ECLI:NL:RBGEL:2020:7000

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
05/882474-17 vs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen en valsheid in geschrift in horecabedrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schuldwitwassen en valsheid in geschrift. De verdachte, die betrokken was bij de exploitatie van verschillende horecagelegenheden in Arnhem, had in de periode van 1 mei 2016 tot en met 6 maart 2018 aanzienlijke bedragen ontvangen van een medeverdachte, waarvan werd gesteld dat deze afkomstig waren uit criminele activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen door grote geldbedragen, waarvan zij had moeten begrijpen dat deze afkomstig waren van criminele activiteiten, op haar bankrekeningen te laten overmaken en daarmee horecazaken aan te kopen. Daarnaast had zij Bibob-formulieren ingediend bij de gemeente Arnhem, waarin zij onjuiste informatie had verstrekt over de financiering van haar horecabedrijven. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt, waardoor de gemeente werd misleid. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van negen maanden en verklaarde een in beslag genomen geldbedrag van € 10.800,- verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/882474-17
Datum uitspraak : 24 december 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
20 december 2018, 24 september 2020 en 10 december 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2016 tot en met 06 maart 2018, te Arnhem , althans in Nederland, tezamen en in vereniging althans alleen, voorwerpen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen gebruik gemaakt namelijk door (telkens) één of meerdere (grote) hoeveelheden geld (te weten in totaal een geldbedrag van ongeveer 431.697 euro), van de rekening van de mededader [medeverdachte] over te maken naar de rekening(en) van de horecagelegenheid [naam café 1]
met welk(e) geld(en) (vervolgens) door verdachte en/of haar mededader de exploitatie/uitbating van één of meer horecagelegenheden in [plaats] (te weten café " [naam café 1] ", Café " [naam café 2] ", Café " [naam café 3] " en/of " [naam café 4] ") zijn (mede) aangekocht/overgenomen en/of deze vernieuwd/verbouwd en/of (daarna) de verdere bedrijfsvoering/exploitatie is (mede) gefinancierd, terwijl zij en/of haar mededader wist(en) dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - (geheel of gedeeltelijk) afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl zij en/of haar mededader aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2016 tot en met 06 maart 2018, te Arnhem , althans in Nederland, tezamen en in vereniging althans alleen, voorwerpen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen gebruik gemaakt namelijk door (telkens) één of meerdere (grote) hoeveelheden geld (te weten in totaal een geldbedrag van ongeveer 431.697 euro), van de rekening van de mededader [medeverdachte] over te maken naar de rekening(en) van de horecagelegenheid [naam café 1]
met welk(e) geld(en) (vervolgens) door verdachte en/of haar mededader de exploitatie/uitbating van één of meer horecagelegenheden in [plaats] (te weten café " [naam café 1] ", Café " [naam café 2] ", Café " [naam café 3] " en/of " [naam café 4] ") zijn (mede) aangekocht/overgenomen en/of deze vernieuwd/verbouwd en/of (daarna) de verdere bedrijfsvoering / exploitatie is (mede) gefinancierd, terwijl zij en/of haar mededader redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - (geheel of gedeeltelijk) afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
zij in of omstreeks 1 maart 2017 tot en met 31 augustus 2017 te Arnhem meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen één of meer geschriften die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een Bibob formulier ondertekend dd. 10-03-17 (AH009-08), en/of
- een Bibob formulier ondertekend dd. 17-07-17 (AH009-07), en/of
- een Bibob formulier ondertekend dd. 23-08-17 (AH009-06)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst door onjuiste informatie in te vullen en/of informatie weg te laten, althans voornoemd(e) formulier(en) niet naar waarheid in te vullen door (onder meer):
- op het Bibob formulier ondertekend dd. 10-03-17 (AH009-08),
* aan te geven dat de onderneming werd gefinancierd met een leenovereenkomst van 50.000 euro, terwijl in werkelijkheid op dat moment een bedrag van 95.188 euro feitelijk vanaf de bankrekening van [medeverdachte] naar de rekening van de horecaonderneming [naam café 1] was overgemaakt, en/of
* niet / niet volledig te vermelden dat er sprake is van financiering door middel van vreemd vermogen en/of
* niet / niet volledig de gegevens van de betrokkenen bij de onderneming te vermelden en/of
* niet / niet volledig te vermelden van de (de omvang van alle) openstaande schulden (op het moment van ondertekening van de formulieren) en/of
- op het Bibob formulier ondertekend dd. 17-07-17 (AH009-07)
* aan te geven dat de onderneming volledig werd gefinancierd met eigen vermogen afkomstig uit erfenis en dat de onderneming niet werd gefinancierd met vreemd vermogen, terwijl in werkelijkheid op dat moment een bedrag van 307.688 euro feitelijk vanaf de bankrekening van [medeverdachte] naar de rekening van de horecaonderneming [naam café 1] was overgemaakt en/of
* niet / niet volledig te vermelden dat er sprake is van financiering door middel van vreemd vermogen en/of
* niet / niet volledig de gegevens van de betrokkenen bij de onderneming te vermelden en/of
* niet / niet volledig te vermelden van de (de omvang van alle) openstaande schulden (op het moment van ondertekening van de formulieren) en/of
- op het Bibob formulier ondertekend dd. 23-08-17 (AH009-06)
* aan te geven dat de onderneming volledig werd gefinancierd met eigen vermogen afkomstig uit erfenis en dat de onderneming niet werd gefinancierd met vreemd vermogen, terwijl op dat moment een bedrag van 317.688 euro feitelijk vanaf de bankrekening van [medeverdachte] naar de rekening van de horecaonderneming [naam café 1] was overgemaakt, en/of
* niet / niet volledig te vermelden dat er sprake is van financiering door middel van vreemd vermogen en/of
* niet / niet volledig de gegevens van de betrokkenen bij de onderneming te vermelden en/of
* niet / niet volledig te vermelden van de (de omvang van alle) openstaande schulden (op het moment van ondertekening van de formulieren)
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 primair en 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe betoogd dat het vermogen en/of geld van medeverdachte [medeverdachte] niet uit misdrijf afkomstig is.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat [medeverdachte] tot eind jaren 90 een vermogend man was en meerdere onroerende goederen in zijn bezit heeft gehad. Verdachte wist niet beter dan dat [medeverdachte] vermogend was. Het geld is via de bank aan haar overgemaakt. Verdachte wist niet dat het geld van [medeverdachte] van misdrijf afkomstig was. Over zijn criminele verleden wist ze alleen af van een veroordeling voor drugssmokkel op Schiphol. Op het moment dat ze [medeverdachte] weer ontmoette was dat inmiddels ruim 15 jaar geleden. Niet kan worden bewezen dat verdachte van het hele strafrechtelijke verleden, meer in het bijzonder de veroordeling in Spanje, op de hoogte was. Dat verdachte tegen [naam 1] zou hebben gezegd dat [medeverdachte] “een grote boef” is, moet in een andere context worden geplaatst. Ze heeft bedoeld te zeggen dat hij een grote boef is op het gebied van vrouwen. Ook blijkt volgens de raadsman niet uit het dossier dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van [medeverdachte] uit misdrijf afkomstig was. De raadsman meent dat verdachte ook niet bewust heeft meegewerkt aan het optuigen of in stand houden van een schijnconstructie, waarbij zij op papier eigenaresse van de cafés is, maar in werkelijkheid [medeverdachte] eigenaar van de cafés zou zijn. De raadsman meent dan ook dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte hulp heeft gevraagd bij het invullen van de formulieren en als leek heeft vertrouwd op wat was ingevuld. De raadsman meent dat het Bibob-formulier van 10 maart 2017 correct is ingevuld. Dat feitelijk op dat moment al meer geld aan verdachte was verstrekt dan het bedrag van de geldleningsovereenkomst, wist verdachte niet. Ze heeft geen opzet of oogmerk gehad het formulier als echt en onvervalst te gebruiken. Ten aanzien van de andere twee Bibob-formulieren kan niet worden bewezen dat verdachte middels de zwaarste opzetvariant de formulieren heeft vervalst. De formulieren zijn transparant. Verdachte heeft verwezen naar de andere ondernemingen en ten tijde van het invullen van de formulieren was sprake van voldoende verkregen gelden via de erfenis.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Allereerst zal moeten worden beoordeeld of het geld dat door [medeverdachte] is overgemaakt, uit misdrijf afkomstig is. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Toetsingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis en 420quater, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan een voorwerp dat “afkomstig is uit enig misdrijf” niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Wanneer door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
De rechtbank gaat op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat medeverdachte [medeverdachte] in de periode van 1 januari 2007 tot en met 6 maart 2018 ongeveer € 2,2 miljoen meer contant geld heeft uitgegeven en gestort op bankrekeningen dan hij legaal aan contant geld beschikbaar had. Hieruit volgt volgens de officier van justitie dat het geld dat [medeverdachte] geïnvesteerd heeft in de onderneming van verdachte een criminele herkomst heeft. De officier van justitie heeft het bedrag van ongeveer € 2,2 miljoen berekend aan de hand van een eenvoudige kasopstelling.
Bij een eenvoudige kasopstelling wordt nagegaan of en in hoeverre een betrokkene meer contante uitgaven heeft gedaan dan via legale bron kan worden verantwoord. Daartoe worden de totale contante uitgaven afgezet tegen de beschikbare legale contante gelden. Indien de totale contante uitgaven groter zijn dan de beschikbare legale contante gelden, dan is sprake van onbekende contante ontvangsten. Een negatieve kas is niet mogelijk, men kan immers niet meer contant geld uitgeven dan men fysiek aan kasgeld beschikbaar heeft.
