2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Onder parketnummer 05/005585-19
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde nu het opzet van verdachte niet was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel bedreigen van de verbalisanten, ook niet in voorwaardelijke zin. Vrijspraak dient ook te volgen voor het subsidiair tenlastegelegde, nu aangevers niet hebben verklaard dat zij vreesden voor hun leven of zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. En ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman naar voren gebracht dat de in de auto aangetroffen dolk en knuppel niet zonder meer aan verdachte kunnen worden toegeschreven. Verdachte had de auto in bruikleen en daarnaast zat ook medeverdachte [medeverdachte] in de auto. Niet vastgesteld kan worden van wie de wapens waren en of verdachte wetenschap had van die wapens. Verder dient het opvouwbare mes dat is aangetroffen bij de veiligheidsfouillering te worden aangemerkt als een stiletto. Het mes valt dus onder een andere categorie dan genoemd in de tenlastelegging, te weten categorie 1, zodat ook op dit punt vrijspraak dient te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zagen op 1 januari 2019 omstreeks 04.25 uur een grijze [automerk] , type [type 1] voorzien van het kenteken [kenteken] rijden op de Jan Vermeerstraat in Zutphen. Ze gaven een stopteken maar de bestuurder, die later verdachte bleek te zijn, voldeed daar niet aan en vermeerderde zijn snelheid. Hierop is een achtervolging ingesteld door meerdere politiemensen. [verbalisant 3] en [verbalisant 4] reden achter verdachte toen het dienstvoertuig van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] met optisch en geluidssignalen hen tegemoet kwam rijden. Ze zagen op dat moment op de digitale snelheidsmeter van hun voertuig dat zij reden met een snelheid van 120 kilometer per uur waar 50 kilometer per uur is toegestaan. Ze zagen dat verdachte bij hen wegreed en dat verdachte stuurbewegingen naar links en rechts maakte om zo te proberen de tegemoet komende politieauto te passeren. Ze zagen dat deze stuurbewegingen heel sterk waren waardoor het voertuig zeer schokkend en slingerend van links naar rechts ging. Ze zagen dat de agenten in de politieauto probeerden het voertuig van de verdachte te blokken en dat er een aanrijding ontstond. Zij zagen geen remlichten brandden van het voertuig van verdachte.
Verbalisant [verbalisant 1] (hoofdagent van politie-eenheid Oost Nederland) heeft aangifte gedaan. Verdachte reed volgens hem met hoge snelheid en passeerde gevaarlijk enkele straten en meerdere fietsers, toen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (brigadier van politie-eenheid Oost Nederland) hem hun richting op zagen rijden. Verbalisant [verbalisant 1] reed in een opvallend dienstvoertuig en voerde optische en geluidssignalen Verbalisant [verbalisant 1] stuurde in dezelfde richting als waarin verdachte zijn auto stuurde. Dit om er voor te zorgen dat verdachte zou stoppen met zijn rit. Verdachte probeerde hem eerst rechts voorbij te gaan [
de rechtbank begrijpt: rechts vanuit het perspectief van de verbalisant]. Nadat verbalisant ook naar rechts stuurde zag hij dat verdachte vervolgens zijn voertuig naar links stuurde. Op dat moment heeft verbalisant zijn voertuig ook naar links gestuurd [
de rechtbank begrijpt: links vanuit het perspectief van de verbalisant]. Verdachte is toen met de voorzijde van de [automerk] tegen de linker voorzijde van de politieauto aangereden. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij bang was dat verdachte hun vol frontaal zou aanrijden waarbij er dan enorm letsel had kunnen ontstaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet de intentie had om opzettelijk op het dienstvoertuig van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in te rijden en dat hij juist wilde ontkomen. Hij was onder invloed en had een wapen op zak. Hij heeft bij zijn vluchtpoging een verkeerde inschatting gemaakt.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de betreffende verbalisanten.
De rechtbank acht in dat kader niet bewezen dat verdachte bewust op aangever [verbalisant 1] en collega [verbalisant 2] is ingereden. Zijn gedrag is naar uiterlijke verschijningsvorm niet zo zeer gericht geweest op het willen toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat van voorwaardelijk opzet kan worden gesproken. Verdachte heeft immers weggestuurd van de richting waarnaar de politieauto juist toereed om verdachte klem te rijden.
Hij heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij aan de agenten wilde ontkomen. Het primair tenlastegelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen worden omdat hij niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde bedreiging overweegt de rechtbank als volgt. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling is onder meer vereist:
dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen; en
en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Voor de beantwoording van de vraag of aangever [verbalisant 1] en verbalisant [verbalisant 2] zich door de handelingen van verdachte redelijkerwijs bedreigd kan hebben gevoeld acht de rechtbank het volgende van belang.
