidaat opzettelijk aanwezig heeft gehad en heeft vervoerd. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet wist wat er in de pakketjes zat, gezien de hierboven beschreven situatie in de woning en gezien zijn eigen verklaring dat hij wist dat [medeverdachte] in middelen handelde ongeloofwaardig. Daarnaast acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat verdachte gedurende acht maanden voor of in samenspraak met zijn partner pakketjes zou hebben weggebracht zonder te weten wat er in die pakketjes zat.
De rechtbank zal de feiten 4 en 5 tegelijk beoordelen gelet op de nauwe samenhang.
Getuige [getuige 1] heeft op 10 november 2019 verklaard dat zij Oxazepam 50 mg heeft besteld en ontvangen. Ze had contact met de verkoper via WhatsApp, met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Getuige stuurde een berichtje en gaf aan wat ze wilde hebben. Het doosje werd via de post naar haar huisadres gestuurd. Eerst ging de betaling via een enveloppe met geld die zij stuurde naar een postbusnummer in Kesteren, daarna via een betaalverzoek via WhatsApp. Getuige heeft misschien wel vijfentwintig keer Oxazepam besteld. Ze betaalde in het begin € 45,- en later € 55,- voor een doosje Oxazepam van dertig tabletten. Vorige maand, de rechtbank begrijpt: in oktober 2019, heeft zij voor het laatst een doosje gekocht en ontvangen.
Getuige [getuige 2] heeft op 17 november 2019 verklaard dat zij heeft over een periode van ongeveer drie jaar medicijnen heeft gekocht, voor het laatst een paar weken geleden. Getuige kocht gemiddeld één keer per twee maanden. Getuige had belang bij Oxazepam, Diazepam en Temazepam. Er werd van alles aangeboden. In een later stadium kreeg getuige ook het telefoonnummer van de verkoper. Dat werd via een kerstkaartje toegestuurd met een pilletje erop. Op dat kaartje stonden ook medicijnen en prijzen vermeld die besteld konden worden. De website, de rechtbank begrijpt: het e-mailadres, dat werd gebruikt is [e-mailadres] . De gemiddelde prijs was ongeveer € 23,- per doosje.
Op de iMac die in beslag werd genomen in de woning aan de [adres] werd een medicijnlijst aangetroffen met daarbij vermeld prijzen. Op de medicijnlijst stond het emailadres [e-mailadres] en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , waarop bestellingen geplaatst konden worden.
Door een verbalisant van de IGJ werd geconstateerd dat de aangetroffen middelen Diazepam, Bromazepam, Temazepam en Oxazepam zijn ingedeeld in de categorie UR-geneesmiddel: een geneesmiddel dat uitsluitend op recept ter hand mag worden gesteld. De verbalisant heeft op 6 november 2019 het vergunningenregister EudraGMDP-databank en het BIG-register geraadpleegd. Hieruit kon worden opgemaakt dat aan verdachte en [medeverdachte] geen vergunning was verleend als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet. Ook kwamen verdachte en [medeverdachte] niet voor als beroepsbeoefenaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
[medeverdachte] heeft op 10 december 2019 verklaard dat verdachte hem met alles hielp. Verdachte en hij haalden pakketjes op bij het postkantoor. In de pakketjes zat geld. Mensen belden, appten en mailden soms de bestelling. Verdachte en hij maakten gebruik van de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Het nummer was alleen voor de handel in medicijnen. Hierop werden bestellingen gedaan. Verdachte en hij waren beheerder van het emailadres [e-mailadres] . [medeverdachte] kreeg het geld via de postbus of via de rekening. Verdachte had toegang tot de internetbankieromgeving van zijn rekeningnummers.