Contante geldstroom [medeverdachte]
Spaanse rekeningen
Tijdens de doorzoeking op 6 maart 2018 is een groot aantal stortingsbewijzen aan getroffen van verschillende Spaanse banken. Verder is bij de Spaanse autoriteiten informatie opgevraagd over bankrekeningen op naam van [medeverdachte] .
Aan de hand van de aangetroffen stortingsbewijzen en de informatie verkregen uit de rechtshulpverzoeken aan Spanje is berekend dat op de rekeningen van [medeverdachte] de volgende contante stortingen zijn gedaan:
Barclays rekeningnummer [rekeningnummer 1] :
  • 25 mei 2007 € 5.000,-
  • 28 mei 2007 € 6.000,-
  • 24 juni 2009 € 10.000,-
  • 14 augustus 2009 € 4.500,-
  • 4 september 2009 € 5.000,-
  • 16 oktober 2009 € 5.000,-
  • 27 november 2009
Totaal € 41.000,-
Cajamar rekeningnummer [rekeningnummer 2] :
  • 28 mei 2007 € 10.000,-
  • 19 september 2007 € 20.000,-
  • 15 december 2007 € 14.500,-
  • 24 juni 2009 € 10.000,-
  • 7 juli 2009 € 6.000,-
  • 13 juli 2009 € 5.500,-
  • 10 augustus 2009 € 5.000,-
  • 12 augustus 2009 € 5.000,-
  • 14 augustus 2009 € 5.000,-
  • 24 augustus 2009 € 5.000,-
  • 4 september 2009 € 5.000,-
  • 16 oktober 2009 € 20.000,-
  • 27 november 2009 € 5.500,-
  • 10 maart 2009 € 500,-
  • 30 april 2010 € 4.000,-
  • 2 november 2010 € 5.000,-
  • 5 november 2010
Totaal € 131.000,-
Banco de Andalucia / Banco Popular Espanol rekeningnummer [rekeningnummer 3] *:
  • 22 juni 2009 € 5.000,-
  • 24 juni 2009 € 6.000,-
  • 7 juli 2009 € 5.000,-
  • 13 juli 2009 € 6.500,-
  • 10 augustus 2009 € 5.000,-
  • 12 augustus2009 € 5.000,-
  • 24 augustus 2009 € 5.000,-
  • 27 november 2009 € 6.000,-
  • 1 december 2009 € 5.000,-
  • 30 maart 2010
Totaal € 52.500,-
* De Bank van Andalusia is op 7 augustus 2009 overgenomen door haar moedermaatschappij Banco Popular Espanol.
Unicaja-rekening [rekeningnummer 4] :
  • 24 augustus 2009 € 15.000,-
  • 26 augustus 2009 € 5.000,-
  • 7 september 2009 € 8.000,-
  • 22 september 2009 € 15.000,-
  • 27 november 2009 € 5.000,-
  • 30 november 2009 € 14.000,-
  • 1 december 2009 € 10.000,-
  • 30 maart 2010 € 20.000,-
  • 17 mei 2010 € 15.000,-
  • 18 mei 2010 € 15.000,-
  • 25 mei 2010
Totaal € 142.000,-
Het totaalbedrag van de stortingen op Spaanse bankrekeningen bedraagt:
  • Barclays € 41.000,-
  • Cajamar € 131.000,-
  • Banco de Andalucia/Banco Popular Espanol € 52.500,-
  • Unicaja
Totaal
€ 366.500,-
Nederlandse bankrekeningen
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat [medeverdachte] meerdere ING- en ABN-AMRO rekeningen op naam had, waaronder:
  • [rekeningnummer 5]
  • [rekeningnummer 6]
  • [rekeningnummer 7]
  • [rekeningnummer 8]
  • [rekeningnummer 9]
  • [rekeningnummer 10] .
Op deze rekeningen heeft [medeverdachte] in de periode van 2007 tot en met 6 maart 2018 contante stortingen gedaan:
  • in 2007 voor een totaalbedrag van € 47.980,-;
  • in 2008 voor een totaalbedrag van € 18.910,-;
  • in 2016 voor een totaalbedrag van € 392.575,-;
  • in 2017 voor een totaalbedrag van € 198.430,-;
  • in 2018 voor een totaalbedrag van
Totaal
€ 688.045,- [4]
Bankrekening in Gibraltar
Op de bankrekening bij de Jyske Bank in Gibraltar zijn op naam van [bedrijf 1] twee contante stortingen gedaan van in totaal
€ 9.500,-, te weten op 28 oktober 2010 een bedrag van € 2.500,- en op 18 januari 2011 een bedrag van € 7.000,-. [5]
In het dossier zitten trustovereenkomsten met als executiedatum 26 mei 2010 van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] . Als eigenaar is bij [bedrijf 2] de naam van [medeverdachte] vermeld. Bij [bedrijf 1] is [bedrijf 2] als eigenaar vermeld. [6]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij bij de [bedrijf 1] iets heeft getekend dat hij tekenbevoegd was voor de bankrekening van de [bedrijf 1] . [7]
[medeverdachte] heeft, zo blijkt uit het dossier, meerdere schepen gekocht.
Contante betalingen [naam boot 1]
[medeverdachte] heeft op 18 juli 2007 een bedrag van € 92.250,- via de ABN-AMRO-bank gestort op de rekening van [bedrijf 3] . [8]
Kort daarna heeft [medeverdachte] , volgens een Bill of Sale op 23 juli 2007, de eigendom van een boot met de naam [naam boot 1] verkregen. [9]
[medeverdachte] heeft een aantal contante betalingen gedaan voor de [naam boot 1] . In het dossier zijn stukken aangetroffen van contante betalingen van € 1.000,-, € 2.000,-, € 7.000,-, € 3.000,- en € 1.000,-. [10]
De rechtbank gaat, gelet op het korte tijdsbestek tussen de storting van het geld op de rekening van [bedrijf 3] en de overdracht van de [naam boot 1] , ervan uit dat de storting van € 92.250,- bedoeld was voor de aankoop van de [naam boot 1] . Berekend is dat de totale contante betalingen voor de [naam boot 1]
€ 106.250,-bedragen.
Contante betalingen [naam boot 2] / [naam boot 3]
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte en [medeverdachte] zijn in de administratie verschillende bescheiden aangetroffen die betrekking hebben op contante betalingen ten behoeve van de [naam boot 2] . Het gaat daarbij om de volgende betalingen:
- Getuige [getuige 1] , controller op [naam jachtwerf] heeft verklaard dat [medeverdachte] eind 2015 of begin 2016 de [naam boot 3] bracht voor reparatie/re-fitting. Hij heeft toen € 10.000,- contant aanbetaald voor de reparatie. Daarna heeft hij nog een keer ruim € 12.000,- contant betaald. [getuige 1] heeft een betalingsoverzicht overgelegd, waarin hij de contante betalingen heeft omcirkeld. Het gaat daarbij om een bedrag van € 10.000,- op 8 december 2016, een bedrag van € 1.683,67 op 27 oktober 2017 en een bedrag van € 10.033,48 op 20 december 2017. [11]
- Facturen betreffende de [naam boot 2] voor bedragen van € 1.000,-, € 500,-, € 2.500,-, € 3.000,-, € 10.000,-, € 5.000,-, € 10.000,-, 15.000,-, € 1.137,55, € 1.500, € 2.000. [12]
- Daarnaast heeft de officier van justitie ter terechtzitting betalingsbewijzen overgelegd van contante betalingen voor de [naam boot 2] . Het gaat om een bedrag van € 200,- en een bedrag van € 10.000,-. [13]
De rechtbank heeft berekend dat de totale contante betalingen ten behoeve van de [naam boot 2] / [naam boot 3]
€ 83.554,70bedragen.
Contante betalingen [naam boot 4]
In de woning van verdachte en [medeverdachte] zijn stukken aangetroffen waaruit blijkt dat [medeverdachte] op 26 augustus 2009, 7 september 2009 en 21 september 2009 betalingen heeft gedaan met betrekking tot de boot de [naam boot 4] aan [naam 2] van [bedrijf 4] van respectievelijk € 50.000,-, € 20.000,- en € 5.000,-. [14]
Contante betalingen overige boten
In het dossier is verder een nota aangetroffen, waaruit kan worden opgemaakt dat een bedrag van € 10.000,- contant is betaald ten behoeve van een niet nader genoemde boot. [15]
Overige contante betalingen
Bij doorzoeking van de woning en auto van [medeverdachte] is nog een aantal andere stukken aangetroffen, waaruit contante betalingen kunnen worden afgeleid. Het gaat om de volgende bedragen:
- [naam hotel] : bedragen van € 474,60, € 1.473,93, € 1.000,- en € 1.500,-; [16]
- Ontvangstbewijzen met bedragen van € 1.477,-, € 4.000,-, € 5.250,-; [17]
- [naam juwelier] een bedrag van € 299,-; [18]
- [naam winkel 1] een bedrag van € 6.063,-; [19]
- [naam winkel 2] een bedrag van € 813,95. [20]
Het totaal aan overige contant betaalde uitgaven bedraagt
€ 22.351,48.