De verdachte is met zijn auto op de vlucht geslagen toen hij een stopteken kreeg van de politie. Dit heeft geleid tot een wilde achtervolging, waarbij meerdere politieauto’s betrokken waren en verdachte geen rekening heeft gehouden met verkeersregels en enkele straten en fietsers gevaarlijk en met hoge snelheid heeft gepasseerd.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verdachte tot stoppen proberen te dwingen door de weg te blokkeren. Verdachte heeft niet geremd, maar heeft geprobeerd hen eerst rechts en daarna links te passeren. Als gevolg van de stuurbeweging naar links is een aanrijding ontstaan met het dienstvoertuig van [verbalisant 1] die op dat moment ook naar links stuurde om verdachte de weg te blokkeren.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij bang was dat verdachte hen vol frontaal zou aanrijden waarbij er dan enorm letsel had kunnen ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de twee stuurbewegingen van verdachte zoals bewezenverklaard onder dusdanige omstandigheden geschied dat zij in het algemeen geschikt zijn bij de inzittenden van de aldus geraakte auto de vrees teweeg te brengen dat de verdachte zo een verkeersongeluk zou veroorzaken dat zwaar lichamelijk letsel van hen ten gevolge zou kunnen hebben. Daarom heeft bij [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die vrees in redelijkheid kunnen ontstaan.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet de intentie had om op het dienstvoertuig van [verbalisant 1] in te rijden en juist probeerde te ontkomen. Dit wil de rechtbank wel aannemen, maar zij acht wel voorwaardelijke opzet aanwezig. Hiertoe overweegt zij als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Verdachte is met hogere snelheid dan is toegestaan op het voertuig van agenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] toegereden en is daadwerkelijk tegen de zijkant van hun auto gebotst. Gelet op het feit dat verdachte niet geremd heeft toen zijn vluchtpoging na een aantal stuurbewegingen leek te mislukken, moet hij hebben beseft en aanvaard dat bij de inzittenden van het dienstvoertuig de redelijke vrees zou ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Het subsidiair tenlastegelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 87;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 92;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2020.
Feit 3
Verdachte werd op 1 januari 2019 in Zutphen aangehouden na achtervolging door de politie.
In het dashboardkastje van het personenvoertuig lag een dolk (type [type 2] ). Op de achterbank lag een knuppel. Tijdens fouillering is bij verdachte een opvouwbaar mes ( [mes] ) aangetroffen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2019 blijkt dat deze voorwerpen vallen onder artikel 2 lid 1 categorie 4 sub 7 van de Wet Wapens Munitie.
De raadsman heeft allereerst aangevoerd dat het op verdachte aangetroffen mes valt onder categorie 1, omdat het dient te worden aangemerkt als een stiletto.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Uit het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisant [verbalisant 5] op 2 januari 2019 onderzoek heeft ingesteld naar het mes.Het mes wordt als volgt beschreven: “
Het betreft een opvouwbaar mes met een (1) snijkant. Het mes heeft een bruin houten heft. Dit mes is met een (1) hand te openen door een geveerde ondersteuning.” Gelet op de aard van het voorwerp en de omstandigheden waaronder het mes is aangetroffen is [verbalisant 5] van mening dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, waarna hij tot de conclusie komt dat het mes valt onder artikel 2 lid 1 categorie 4 sub 7 van de Wet Wapens Munitie. De rechtbank stelt vast dat de raadsman van dezelfde omschrijving van het mes uitgaat als [verbalisant 5] in het proces-verbaal. De enkele stelling van de raadsman dat een stiletto eveneens een opvouwbaar mes betreft met een vergelijkbaar ontgrendelingsmechanisme is onvoldoende betwisting van de bevindingen van het proces-verbaal ten aanzien van het mes. De rechtbank passeert het verweer.
Nu het mes onder verdachte is aangetroffen heeft verdachte dit mes ook voorhanden gehad.
Ten aanzien van de vraag of verdachte de dolk en het knuppel ook voorhanden heeft gehad overweegt de rechtbank als volgt. Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Voorts vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken.
Ten aanzien van de knuppel die in het zicht op de achterbank van de auto lag is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich bewust was van het aanwezig hebben van dat wapen en daarover ook beschikkingsmacht had. De rechtbank is van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat verdachte niet op de hoogte is geweest van de knuppel. De dolk lag echter in het dashboardkastje opgeborgen en daarvan kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat dit wapen op die plek lag. Van dat gedeelte van de tenlastelegging wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
Onder parketnummer 05/881457-19
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde met uitzondering van de genoemde hoeveelheden die niet duidelijk uit het dossier zijn gebleken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat gelet op de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van feit 1 de verdediging zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 staat niet ter discussie dat verdachte hoeveelheden drugs voorhanden heeft gehad. De hoeveelheden die genoemd zijn in de tenlasteleggingen kunnen echter niet teruggevonden worden in het dossier, zodat verdachte van die hoeveelheden dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van bevindingen lijn 4807, p. 451-456;
- het proces-verbaal van bevindingen lijn 1452, p. 457-463;
- het proces-verbaal van bevindingen lijn 1571, p. 464-472;
- het proces-verbaal van bevindingen contact [verdachte] , p. 468-572;
- het proces-verbaal van bevindingen deallijn, p. 580-584;
- het proces-verbaal van bevindingen afnemers, p. 586-587;
- het proces-verbaal van bevindingen nieuw nummer [verdachte] , p. 597-600;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 1253-1256;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1265-1269;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 1283-1286;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 1332-1335;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 1361-1365;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 1391-1392;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2020.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van doorzoeking Karel Doormanstraat 72 te Zutphen, p. 1451-1461;
- het proces-verbaal onderzoek drugs, p. 1499-1502;
- het proces-verbaal NFiDent, p. 1503-1508;
- het proces-verbaal van doorzoeking Goeman Borgesiusstraat 6 te Zutphen, p. 1522-1538;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1557-1560;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [geboortedatum] , p. 1788-1795;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2020.
De rechtbank overweegt dat het dossier geen eenduidige informatie bevat over het gewicht van de aangetroffen soorten harddrugs. Daarom komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de hoeveelheden in grammen die in de tenlastelegging zijn opgenomen en zal zij alleen bewezen verklaren dat verdachte hoeveelheden van materialen die cocaïne, heroïne, amfetamine en MDMA bevatten, aanwezig heeft gehad.