ECLI:NL:RBGEL:2020:6988

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
05.171784.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door vreemdeling met psychische stoornis, gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 31 december 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte, een vreemdeling zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer in de nacht van 2 juli 2020 te Nijmegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de kamer van het slachtoffer binnendrong, haar vastpakte en probeerde te dwingen tot seksuele handelingen, ondanks haar verzet. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-materiaal van de verdachte op de onderbroek van het slachtoffer. De verdachte heeft wisselend verklaard over zijn handelingen, maar de rechtbank oordeelde dat de bewezenverklaring van verkrachting op basis van de feiten en omstandigheden gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van € 4.736,82 heeft opgelegd, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische stoornissen van de verdachte, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een lagere straf, gezien de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/171784-20
Datum uitspraak : 31 december 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
op dit moment gedetineerd in [detentieplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.T. Lamers, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 september 2020 en 18 december 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juli 2020 te Nijmegen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het betasten van de benen en/of de dijen en/of de rug van die [slachtoffer] en/of het kussen van de hals en/of de nek van die [slachtoffer] en/of het, over en/of onder de kleding(onderbroek), betasten van de schaamstreek en/of de vagina van die [slachtoffer] en/of het brengen/duwen van één of meerdere vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] , welk geweld en/of een andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk, in de nachtelijke uren (meerdere malen) op de deur van de kamer van die [slachtoffer] heeft geklopt en/of (vervolgens) de kamer van die [slachtoffer] is binnengedrongen, toen die [slachtoffer] de deur van haar kamer iets geopend had en/of (daarbij) die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) bij de bovenarmen heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij de onderbenen heeft vastgepakt en/of zijn, verdachtes, hand op/tegen de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt/geduwd en/of gedrukt/geduwd heeft gehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] tegen een (vakken)kast heeft gedrukt/geduwd en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft belet om die kamer te verlaten en/of meerdere malen voorbij is gegaan aan het/de verbale en/of non-verbale verzet/weerstand van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juli 2020 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , in de nachtelijke uren (meermalen) op de deur van de kamer van die [slachtoffer] heeft geklopt en/of (vervolgens) de kamer van die [slachtoffer] is binnengedrongen, toen die [slachtoffer] de deur van haar kamer iets geopend had en/of (daarbij) die [slachtoffer] meerdere malen (met kracht) om/bij de bovenarmen heeft
vastgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft betast aan haar armen, benen en/of dijen en/of rug en/of die [slachtoffer] heeft gekust in haar nek en/of hals en/of die [slachtoffer] (met kracht) om/bij de onderbenen heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] over en/of onder de kleding (onderbroek) heeft betast in haar schaamstreek en/of aan haar vagina en/of (daarbij)
zijn, verdachtes vinger(s) tegen de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer]
heeft geduwd/gedrukt en/of zijn, verdachtes, hand op/tegen de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt/geduwd en/of gedrukt/geduwd heeft gehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] op/tegen een (vakken)kast heeft gedrukt/geduwd en/of (vervolgens) die [slachtoffer] heeft belet om die kamer te verlaten en/of (daarbij) meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hiertoe is aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte aangeefster gedwongen heeft om seksuele handelingen te ondergaan, en dat seksueel binnendringen van het lichaam zou hebben plaatsgevonden.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat zij in de nacht van 2 juli 2020 omstreeks 00:45 uur in haar kamer in Nijmegen lag te slapen toen zij hoorde dat er meerdere malen op de deur werd geklopt. Omdat aangeefster dacht dat er iets aan de hand was is zij opgestaan en naar de deur gelopen. Zij heeft zich verder niet aangekleed en dacht dat er een huisgenoot voor de deur zou staan. Aangeefster had op dat moment ondergoed en een T-shirt aan, draaide haar kamerdeur van het slot en opende de deur op een kier. Op dat moment zag aangeefster dat een voor haar vreemde man, die verdachte bleek te zijn, voor haar deur stond en zij vroeg hem of hij voor iemand anders kwam. Verdachte zei niets terug en aangeefster wilde op dat moment de deur weer dicht doen. Ze merkte dat verdachte de deur open hield en zag dat hij zijn arm tussen de deur had. Aangeefster heeft tegen de deur geduwd en tegen verdachte gezegd dat hij niet naar binnen mocht. Ze kon de deur niet meer tegenhouden omdat verdachte sterker