Lening aan verdachte
[medeverdachte] heeft op 12 juli 2016 een bedrag van € 5.000,- contant aan verdachte geleend. Hiervan is een overeenkomst opgemaakt. [21]
Verdachte heeft op de vraag of ze ook contant geld van [medeverdachte] heeft ontvangen verklaard dat zij één keer geld van hem heeft ontvangen. Het was een bedrag van € 5.000,-. [22]
Betaling aan [naam café 1]
Bij [naam 3] , mede-eigenaar van het administratiekantoor [bedrijf 5] is de administratie van de eenmanszaak [naam café 1] gevorderd. Uit verkregen informatie bleek onder meer dat sinds augustus 2016 onder vermelding van grootboekrekening [nummer 1] een lening van [medeverdachte] aan [naam café 1] werd bijgehouden. Uit de grootboekrekening bleek dat [medeverdachte] een bedrag van € 24.150,48 in de kas van [naam café 1] , [naam café 4] of [naam café 2] had gestort. [23]
Het totaal aan contante stortingen en contante uitgaven dat aan [medeverdachte] kan worden toegerekend bedraagt:
  • Spaanse bankrekeningen € 366.500,-
  • Nederlandse bankrekeningen € 688.045,-
  • Gibraltese bankrekeningen € 9.500,-
  • [naam boot 4] € 75.000,-
  • [naam boot 2] / [naam boot 3] € 83.554,70
  • [naam boot 1] € 106.250,-
  • Overige boten € 10.000,-
  • Overige contante betalingen € 22.351,48
  • [verdachte] € 5.000,-
  • [naam café 1]
Totaal
€ 1.390.351,66
Begin saldo
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij op 1 januari 2007 over vermogensbestanddelen beschikte. Hij heeft in dit verband benoemd dat hij, vanaf de jaren ’70, schenkingen van een tante en van zijn vader heeft ontvangen en dat hij goud, onroerend goed en een boot bezat.
De rechtbank acht op zichzelf genomen niet onaannemelijk dat [medeverdachte] op 1 januari 2007 over vermogen beschikte. Niettemin moet de rechtbank vaststellen dat in het onderzoek geen aanwijzingen zijn gevonden dat [medeverdachte] op 1 januari 2007 over contant geld beschikte. De rechtbank herhaalt dat voor de eenvoudige kasopstelling alleen contant geld relevant is. Nu er geen aanwijzingen zijn dat [medeverdachte] op 1 januari 2007 over contant geld beschikte, zal de rechtbank het beginsaldo vaststellen op nihil.
Legale contante ontvangsten
Spaanse bankrekeningen
Van de Barclay bankrekening van [medeverdachte] zijn de volgende bedragen contant opgenomen:
  • 31 december 2008 € 300,-
  • 12 januari 2009 € 6.000,-
  • 17 januari 2009 € 209.-
  • 19 januari 2009 € 261,-
  • 5 juni 2009 € 261,-
  • 30 september 2009 € 400,-
  • 18 november 2009 € 314,-
  • 6 december 2009 € 314,-
  • 9 december 2009 € 261,-
  • 25 januari 2010 € 2.500,-
  • 15 mei 2010 € 314,-
  • 12 juni 2010 € 314,-
  • 26 juni 2010 € 261,-
  • 18 juli 2010 € 300,-
  • 20 juli 2010 € 200,-
  • 7 januari 2011 € 146,-
  • 11 januari 2011 € 127,-
  • 12 januari 2011 € 146,-
  • 12 januari 2011 € 115,-
  • 13 januari 2011 € 261,-
  • 15 maart 2011
Totaal € 13.156,-
Van de Banco de Andalusia/Banco Popular-rekening zijn de volgende bedragen contant opgenomen:
  • 3 augustus 2009 € 10.000,-
  • 8 oktober 2009 € 5.000,-
  • 20 oktober 2009 € 300,-
  • 22 oktober 2009 € 300,-
  • 2 november 2009 € 400,-
  • 14 november 2009 € 250,-
  • 18 december 2009 € 300,-
  • 29 december 2009 € 400,-
  • 14 januari 2010 € 300,-
  • 19 januari 2010 € 3.500,-
  • 17 februari 2010 € 2.500,-
  • 3 maart 2010 € 140,-
  • 8 maart 2010 € 140,-
  • 1 april 2010 € 300,-
  • 5 april 2010 € 300,-
  • 9 april 2010 € 300,-
  • 17 mei 2010 € 300,-
  • 7 juni 2010 € 600,-
  • 22 juli 2010
Totaal € 25.400,-
Van de Unicaja- rekening zijn de volgende bedragen opgenomen:
  • 8 oktober 2009 € 5.000,-
  • 28 januari 2010 € 5.000,-
  • 21 mei 2010 € 5.000,-
  • 9 juni 2010 € 4.000,-
  • 10 juni 2010
Totaal € 20.000,-
Verder zijn van deze rekening 20 opnamen verricht bij geldautomaten met een totaalbedrag van € 5.184,19 en vier kasopnamen met een totaal van € 13.000,-. [24]
Het totaalbedrag van de opnamen van Spaanse bankrekeningen bedraagt:
  • Barclays € 13.156,-
  • Banco de Andalucia/Banco Popular Espanol € 25.400,-
  • Unicaja
Totaal
€ 76.740,19
Nederlandse bankrekeningen
Van de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte] is in de periode van 1 januari 2007 tot en met 8 maart 2018 in totaal
€ 29.390,-contant opgenomen. [25]
Bankrekeningen in Gibraltar
Van de bankrekeningen in Gibraltar van [medeverdachte] is in totaal € 27.969,- contant opgenomen. [26]
Overige contante inkomsten
- Uit de grootboekrekening die de [bedrijf 5] van [naam café 1] bijhield bleek dat [medeverdachte] een bedrag van € 23.347,65 uit de kas van [naam café 1] , [naam café 4] of [naam café 2] heeft onttrokken. [27]
- [medeverdachte] heeft verklaard dat hij in september/oktober 2016 in Spanje is geweest. Hij heeft toen van [naam 4] ongeveer € 25.000,- in contanten gekregen. Hij kreeg van haar nog geld omdat zij de [naam boot 3] in de periode van 2011 tot juni 2016 had verhuurd. [28]
- Niet kan worden uitgesloten dat de [bedrijf 6] een bedrag aan achterstallige (nog openstaande) huur contant aan [medeverdachte] heeft betaald. Uit het overzicht van kosten en opbrengsten blijkt dat het eindsaldo op 12 juni 2016 GBP 1.358,49 bedroeg. Het is mogelijk dat [medeverdachte] dit bedrag contant heeft ontvangen en omgewisseld in euro’s. Uitgaande van een voor [medeverdachte] gunstige koers is rekening gehouden met een bedrag van € 1.600,-. [29]
De rechtbank berekent de totale legale inkomsten op:
  • Spaanse bankrekeningen € 76.740,19
  • Nederlandse bankrekeningen € 29.390,-
  • Gibraltese bankrekeningen € 27.969,-
  • [naam café 1] € 23.347,65
  • [naam 4] € 25.000,-
  • [bedrijf 6]
Totaal
€ 184.046,84
Eindsaldo
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte en [medeverdachte] op 6 maart 2018 is een contant geldbedrag van € 10.800,- aangetroffen. [30]
Het voorgaande leidt tot de volgende optelsom:
Beginsaldo contant geld € 0,00
Legale inkomsten € 184.046,84 +/+
Eind saldo contant geld
€ 10.800,--/-
Beschikbaar voor contante uitgaven € 173.246,84
Feitelijke contante stortingen en uitgaven
€ 1.390.351,66-/-
Onverklaard aan contanten [medeverdachte] -/- € 1.217.104,82
Op basis van de berekening stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] meer contant geld heeft uitgegeven dan hij aan legale contante inkomsten had. Er blijkt een bedrag van
€ 1.217.104,82 in contanten meer te zijn besteed dan beschikbaar was op grond van legale inkomsten. De rechtbank merkt op dat dit bedrag verschilt van het bedrag zoals dat is vastgesteld in het vonnis van [medeverdachte] . Dat komt doordat de rechtbank in de zaak van verdachte minder contante betalingen bewezen acht dan in de zaak van [medeverdachte] .
De rechtbank stelt vast dat er geen rechtstreeks verband is te leggen tussen de in de tenlastelegging van [medeverdachte] genoemde geldbedragen enerzijds en een bepaald misdrijf anderzijds.
Uit hetgeen het Openbaar Ministerie heeft aangedragen volgt dat [medeverdachte] meer contant geld heeft uitgegeven dan hij aan legale contante inkomsten beschikbaar had. [medeverdachte] heeft hiervoor geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Dat leidt ertoe dat op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden het niet anders kan zijn dan dat het vastgestelde bedrag van
€ 1.217.104,82uit enig misdrijf afkomstig is.
Horecabedrijven
Sinds 18 februari 2015 is verdachte exploitant van [naam café 5] . Medio 2016 heeft zij haar vennoot uitgekocht en is ze verder gegaan als eenmanszaak [naam café 1] ( [adres 2] ). In 2017 heeft verdachte eetcafé Bij [naam café 3] ( [adres 3] ) overgenomen. Op 19 juni 2017 is een aanvraag gedaan voor overname van [naam café 2] ( [adres 4] ). Op 8 augustus 2017 is een aanvraag ingediend voor de overname van [naam café 4] ( [adres 5] ). [31]
Onduidelijk bleek wat de herkomst van het geld was waarmee verdachte haar investeringen had gedaan nu de erfenis die zij had ontvangen daarvoor ontoereikend was en de leenovereenkomst van € 50.000,- die zij bij haar Bibob-formulier op 10 maart 2017 bij de gemeente had overgelegd op 1 februari 2017 al voor € 46.500,- was benut.
Na de overname door verdachte werden girale transacties voor alle vier de cafés verricht via twee bankrekeningen bij ABN-AMRO [rekeningnummer 11] en [rekeningnummer 12] ten name van [verdachte] h/o [naam café 1] . [32]
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen heeft [medeverdachte] op 12 juli 2016 een bedrag van € 5.000,- contant aan verdachte geleend. Hiervan is een schuldbekentenis opgemaakt. [33]
Er is verder onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van verdachte, de zakelijke rekeningen van [naam café 1] en de bankrekeningen van [medeverdachte] .