Verdachte heeft verklaard dat hij zes tot acht maanden wist dat [medeverdachte] handelde in middelen; onder andere in “Ozazepam”, de rechtbank begrijpt: Oxazepam. Het ging om tientallen doosjes. Verdachte heeft wel eens de telefoon opgenomen. Deze telefoon werd de werktelefoon genoemd. Via de telefoon werd een bestelling voor die doosjes doorgegeven. De mensen gaven de namen van de medicijnen door. Verdachte nam de bestelling aan, schreef de bestelling op een briefje en hing het briefje aan de muur. Soms ging dit via de e-mail. Verdachte is wel eens met [medeverdachte] meegegaan naar [naam] om medicijnen op te halen. [naam] kwam met een boodschappentas en ging achterin de auto zitten. [naam] legde de tas in de auto en Adriaan gaf [naam] een envelop. Verdachte nam aan dat in de tas de medicijnen zaten en in de envelop het geld. [medeverdachte] onderhield verdachte financieel, verdachte had geen inkomsten. [medeverdachte] stopte iedere week 700 euro in een geldkistje.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de keer dat verdachte mee is gegaan naar de leverancier om middelen op te halen, ze met de auto een rondje hebben gereden. Dit deden ze zodat ‘het’ niet opviel. Verdachte heeft twee keer telefonisch contact gehad met de leverancier.
De rechtbank acht het onder feit 4 primair en 5 primair tenlastegelegde bewezen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt op grond van voornoemde getuigenverklaring van [getuige 2] vast dat zij gedurende een periode van ongeveer drie jaar geneesmiddelen heeft gekocht. Het ging daarbij om Oxazepam, Temazepam en Diazepam. Op enig moment kreeg zij een kaartje waarop de medicijnen en de prijzen vermeld stonden. Als e-mailadres was bij haar [e-mailadres] bekend. Getuige [getuige 1] heeft mogelijk wel 25 keer besteld. Zij noemde het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Op de in beslag genomen iMac is een medicijnlijst met prijzen aangetroffen. Op de lijst stond het e-mailadres [e-mailadres] en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte] heeft verklaard dat hij en verdachte gebruik maakten van het e-mailadres en het telefoonnummer.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat verdachte op 4 november 2019 tien postpakketten heeft afgeleverd aan de medewerker van PostNL, voorzien van onder meer Temazepam, Diazepam en Bromazepam. In de woning van verdachte is een hoeveelheid Oxazepam aangetroffen. Verdachte heeft acht maanden lang pakketten weggebracht en rondgereden in de buurt om doosjes weg te brengen. Verdachte heeft op de werktelefoon bestellingen van geneesmiddelen aangenomen. Ook is hij samen met [medeverdachte] geneesmiddelen gaan kopen en heeft hij twee keer telefonisch contact gehad met de leverancier van geneesmiddelen. Aan verdachte en [medeverdachte] is geen vergunning verleend als bedoeld in de Geneesmiddelenwet. Ook komen zij niet voor als beroepsbeoefenaar als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.
De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er werd gehandeld in geneesmiddelen, maar hoogstens dat er tegen inkoopprijs kalmeringsmiddelen werden verkocht, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte nam bestellingen aan waarbij medicijnnamen werden genoemd. Ook heeft hij aangegeven dat er bij het contact met de leverancier een rondje werd gereden zodat ‘het’ niet opviel en lagen er in zijn woning, in de ruimte waar hij sliep en in het zicht, aanzienlijke hoeveelheden doosjes van diverse soorten medicijnen. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte wel degelijk wist dat het verboden (genees)middelen betroffen en geen kalmeringsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen. De verklaringen van verdachte en van [medeverdachte] wijzen erop dat verdachte actief betrokken is geweest bij de handel. Het opnemen van bestellingen, het afleveren van pakketten op het postkantoor en in de buurt en het samen inkopen van geneesmiddelen wijst volgens de rechtbank op een gezamenlijke uitvoering, waarbij nauw en bewust is samengewerkt. Verdachte werd verder financieel door [medeverdachte] onderhouden, wat maakt dat de opbrengst van de handel in geneesmiddelen ook aan verdachte ten goede is gekomen.