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat [medeverdachte] meerdere Nederlandse ING- en ABN-AMRO rekeningen op naam had, te weten:
  • [rekeningnummer 5]
  • [rekeningnummer 6]
  • [rekeningnummer 13]
  • [rekeningnummer 7]
  • [rekeningnummer 8]
  • [rekeningnummer 9]
  • [rekeningnummer 10] .
Uit het onderzoek is verder naar voren gekomen dat tussen 12 juli 2016 en 6 maart 2018 van deze Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte] meerdere bedragen zijn overgemaakt naar de zakelijke rekeningen van [naam café 1] . Daarnaast zijn van de bankrekeningen van [medeverdachte] rekeningen betaald ten gunste van [naam café 1] dan wel [naam café 2] dan wel [naam café 4] .
In totaal is hiermee een bedrag gemoeid van € 426.697,28.
Datum
Bedrag
Omschrijving
14 juli 2016
€ 3.883,81
Huur over juli 2016 aan [verhuurder]
1 augustus 2016
€ 1.500,-
Voorschot [verdachte] inzake Cafe [naam café 1]
2 augustus 2016
€ 7.000,-
Als overeengekomen met [verdachte] . Uitschrijving van [naam 5] bij de KvK
3 augustus 2016
€ 3.883,81
Huur augustus 2016 [naam café 5]
3 augustus 2016
€ 4.479,28
Huur april 2016 [naam café 5]
9 augustus 2016
€ 3.000,-
Lening aan [verdachte] inzake [naam café 5]
11 augustus 2016
€ 2.000,-
Lening [medeverdachte]
18 augustus 2016
€ 2.500,-
Lening [naam café 5] / [medeverdachte]
19 augustus 2016
€ 4.500,-
Lening [naam café 5] /van [medeverdachte]
9 september 2016
€ 3.000,-
Lening [medeverdachte]
17 oktober 2016
€ 1.792,01
Factuur [bedrijf 7]
24 oktober 2016
€ 3.000,-
Lening [medeverdachte]
8 november 2016
€ 7.621,79
Factuur betreft Zonwering
11 november 2016
€ 1.815,-
Factuur klimaatbeheersing en luchtconditionering
4 januari 2017
€ 5.058,41
Factuur Zonwering/ [naam café 1]
10 januari 2017
€ 2.500,-
Lening [medeverdachte]
18 januari 2017
€ 5.000,-
Derde betaling Luifel/Caf4e [naam café 1]
25 januari 2017
€ 2.653,98
Laatste betaling/Luifel [naam café 1]
1 februari 2017
€ 25.000,-
Lening [medeverdachte]
24 maart 2017
€ 10.000,-
Lening exploitatie en salariskosten
30 maart 2017
€ 25.000,-
Lening [medeverdachte] voor aanschaf keuken t.b.v. [naam café 1]
12 april 2017
€ 30.000,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. inventaris en verbouwing [adres 3]
15 mei 2017
€ 10.000,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. [adres 3]
19 mei 2017
€ 50.000,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 4]
19 mei 2017
€ 50.000,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 2]
2 juni 2017
€ 20.000.-
Lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 4] en [naam café 2]
6 juni 2017
€ 17.500,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 2] en [naam café 4] gelegen aan de [straatnaam] te [plaats]
9 augustus 2017
€ 5.000,-
Lening [medeverdachte]
14 augustus 2017
€ 5.000,-
Lening [medeverdachte]
23 augustus 2017
€ 10.000,-
Lening voor investering Parasols [naam café 2] en [naam café 4]
29 augustus 2017
€ 10.000,-
Lening Parasols [naam café 2] en [naam café 4]
7 september 2017
€ 4.000,-
Lening [medeverdachte] betr. Parasols
13 september 2017
€ 4.000,-
Lening [medeverdachte]
19 september 2017
€ 4.500,-
Lening [medeverdachte]
20 september 2017
€ 15.000,-
Lening betaling Parasols [medeverdachte]
26 september 2017
€ 4.500,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. exploitatie
29 september 2017
€ 17.500,-
Lening exploitatie [medeverdachte]
26 oktober 2017
€ 4.500,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. exploitatie
26 oktober 2017
€ 4.500,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. exploitatie
27 oktober 2017
€ 15.000,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. exploitatie [naam café 1]
25 januari 2018
€ 12.500,-
Lening [medeverdachte] exploitatie/huren
1 februari 2018
€ 4009,19
Betaling nog openstaande Borg [adres 5] bij de [naam 6] . Overgenomen door [medeverdachte]
1 maart 2018
€ 4.000,-
Lening [medeverdachte] voor exploitatie tekort/Lonen febr.2018
Totaal
€ 426.697,28 [34]
De rechtbank stelt vast dat het totale bedrag dat [medeverdachte] aan verdachte contant heeft overhandigd dan wel overgeboekt naar de rekeningen van [naam café 1] dan wel overgeboekt naar rekeningen van schuldeisers in totaal € 431.697,28 bedraagt (€ 426,697,28 +
€ 5.000,-).
Zoals de rechtbank hiervoor ten aanzien van de eenvoudige kasopstelling heeft overwogen, heeft [medeverdachte] in de periode van 1 januari 2007 tot en met 6 maart 2018 voor een bedrag van € 1.217.104,82 kasstortingen en contante uitgaven gedaan met gelden, waarvan het niet anders kan zijn dan dat die uit misdrijf zijn verkregen. De € 5.000,- die [medeverdachte] contant aan verdachte heeft geleend, maakt onderdeel uit van dit bedrag. De rechtbank overweegt voorts dat gelet op het voorgaande de gelden die zijn gestort op de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte] in die periode van 1 januari 2007 tot en met 6 maart 2018, zoals hiervoor op pagina 6 overwogen een bedrag van € 688.045,-, minst genomen gedeeltelijk afkomstig zijn uit misdrijf.
Het saldo van de bankmutaties op de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte] in de ruimere periode van 1 januari 2006 tot en met 6 maart 2018 was € 1.318,92 (positief). Dit is inclusief contante stortingen voor een totaal bedrag van € 694.795,- op deze rekeningen in die periode. [35] De rechtbank overweegt dat dit betekent dat [medeverdachte] een bedrag van € 1.318,92
meeraan bancair geld beschikbaar had, dan hij bancair besteedde. Echter, onderdeel van dit saldo zijn contante stortingen voor een bedrag van € 694.795,-. De rechtbank merkt daarbij op dat dit bedrag hoger is dan het bedrag aan contante stortingen bij de kasopstelling; daarbij is van belang dat de periode waarover het saldo van de bankmutaties is berekend aanvangt op 1 januari 2006 en daarmee ruimer is dan de periode waarover het beschikbare legale contante vermogen van [medeverdachte] is berekend welke periode aanvangt op 1 januari 2007. Dat betekent dat van de contante stortingen op de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte] in de periode van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007 niet bewezen kan worden dat deze een criminele herkomst hebben. Hetzelfde geldt voor de gelden die bancair zijn overgemaakt naar de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte] .
Dat betekent dat [medeverdachte] gelet op het voorgaande in de periode van 1 januari 2006 tot en met 6 maart 2018 via zijn Nederlandse bankrekeningen een bedrag van € 686.726,08 (€ 688.045,- -/- € 1.318,92) meer bancair heeft uitgegeven, dan bij bancair aan legaal geld beschikbaar had en waarvan het niet anders kan zijn dan dat dit bedrag minst genomen gedeeltelijk uit misdrijf is verkregen.
Gelet hierop overweegt de rechtbank dat het bedrag van in totaal € 426,697,28 dat in de periode van 12 juli 2016 tot en met 6 maart 2018 is overgemaakt vanaf de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte] naar of ten behoeve van de eenmanszaak [naam café 1] gedeeltelijk een criminele herkomst hebben.
Wetenschap
De rechtbank acht anders dan de officier van justitie (medeplegen van) gewoontewitwassen door verdachte, niet bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat de gelden die zij voor haar horecabedrijven van [medeverdachte] ontving van misdrijf afkomstig waren. Het feit dat verdachte tegen [naam 1] zou hebben gezegd dat [medeverdachte] “een grote boef” was met een crimineel verleden, acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Daaruit blijkt immers niet dat [medeverdachte] over geld uit misdrijf afkomstig zou beschikken. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat zij dan wel heeft gezegd dat [medeverdachte] een grote boef was, maar dat zij dit in een andere context heeft gezegd, namelijk in relatie tot vrouwen. Dit lijkt bevestiging te vinden in de verklaringen die [naam 1] bij de politie en bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld dat door [medeverdachte] in haar bedrijven werd geïnvesteerd van misdrijf afkomstig was. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat ze [medeverdachte] heeft ontmoet toen ze 17 jaar was. In 2016 kwamen ze elkaar weer tegen. [medeverdachte] heeft haar toen verteld dat er iets was voorgevallen op Schiphol, op dat moment 16 jaar geleden, en dat hij daarvoor een paar maanden moest opdraaien. Zij wist dat hij een paar maanden had gezeten. Verder heeft hij verteld dat hij een paar jaar in Spanje was geweest en net terugkwam. Hij had daar zijn botenbedrijf verkocht. [36]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat ze ten behoeve van de horecazaken geld heeft geleend van [medeverdachte] . Dat geld is in gedeeltes via de bank op haar zakelijke rekening overgemaakt en was afkomstig uit erfenis en/of verkoop van een onderneming van [medeverdachte] . Ze heeft een akte gezien van zijn overleden moeder waarin stond dat [medeverdachte] een bedrag zou krijgen en ze heeft een bankafschrift gezien waarin ze zag dat de erfenis was gestort. Verdachte heeft verder verklaard dat ze niet weet hoeveel geld ze in totaal heeft geleend. Dat heeft ze niet bijgehouden. Op de vraag waarom is gekozen voor een lening van [medeverdachte] heeft ze verklaard dat ze anders het bedrijf niet meer zou hebben gehad. Ze had gebroken met haar oude partner, wat haar veel geld kostte. Ze kwam er vervolgens achter dat er veel schulden waren waarvoor zij verantwoordelijk was. Om die reden had ze geld nodig. De bank wilde haar dat geld niet lenen. Daarom heeft ze geld van [medeverdachte] geleend. [37]
Uit het dossier blijkt dat er drie geldleningsovereenkomsten zijn:
- een schuldbekentenis van 12 juli 2016 betreffende een bedrag van € 5.000,-; [38]
- een overeenkomst van 5 september 2016 betreffende een bedrag van maximaal € 50.000,-; [39]
- een overeenkomst van 17 maart 2017 betreffende een bedrag van € 350.000,-. [40]
Uit onderzoek van de bankrekening van [medeverdachte] komt naar voren dat in mei 2016 een bedrag van in totaal € 146.908,08 is overgemaakt als erfenis. [41]
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat het financieel niet goed ging met haar bedrijf en dat de situatie kennelijk dusdanig was dat de bank haar geen geld wilde lenen. Van [medeverdachte] heeft ze geld geleend, uiteindelijk tot een bedrag van € 431.697,28. Het door [medeverdachte] geïnvesteerde bedrag is ruim € 25.000,- hoger dan het totaal van de geldleningsovereenkomsten. Uit onderzoek van de bankrekeningen van [medeverdachte] is naar voren gekomen dat hij in mei 2016 een erfenis heeft ontvangen van € 146.908,08. Verdachte heeft verklaard dat ze het bankafschrift heeft gezien. De rechtbank overweegt dat verdachte daaruit had kunnen opmaken dat de erfenis bij lange na niet voldoende was voor de financiële steun van € 431.697,28. Ook al ging verdachte ervan uit dat [medeverdachte] een vermogend man was, zoals zij heeft verklaard, dan nog had zij meer informatie moeten vragen om erachter te komen hoe [medeverdachte] aan het geld kwam dat hij in haar bedrijven investeerde. Het is immers opmerkelijk dat zij medio 2016 na het uitkopen van haar vennoot grote schulden had, dat de bank haar niet wilde ondersteunen, maar [medeverdachte] , met wie zij 22 jaar geen contact had gehad, in korte tijd grote bedragen naar haar overmaakte. Het bleef daarbij niet bij het uitkopen van verdachtes vennoot en de uitbreiding van [naam café 1] . In een periode van enkele maanden is het bestaande bedrijf uitgebreid en zijn meerdere bedrijven overgenomen met geleend geld, zonder dat aan die leningen harde condities ten aanzien van de terugbetaling of rentebetaling werden verbonden. Voor zover verdachte heeft verklaard dat ze niet precies op de hoogte was van het rekening-courant met betrekking tot [medeverdachte] overweegt de rechtbank dat dat voor haar rekening en risico komt. Van een ondernemer mag immers worden verwacht dat die zich goed op de hoogte stelt van zijn financiële situatie alvorens grote investeringen worden gedaan. De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan schuldwitwassen.
Feit 2
Aanvraag vergunningen
[naam café 1] , [adres 3] (daarvoor Eetcafé bij [naam café 3] )
Verdachte heeft op 13 februari 2017 een aanvraag voor een exploitatievergunning en een drank- en horecavergunning ingediend bij de gemeente Arnhem in verband met de vestiging van een nieuw bedrijf met de naam [naam café 1] op het adres [adres 3] . In de aanvraag is aangegeven dat er een bedrag van € 20.000,- tot € 25.000,- aan eigen vermogen wordt ingebracht. Bij de toelichting bij overige financieringen is melding gemaakt van een erfenis. [42]
Verdachte heeft op 10 maart 2017 een “Formulier Wet Bibob en Vergunningen” ondertekend. Zij heeft dit formulier ingediend bij de gemeente Arnhem . In het formulier is aangegeven dat het ten behoeve is van een aanvraag voor een drank- en horecavergunning voor [adres 3] , waarbij verdachte de bestaande vergunning voor [adres 2] wilde uitbreiden. In het formulier is vermeld dat de inventaris is overgenomen voor een bedrag van
€ 17.500,-. De financiering hiervan vond plaats uit geld afkomstig uit eigen onderneming en uit een geldlening. Onder het kopje “8. Financiering” is bij de vraag of de onderneming met vreemd vermogen wordt gefinancierd, de naam van [medeverdachte] vermeld als financier. Daarbij is verwezen naar een overeenkomst van geldlening. Als bijlage bij het formulier is gevoegd een overeenkomst van geldlening van 5 september 2016 van [medeverdachte] aan verdachte, voor een bedrag van € 50.000,- [43] . De vraag of verdachte openstaande schulden heeft, is beantwoord met “nee”. [44]
[naam café 2] , [adres 4]
Verdachte heeft op 19 juni 2017 een aanvraag voor een exploitatievergunning en een drank- en horecavergunning ingediend bij de gemeente Arnhem in verband met de overname van een bestaand bedrijf met de naam [naam café 2] op het adres [adres 4] . In de aanvraag is aangegeven dat er een bedrag van € 70.000,- aan eigen vermogen werd ingebracht. Bij de toelichting bij overige financieringen is melding gemaakt van een erfenis. [45]
Verdachte heeft op 17 juli 2017 een “Formulier Wet Bibob en Vergunningen” ondertekend. Zij heeft dit formulier ingediend bij de gemeente Arnhem . In het formulier is aangegeven dat het ten behoeve was van een aanvraag voor een nieuwe drank- en horecavergunning voor [adres 4] . In het formulier is vermeld dat het aankoopbedrag € 57.500,- is en dat dit bedrag uit eigen middelen wordt gefinancierd. Onder het kopje “8. Financiering” is de vraag of de onderneming met eigen vermogen wordt gefinancierd, beantwoord met “ja”. Daarbij is verwezen naar “een kopie Belastingdienst Rotterdam”. De vragen of de onderneming gefinancierd is met vreemd vermogen en of verdachte openstaande schulden heeft, zijn beantwoord met “nee”. [46]
In de door verdachte bedoelde brief gericht aan de Belastingdienst wordt aangifte van erfbelasting gedaan, waarbij het door verdachte te erven bedrag is vastgesteld op € 84.015,65. [47]
[naam café 4] , [adres 5]
Verdachte heeft op 8 augustus 2017 een aanvraag voor een exploitatievergunning en een drank- en horecavergunning ingediend bij de gemeente Arnhem in verband met de overname van een bestaand bedrijf met de naam [naam café 4] op het adres [adres 5] . In de aanvraag is aangegeven dat er een bedrag van € 55.000,- aan eigen vermogen werd ingebracht. [48]
Verdachte heeft een niet gedateerd “Formulier Wet Bibob en Vergunningen” ondertekend en ingediend bij de gemeente Arnhem . In het formulier is aangegeven dat het een aanvraag voor een nieuwe drank- en horecavergunning betreft voor [adres 5] . In het formulier is vermeld dat het aankoopbedrag € 55.000,- is en dat dit bedrag uit eigen kapitaal wordt gefinancierd. Onder het kopje “8. Financiering” is de vraag of de onderneming met eigen vermogen wordt gefinancierd, beantwoord met “ja”. Aangegeven is dat het bedrag afkomstig is uit erfenis. De vragen of de onderneming gefinancierd is met vreemd vermogen en of verdachte openstaande schulden heeft, zijn beantwoord met “nee”. [49]
Getuige [getuige 2] , vergunningverlener bij de afdeling vergunning en handhaving van de gemeente Arnhem , heeft verklaard dat [naam 7] , exploitant van [naam café 4] een mailtje heeft gestuurd met het verzoek om een afspraak. Er is vervolgens een afspraak gepland op 8 augustus 2017. [naam 7] en verdachte verschenen samen op het gesprek. Zij gaven aan dat verdachte [naam café 4] wilde overnemen. Via een iPad is een aanvraag gedaan door een digitaal formulier in te vullen. De gegevens van de Kamer van Koophandel zijn overgenomen van het uittreksel dat verdachte bij zich had. De rest van de vragen zijn mondeling aan haar gesteld. Het antwoord heeft hij ingetikt op het formulier op de iPad. Toen het formulier was ingevuld, heeft hij het samen met verdachte doorgenomen. Ze heeft de antwoorden op de ingevulde vragen opnieuw gecontroleerd. Aan het eind van het formulier staat letterlijk “Ik verklaar alles naar waarheid te hebben ingevuld” met haar naam en de datum, 8 augustus 2017. Ze hoefde op dat moment het formulier niet feitelijk te ondertekenen, maar verklaarde wel dat alles naar waarheid is ingevuld. Verdachte heeft eerder een aanvraag ingediend voor [naam café 2] , zo verklaart [getuige 2] . Deze aanvraag is op 17 juli 2017 ingenomen door een collega van hem. Dit is op dezelfde wijze gebeurd. Verdachte verscheen toen met [naam 8] , de vorige exploitant van [naam café 2] . [50]
[naam 3] , werkzaam als boekhouder bij [bedrijf 5] , heeft verklaard dat verdachte hem heeft gevraagd de Bibob-formulieren voor [naam café 1] , [naam café 2] en [naam café 4] in te vullen. [naam 3] heeft daartoe informatie opgevraagd bij verdachte. De formulieren heeft hij niet gedateerd en evenmin ondertekend. Verdachte heeft de formulieren voor [naam café 1] en [naam café 2] ondertekend en ingeleverd. [51]
Verdachte heeft verklaard dat zij voor het invullen van de formulieren hulp heeft gevraagd aan [naam 3] en heeft vertrouwd op zijn deskundigheid. [naam 3] heeft de formulieren ingevuld aan de hand van wat zij hem heeft aangereikt. In haar beleving heeft ze alle formulieren ondertekend. Ze heeft de formulieren zelf naar de gemeente gebracht of gestuurd. In het formulier van 10 maart 2017 heeft ze de geldleningsovereenkomst vermeld en de naam van [medeverdachte] genoemd. [52]
Verdachte heeft verder verklaard dat ze op de beide andere Bibob-formulieren dezelfde gegevens heeft aangeleverd. Volgens [naam 3] hoefde ze de geldleningsovereenkomst van
€ 350.000,- niet te vermelden, omdat het bedrag niet was bedoeld voor de aankoop van [naam café 2] en [naam café 4] maar voor de exploitatiekosten. In de aankoopkosten van die cafés kon ze voorzien door de erfenis die ze kreeg.
Verdachte heeft bevestigd dat er drie geldleningen zijn van [medeverdachte] aan haar, ter hoogte van € 5.000,-, € 50.000,- en € 350.000,-. Deze waren alle drie uitsluitend bedoeld voor haar bedrijf. Verdachte heeft de leningen niet als schuld gezien. [53]
Financiering [naam café 1] /Eetcafé Bij [naam café 3]
In de Overeenkomst van geldlening die bij het “Formulier Wet Bibob en Vergunningen” is overgelegd, staat dat verdachte voor de exploitatie van haar onderneming geld kan lenen tot een bedrag van maximaal € 50.000,- tegen een rente van 2,5%, jaarlijks achteraf te voldoen. De overeenkomst is gedateerd 6 september 2016. [54]
Uit een analyse van de bankrekeningen van [medeverdachte] komt naar voren dat hij in de periode van medio 2016 tot 10 maart 2017 de volgende betalingen heeft gedaan ten gunste van [naam café 1] en/of Eetcafé bij [naam café 3] .
Datum
Bedrag
Omschrijving
14 juli 2016
€ 3.883,81
Huur over juli 2016 aan [verhuurder]
1 augustus 2016
€ 1.500,-
Voorschot [verdachte] inzake [naam café 5]
2 augustus 2016
€ 7.000,-
Als overeengekomen met [verdachte] . Uitschrijving van [naam 5] bij de KvK
3 augustus 2016
€ 3.883,81
Huur augustus 2016 [naam café 5]
3 augustus 2016
€ 4.479,28
Huur april 2016 [naam café 5]
9 augustus 2016
€ 3.000,-
Lening aan [verdachte] inzake [naam café 5]
11 augustus 2016
€ 2.000,-
Lening [medeverdachte]
18 augustus 2016
€ 2.500,-
Lening [naam café 5] / [medeverdachte]
19 augustus 2016
€ 4.500,-
Lening [naam café 5] /van [medeverdachte]
9 september 2016
€ 3.000,-
Lening [medeverdachte]
17 oktober 2016
€ 1.792,01
Factuur [bedrijf 7]
24 oktober 2016
€ 3.000,-
Lening [medeverdachte]
8 november 2016
€ 7.621,79
Factuur betreft Zonwering
11 november 2016
€ 1.815,-
Factuur klimaatbeheersing en luchtconditionering
4 januari 2017
€ 5.058,41
Factuur Zonwering/ [naam café 1]
10 januari 2017
€ 2.500,-
Lening [medeverdachte]
18 januari 2017
€ 5.000,-
Derde betaling Luifel/Caf4e [naam café 1]
25 januari 2017
€ 2.653,98
Laatste betaling/Luifel [naam café 1]
1 februari 2017
€ 25.000,-
Lening [medeverdachte]
Subtotaal
€ 90.188,09 [55]
Zoals de rechtbank onder feit 1 heeft overwogen heeft verdachte op 12 juli 2016 een schuldbekentenis ondertekend, waarbij zij verklaart € 5.000,- schuldig te zijn aan [medeverdachte] . Het geld heeft zij contant ontvangen. De betreffende overweging wordt geacht hier te zijn herhaald en ingelast. Dit bedrag wordt opgeteld bij de aan verdachte verstrekte gelden.
De totale lening van [medeverdachte] op het moment van de Bibob-aanvraag van 10 maart 2017 komt daarmee op
€ 95.188,09.
Overweging rechtbank
De rechtbank overweegt dat verdachte op het Bibob-formulier van 10 maart 2017 alleen melding heeft gemaakt van de geldleningsovereenkomst van maximaal € 50.000,- en deze als bijlage bij de aanvraag heeft overgelegd. Uit analyse van de bankrekeningen van [medeverdachte] blijkt evenwel dat tot 10 maart 2017, de datum op het Bibob-formulier, veel meer geld door [medeverdachte] aan of ten behoeve van de zakelijke rekening van verdachte is overgemaakt dan
€ 50.000,-. Uit de voormelde bewijsmiddelen komt verder naar voren dat tussen verdachte en [medeverdachte] ten tijde van dit Bibob-formulier niet alleen een geldleningsovereenkomst is opgemaakt voor een bedrag van maximaal € 50.000,-, maar ook een schuldbekentenis voor een bedrag van € 5.000,-. Deze schuldbekentenis heeft verdachte niet op het formulier vermeld. Evenmin heeft verdachte op het formulier vermeld dat er meer schulden waren dan het op de geldleningsovereenkomst vermelde bedrag van € 50.000,-.
Financiering [naam café 2] en [naam café 4]
Op het Bibob-formulier betreffende [naam café 2] is aangegeven dat de aankoop werd betaald uit een erfenis. Op het Bibob-formulier betreffende [naam café 4] is aangegeven dat de aankoop uit eigen vermogen werd voldaan.
Op de zakelijke rekening [rekeningnummer 12] van [naam café 1] zijn op 7 juni 2017 twee overboekingen gedaan naar Stichting Derden Gelden voor de aankoop van exploitaties:
  • € 55.000,- voor de aankoop van [naam café 4] ;
  • € 57.500,- voor de aankoop van [naam café 2] .
Voorafgaand aan deze overboekingen bedroeg het saldo op de zakelijke rekening
€ 118.802,55. In de mutaties is te zien dat op 19 mei 2017 een bedrag van € 50.000,- is bijgeschreven op de zakelijke rekening van [naam café 1] , afkomstig van een rekening van [medeverdachte] met als omschrijving “Lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 4] ”. Op dezelfde datum is een bedrag van € 50.000,- bijgeschreven, eveneens afkomstig van een rekening van [medeverdachte] met als omschrijving “Lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 2] ”. [56] Verder is op 2 juni 2017 een bedrag van € 20.000,- bijgeschreven met als omschrijving “lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 4] en [naam café 2] ” en op 6 juni 2017 een bedrag van € 17.500,- met de omschrijving “lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 2] en [naam café 4] gelegen aan de [straatnaam] te [plaats] ”. [57]
Op bankrekening [rekeningnummer 14] , een privérekening op naam van verdachte, is op 14 juni 2017 een bedrag van € 82.500,- bijgeschreven vanaf de rekening van [naam 9] met de omschrijving “uitbetaling ervenrekening”. Op 21 juni 2017 is een bedrag van € 30.000,- bijgeschreven vanaf de rekening te name van “Erven van mw [naam 9] ” met de omschrijving “nalatenschap deel”.
Op 15 juni 2017, 28 juni 2017, 7 juli 2017 en 4 augustus 2017 zijn bedragen van respectievelijk € 50.000,-, € 25.000,-, € 30.000,- en € 5.000,- overgeschreven van de privérekening van verdachte naar de zakelijke rekening op naam van [naam café 1] . [58] Op de zakelijke rekening is te zien dat daarna rekeningen worden betaald. Gezien de omschrijvingen in de overboekingen, zoals factuurnummer zonnescherm en parasols, betreffen dit vermoedelijk zakelijke investeringen. Er zijn geen overboekingen naar [medeverdachte] te zien. [59]
Uit een analyse van de bankrekeningen van [medeverdachte] komt naar voren dat hij in de periode van 10 maart 2017 (de datum van het eerste Bibob-formulier) tot en met 17 juli 2017, de datum waarop het Bibob-formulier voor [naam café 2] bij de gemeente is ingeleverd, de volgende betalingen heeft gedaan ten gunste van de horecabedrijven van verdachte:
Datum
Bedrag
Omschrijving
24 maart 2017
€ 10.000,-
Lening exploitatie en salariskosten
30 maart 2017
€ 25.000,-
Lening [medeverdachte] voor aanschaf keuken t.b.v. [naam café 1]
12 april 2017
€ 30.000,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. inventaris en verbouwing [adres 3]
15 mei 2017
€ 10.000,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. [adres 3]
19 mei 2017
€ 50.000,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 4]
19 mei 2017
€ 50.000,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 2]
2 juni 2017
€ 20.000.-
Lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 4] en [naam café 2]
6 juni 2017
€ 17.500,-
Lening [medeverdachte] t.b.v. aankoop [naam café 2] en [naam café 4] gelegen aan de [straatnaam] te [plaats]
Totaal
€ 212.500,- [60]
Als daar de eerdere leningen/betalingen over de periode van medio 2016 tot 10 maart 2017 bijgeteld worden bedraagt het totale bedrag dat [medeverdachte] ten behoeve van verdachte heeft geïnvesteerd ten tijde van het indienen van het Bibob-formulier voor [naam café 2] € 212.500,- + € 95.188,09 is
€ 307.688,09.
De rechtbank stelt vast dat het Bibob-formulier betreffende [naam café 4] niet is gedateerd. Uit een brief van de gemeente Arnhem gericht aan verdachte komt naar voren dat naar aanleiding van de aanvraag van 8 augustus 2017 een verzoek om aanvullende informatie aan verdachte is gestuurd en dat verdachte op 23 augustus 2017 aanvullende stukken heeft ingediend. [61] De rechtbank gaat ervan uit dat het hierbij gaat om (onder meer) het Bibob-formulier.
Uit de analyse van de bankrekeningen van [medeverdachte] komt naar voren dat hij in de periode van 17 juli 2017 tot 23 augustus 2017, de datum waarop naar de rechtbank aanneemt het Bibob-formulier voor [naam café 2] bij de gemeente is ingeleverd, de volgende betalingen heeft gedaan ten gunste van de horecabedrijven van verdachte:
Datum
Bedrag
Omschrijving
9 augustus 2017
€ 5.000,-
Lening [medeverdachte]
14 augustus 2017
€ 5.000,-
Lening [medeverdachte]
Totaal
€ 10.000,- [62]
Als daar de eerdere leningen/betalingen over de periode van medio 2016 tot 17 juli 2017 bijgeteld worden bedraagt de totale financiering ten tijde van het indienen van het Bibob-formulier voor [naam café 4] € 307.688,09 + € 10.000,- is
€ 317.688,09.
Overweging rechtbank
De rechtbank overweegt dat anders dan verdachte op het Bibob-formulier betreffende [naam café 2] heeft aangegeven, de aankoopsom niet is voldaan uit de door haar vermelde erfenis. Op het moment van betaling was de erfenis nog niet bijgeschreven op haar rekening. Evenmin blijkt dat verdachte na ontvangst van de erfenis geld heeft overgemaakt naar [medeverdachte] ter aflossing van het geleende geld voor de aankoop van [naam café 2] . De rechtbank overweegt verder dat de aankoop van [naam café 4] evenmin uit eigen middelen is voldaan. Voorafgaand aan de aankopen van [naam café 2] en [naam café 4] is door [medeverdachte] in totaal € 137.500,- op de zakelijke rekening van [naam café 1] geboekt voor de aankoop van beide horecabedrijven. De vragen of de ondernemingen gefinancierd zijn met vreemd vermogen en of verdachte openstaande schulden heeft, zijn beantwoord met “nee”, wat gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank onjuist is. De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard dat zij de formulieren zelf heeft gestuurd naar of ingeleverd bij de gemeente. Zij heeft bij het invullen hulp gehad van [naam 3] . De formulieren zijn ingevuld aan de hand van de gegevens die zij heeft verstrekt. Volgens verdachte heeft ze daarbij vertrouwd op de deskundigheid van [naam 3] . De rechtbank overweegt dat [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte met de vorige eigenaar van [naam café 4] naar de gemeente is gegaan en daar een aanvraag heeft ingediend. Aan de hand van vragen die verdachte heeft beantwoord is digitaal een aanvraagformulier ingevuld. Tijdens dat gesprek heeft verdachte aangegeven dat voor de aankoop eigen vermogen werd ingebracht, een bedrag van € 55.000,-. De rechtbank overweegt dat deze informatie ook is opgenomen in het Bibob-formulier. Dezelfde procedure is gevolgd voor de aanvraag ten behoeve van [naam café 2] . Ook uit die gang van zaken blijkt dat verdachte op de hoogte was van wat er op de formulieren moest worden ingevuld en is zij degene geweest die de informatie heeft verstrekt. Daar komt bij dat verdachte ook als deskundige hulp wordt ingeroepen bij het invullen van de formulieren zij zelf verantwoordelijk blijft voor de juistheid van die ingevulde formulieren. De rechtbank acht van belang dat verdachte bij uitstek degene is die op de hoogte is van de tussen haar en [medeverdachte] afgesloten geldleningen en van zijn financiële investeringen in haar eenmanszaak.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het oogmerk had de gemeente onjuist dan wel onvolledig te informeren. De rechtbank overweegt dat verdachte zelf informatie bij [naam 3] heeft aangeleverd. Verdachte heeft verklaard dat [naam 3] haar erop had geattendeerd dat de door [medeverdachte] overgeboekte gelden het bedrag van de geldleningsovereenkomst overschreden en haar heeft geadviseerd dit schriftelijk vast te leggen in een nieuwe overeenkomst. [63] De nieuwe geldleningsovereenkomst van € 350.000,-, gedateerd 17 maart 2017, heeft zij nooit vermeld of overgelegd en de schuldbekentenis van € 5.000,- evenmin. Daarmee heeft ze de gemeente misleid en de financiële situatie van haar horecabedrijven beter voorgesteld dan de feitelijke situatie was. Dat verdachte de geldleningsovereenkomsten niet als schulden ziet, en dus ook niet de bedoeling heeft gehad schulden te verzwijgen, volgt de rechtbank niet. Aan een geldleningsovereenkomst is naar zijn aard een terugbetalingsverplichting gekoppeld. Dat geldt ook voor de geldleningen tussen verdachte en [medeverdachte] . Bovendien staat in het formulier met zoveel woorden als toelichting vermeld:
“Heeft u op dit moment een schuld, moet u nog geld terugbetalen aan bijvoorbeeld de bank, familie, vrienden, de belastingdienst of andere mensen of bedrijven?”Er kan naar het oordeel van de rechtbank geen misverstand over bestaan dat verdachte hier de geldleningen van [medeverdachte] had moeten vermelden.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde Bibob-formulieren onjuist heeft ingevuld.
Voor zover verdachte wordt verweten dat ze op de Bibob-formulieren [medeverdachte] niet als betrokkene heeft vermeld, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt het Bibob-formulier zo dat als betrokkenen worden aangemerkt vennoten, bestuurders en aandeelhouders. De rechtbank verwijst hiervoor naar vraag 4 onder B van de formulieren. [medeverdachte] is niet als vennoot, bestuurder of aandeelhouder van een van de horecabedrijven van verdachte aan te merken. Verdachte heeft deze vraag naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet onjuist ingevuld en moet in zoverre daarvan worden vrijgesproken.
Tenlastelegging feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank merkt ten aanzien van de tenlastelegging voor beide feiten op dat daarin is opgenomen dat de gelden van [medeverdachte] naar de bankrekening(en) van de horecagelegenheid [naam café 1] zijn overgemaakt. Uit het dossier blijkt echter dat een deel van de gelden is aangewend voor het betalen van rekeningen aan schuldeisers van [naam café 1] . De rechtbank ziet de zinsnede “naar de bankrekening(en) van” als een kennelijke verschrijving nu uit het dossier ondubbelzinnig blijkt dat een deel naar de rekeningen van de eenmanszaak [naam café 1] is overgemaakt en een deel naar bankrekeningen van schuldeisers. Dit is ook niet door verdachte weersproken. De rechtbank zal de betreffende zinsnede vervangen door “ten behoeve van”. Verdachte is daardoor niet in haar belangen geschaad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
zij op tijdstippen in
of omstreeksde periode van 01 mei 2016 tot en met 06 maart 2018, te Arnhem , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging althans alleen,voorwerpen heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen gebruik gemaakt namelijk door
(telkens
)één of meerdere (grote) hoeveelheden geld (te weten in totaal een geldbedrag van ongeveer 431.697 euro), van de rekening van
de mededader[medeverdachte] over te maken ten behoeve van de horecagelegenheid [naam café 1]
met welk
(e
)geld
(en
) (vervolgens
)door verdachte
en/of haar mededaderde exploitatie/uitbating van één of meer horecagelegenheden in [plaats] (te weten café " [naam café 1] ", Café " [naam café 2] ", Café " [naam café 3] " en/of " [naam café 4] ") zijn (mede) aangekocht/overgenomen en/of deze vernieuwd/verbouwd en
/of (daarna
)de verdere bedrijfsvoering / exploitatie is (mede) gefinancierd, terwijl zij
en/of haar mededaderredelijkerwijs had
(den)moeten vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - (geheel of gedeeltelijk) afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
zij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2017 tot en met 31 augustus 2017 te Arnhem meermalen,
althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen één of meergeschriften die
/datbestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een Bibob formulier ondertekend dd. 10-03-17
(AH009-08), en
/of
- een Bibob formulier ondertekend dd. 17-07-17
(AH009-07), en
/of
- een Bibob formulier
ondertekenddd. 23-08-17
(AH009-06)
valselijk heeft
/hebbenopgemaakt
en/of heeft/hebben vervalstdoor onjuiste informatie in te vullen en/of informatie weg te laten, althans voornoemd
(e
)formulier
(en
)niet naar waarheid in te vullen door (onder meer):
- op het Bibob formulier ondertekend dd. 10-03-17
(AH009-08),
* aan te geven dat de onderneming werd gefinancierd met een leenovereenkomst van 50.000 euro, terwijl in werkelijkheid op dat moment een bedrag van 95.188 euro feitelijk vanaf de bankrekening van [medeverdachte] ten behoeve van de horecaonderneming [naam café 1] was overgemaakt, en
/of
*
niet /niet volledig te vermelden dat er sprake is van financiering door middel van vreemd vermogen en
/of
* niet / niet volledig de gegevens van de betrokkenen bij de onderneming te vermelden en/of
*
niet /niet volledig te vermelden van de (de omvang van alle) openstaande schulden (op het moment van ondertekening van de formulieren) en
/of
- op het Bibob formulier ondertekend dd. 17-07-17
(AH009-07)
* aan te geven dat de onderneming volledig werd gefinancierd met eigen vermogen afkomstig uit erfenis en dat de onderneming niet werd gefinancierd met vreemd vermogen, terwijl in werkelijkheid op dat moment een bedrag van 307.688 euro feitelijk vanaf de bankrekening van [medeverdachte] ten behoeve van de horecaonderneming [naam café 1] was overgemaakt en
/of
* niet
/ niet volledigte vermelden dat er sprake is van financiering door middel van vreemd vermogen en
/of
* niet / niet volledig de gegevens van de betrokkenen bij de onderneming te vermelden en/of
* niet
/ niet volledigte vermelden van de (de omvang van alle) openstaande schulden (op het moment van ondertekening van de formulieren) en
/of
- op het Bibob formulier
ondertekenddd. 23-08-17
(AH009-06)
* aan te geven dat de onderneming volledig werd gefinancierd met eigen vermogen afkomstig uit erfenis en dat de onderneming niet werd gefinancierd met vreemd vermogen, terwijl op dat moment een bedrag van 317.688 euro feitelijk vanaf de bankrekening van [medeverdachte] ten behoeve van de horecaonderneming [naam café 1] was overgemaakt, en
/of
* niet
/ niet volledigte vermelden dat er sprake is van financiering door middel van vreemd vermogen en
/of
* niet / niet volledig de gegevens van de betrokkenen bij de onderneming te vermelden en/of
* niet
/ niet volledigte vermelden van de (de omvang van alle) openstaande schulden (op het moment van ondertekening van de formulieren)
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
schuldwitwassen, meermalen gepleegd;
feit 2:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van [het feit/de feiten]

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de eis bijzonder hoog is voor een jonge vrouw met een blanco strafblad.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Zij heeft (grote) geldbedragen, waarvan zij had moeten begrijpen dat die afkomstig waren van criminele activiteiten van haar financier, op haar bankrekeningen laten overmaken en daarmee horecazaken aangekocht. Ook heeft ze de exploitatie van haar horecapanden op deze manier gefinancierd. Dit vereiste actief handelen van verdachte. Verder zijn bedragen rechtstreeks vanaf de rekening van [medeverdachte] betaald aan schuldeisers van de horecabedrijven. Deze handelingen hebben plaatsgevonden in de periode van medio 2016 tot 8 maart 2018. Verdachte heeft hierdoor geld dat afkomstig was uit criminele activiteiten omgezet. Verdachte heeft door haar handelen opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie onttrokken. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten bevorderd, vergemakkelijkt en in stand gehouden. Daarnaast heeft de vermenging van crimineel geld met legaal geld een ontwrichtende werking op de integriteit van het financiële en economisch verkeer.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Zij heeft een drietal Bibob-formulieren onjuist ingevuld en deze ingeleverd bij de gemeente. Door op de formulieren niet de juiste informatie te geven over de wijze waarop de aankoop van de overgenomen bedrijven werd gefinancierd en evenmin volledig te zijn in haar schuldenpositie, heeft verdachte de gemeente Arnhem bewust misleid.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 8 september 2020. Geadviseerd is de zaak af te doen zonder reclasseringsbemoeienis.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van twee jaren gevorderd.
De rechtbank acht anders dan de officier van justitie niet gewoontewitwassen, maar schuldwitwassen bewezen.
De rechtbank overweegt dat de maximaal op te leggen straf in geval van schuldwitwassen een derde is van de maximaal op te leggen straf in geval van witwassen. Uitgaande van de LOVS-oriëntatiepunten zou voor het schuldwitwassen, gelet op de hoogte van het witgewassen bedrag, dan een gevangenisstraf volgen van zes maanden. De rechtbank zal dit verhogen met drie maanden gelet op de valsheid in geschrift die drie keer heeft plaatsgevonden. De rechtbank komt daarmee uit op een gevangenisstraf van 9 maanden en acht deze straf ook passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De rechtbank beslist dat het in beslag genomen geldbedrag van € 10.800,-, dat aan verdachte en/of [medeverdachte] toebehoort, minst genomen deels is verkregen uit de baten van strafbare feiten. De rechtbank verwijst naar wat hiervoor over het vermogen van [medeverdachte] is overwogen. Het geldbedrag is daarmee een voorwerp dat vatbaar is voor verbeurdverklaring. De rechtbank zal het geldbedrag ook verbeurdverklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 225 en 420 quater van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden;
  • verklaart verbeurd het geldbedrag van € 10.800,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hamaker (voorzitter), mr. L.M. Vogel en
mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2020.
Mr. Vogel, mr. Wasmann en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON4R017133 [naam 10] , gesloten op 16 november 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 3046-3047; proces-verbaal van bevindingen (AH153), p. 4736-4738.
3.Proces-verbaal van bevindingen analyse bankrekeningen [medeverdachte] (AH008), p. 506.
4.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 3046; overzicht bankrekeningen [medeverdachte] (AH008-01), p. 528, 530-532, 536, 539, 541-542, 544, 556, 559-561, 564-566, 568, 571-572, 575, 580-589, 600-602, 607-608, 610, 612, 615-616, 618-619, 621-623, 625; overzicht bankrekeningen [medeverdachte] (AH80-09), p. 1566-1568; overzicht bankrekeningen [medeverdachte] (AH080-10), p. 1575-1576.
5.Proces-verbaal van bevindingen (AH084), p. 1763, 1766.
6.Declarations of Trust, p. 3292-3295.
7.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , p. 282.
8.Proces-verbaal van bevindingen (AH017), p. 1241.
9.Bill of Sale, p. 2014-2015.
10.Diverse bescheiden, p. 3755, 3849-3850, 4016.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] en bijlage 4, p. 2556, 2565.
12.Diverse bescheiden, p. 3787, 3801, 3813-3814, 3839-3844
13.Diverse bescheiden ter terechtzitting overgelegd.
14.Betalingsbewijzen, p. 2003-2005.
15.Schriftelijk stuk, p. 4033.
16.Diverse facturen, p. 3795, 3815-3816, 3845.
17.Schriftelijk stukken, p. 3754, 4038, 4047.
18.Kassabon, p. 3771.
19.Kassabon, p. 3772-3773.
20.Kassabon, p. 3768.
21.Overeenkomst van geldlening, p. 4021.
22.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 376.
23.Proces-verbaal van bevindingen, grootboekrekening [nummer 1] lening [medeverdachte] aan [verdachte] (AH132), p. 3611; grootboekrekening, p. 3624.
24.Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 3041-3042, proces-verbaal van bevindingen (AH153), p. 4736-4738.
25.Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 3039-3040.
26.Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 3042.
27.Proces-verbaal van bevindingen, grootboekrekening [nummer 1] lening [medeverdachte] aan [verdachte] (AH132), p. 3611; grootboekrekening, p. 3624.
28.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , p. 279.
29.Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 3044; proces-verbaal van bevindingen (AH111), p. 2196.
30.Rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 3056.
31.Proces-verbaal van bevindingen (AH009), p. 774-775.
32.Proces-verbaal van bevindingen Opzettelijk onjuiste opgave gegevens aan gemeente Arnhem (AH107), p. 2129.
33.Overeenkomst van geldlening, p. 4021.
34.Proces-verbaal van bevindingen, Opzettelijk onjuiste opgave gegevens aan gemeente Arnhem (AH107), p. 2130-2131; overzicht bankrekeningen [medeverdachte] (AH008-01), p. 563, 566-568, 570, 573, 578-579, 581, 591-594, 600, 602, 604, 607-610, 615, 617-623, 625-626; overzicht bankrekeningen [medeverdachte] (AH080-09), p. 1566, 1568; proces-verbaal Analyse bankrekeningen [naam 11] (AH081), p. 1683-1684.
35.Proces-verbaal Analyse bankrekeningen [naam 11] (AH081), p. 1683-1684.
36.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 december 2020.
37.Processen-verbaal van verhoor van verdachte, p. 372, 376-377.
38.Overeenkomst van geldlening, p. 4021.
39.Overeenkomst van geldlening, p. 1284.
40.Overeenkomst van geldlening, p. 1286.
41.Proces-verbaal van bevindingen analyse bankrekeningen [medeverdachte] (AH008), p.508.
42.Aanvraag bij de gemeente Arnhem , p. 993-995.
43.Formulier Wet Bibob en Vergunningen, p. 1031-1032.
44.Formulier Wet Bibob en Vergunningen, p. 1003-1004, 1007-1009.
45.Aanvraag bij de gemeente Arnhem , p. 924-926.
46.Formulier Wet Bibob en Vergunningen, p. 959-960, 963, 965.
47.Brief aan de Belastingdienst, p. 933-934
48.Aanvraag bij de gemeente Arnhem , p. 819-821.
49.Formulier Wet Bibob en Vergunningen, p. 863-864, 867, 869.
50.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 2685-2686.
51.Proces-verbaal van de als verdachte gehoorde [naam 3] , aanvullend stuk, blad 2-3, 8-14.
52.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 december 2020.
53.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 december 2020.
54.Overeenkomst van geldlening, p. 1031.
55.Proces-verbaal van bevindingen, Opzettelijk onjuiste opgave gegevens aan gemeente Arnhem (AH107), p. 2130-2131; Overzicht bankrekeningen [medeverdachte] (AH008-01), p. 563, 566-568, 570, 573, 578-579, 581, 591-594.
56.Proces-verbaal van bevindingen (AH-018), p. 1243-1244.
57.Proces-verbaal van bevindingen, Opzettelijk onjuiste opgave gegevens aan gemeente Arnhem (AH-107), p. 2131.
58.Proces-verbaal van bevindingen (AH-015), p. 1232.
59.Proces-verbaal van bevindingen (AH-018), p. 1245.
60.Proces-verbaal van bevindingen, Opzettelijk onjuiste opgave gegevens aan gemeente Arnhem (AH107), p. 2131; Overzicht bankrekeningen [medeverdachte] (AH008-01), p. 600, 602, 604, 607-610.
61.Brief van de gemeente Arnhem (AH009-06), p. 917
62.Proces-verbaal van bevindingen, Opzettelijk onjuiste opgave gegevens aan gemeente Arnhem (AH107), p. 2131; Overzicht bankrekeningen [medeverdachte] (AH008-01), p. 615, 617.
63.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 december 2020.