was. Verdachte kwam haar kamer binnen, pakte haar direct bij haar beide bovenarmen vast en riep: “Sister, sister”. Aangeefster zag dat verdachte de kamerdeur achter zich sloot en vervolgens op de grond ging zitten en begon te smeken. Verdachte ging op zijn knieën zitten, pakte haar onderbenen vast en zei: “Please, please”. Op dat moment zei aangeefster meerdere malen tegen verdachte dat hij dat niet moest doen of van haar af moest blijven. Verdachte had haar onderbenen stevig vast waardoor zij niet los kon komen. Na ongeveer tien seconden stond verdachte weer op en pakte haar vervolgens wederom vast bij haar bovenarmen. Aangeefster heeft verklaard dat zij dit vreselijk vond. Hij hield haar stevig vast, maar het deed geen pijn. Verdachte probeerde in haar nek te kussen en zij voelde dat één keer zijn lippen haar hals raakte. Vanaf dat moment werd het een worsteling en begon aangeefster te gillen. Aangeefster was angstig en zei tegen verdachte dat hij echt weg moest gaan en dit niet moest doen. Verdachte probeerde aan haar hele lijf te zitten, haar benen, dijen en rug. Verdachte probeerde haar nog meer vast te houden en zij mocht niet schreeuwen van hem. Op een gegeven moment hield verdachte zijn hand voor haar mond. Dat duurde ongeveer twee seconden. Uiteindelijk heeft verdachte aangeefster met haar rug tegen de vakkenkast aangezet, waarbij verdachte voor haar stond. Hij hield haar nog steeds vast waardoor zij niet naar de deur kon. Verdachte probeerde met zijn handen naar haar onderbroek te gaan. Aangeefster voelde dat zijn vingers op haar onderbroek zaten en dat hij met zijn vingers over haar onderbroek heen in haar vagina stak. Dit duurde niet lang, omdat aangeefster zich verweerde en hem van haar af probeerde te duwen. Aangeefster is vervolgens huilend de kamer uitgerend toen [getuige] , haar buurman, haar kamer in kwam. Ze is de kamer van [getuige] in gerend. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die avond seks met aangeefster wilde, maar niet zonder haar toestemming. Om aangeefster over te halen is hij op zijn knieën gegaan en heeft haar gesmeekt seks met hem te hebben. Daarna is hij weer op gestaan. Hij heeft met zijn hand haar vagina aangeraakt met haar onderbroek er nog tussen. Hij is niet met zijn vingers in haar vagina gegaan. Op het moment dat aangeefster begon te gillen is hij gestopt. Volgens verdachte klopt de verklaring van aangeefster dan ook niet.
De vragen die nu voorliggen aan de rechtbank, is of de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en zo ja, of deze verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank beantwoordt deze vragen bevestigend op grond van het volgende.
Getuige [getuige] , buurman van aangeefster, heeft verklaard dat hij op 2 juli 2020 rond middernacht wilde gaan slapen maar hij op dat moment geschreeuw hoorde van aangeefster. Hij hoorde dat aangeefster om hulp schreeuwde en zei: “laat mij los”. Hij besefte toen dat er iets aan de hand was en is direct buiten zijn kamer op de gang gaan kijken. Op de gang hoorde hij aangeefster nog steeds schreeuwen. Op dat moment kwam een andere bewoner de gang op die bij aangeefster op de deur klopte en vervolgens een onbekende man mee naar buiten nam. [3]
Getuige [getuige] , ook een buurman van aangeefster, heeft verklaard dat hij in de nacht van 2 juli 2020 op zijn kamer zat toen hij geschreeuw hoorde vanuit de gang. Hij is naar de kamer van aangeefster gelopen, heeft daar aan de deur geklopt en deze vervolgens open gemaakt. Direct voor de deur in de kamer van aangeefster stond een voor getuige onbekende man (verdachte). Getuige zag op de achtergrond aangeefster in blinde paniek. Omdat getuige toen door had dat er iets aan de hand was heeft hij verdachte uit de kamer getrokken in de richting van de uitgang. Aangeefster vertelde vervolgens aan getuige dat verdachte met een vinger in haar vagina had gezeten. [4]
Aangeefster is op 2 juli 2020 medisch onderzocht door een forensisch arts die op de voor/binnenzijde van de linker bovenarm van aangeefster een blauwe plek van ongeveer 1 centimeter doorsnede aantrof. [5]
In de bemonstering van de buitenzijde van het kruis van het ondergoed van aangeefster is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie donoren waarvan één een man. Het verkregen DNA-mengprofiel is extreem veel waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer, verdachte en een onbekend persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van aangeefster en twee onbekende personen. De rechtbank concludeert hieruit dat DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen op de buitenzijde van het kruis van de onderbroek van aangeefster. [6]
Aangeefster heeft tijdens haar aangifte gedetailleerd en consistent verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door bovengenoemde bewijsmiddelen en in het bijzonder door hetgeen getuigen [getuige] en [getuige] die nacht hebben gezien en gehoord, het letsel op de bovenarm van aangeefster en het DNA van verdachte op de onderbroek van aangeefster ter hoogte van het kruis. Getuigen [getuige] en [getuige] verklaren beiden dat zij aangeefster meerdere malen hebben horen schreeuwen. Getuige [getuige] heeft waargenomen dat aangeefster in blinde paniek was en moest huilen toen hij haar aantrof met verdachte in haar kamer. Daarnaast heeft aangeefster vrijwel direct na het voorval aan hem verteld dat verdachte met zijn vinger in haar vagina had gezeten. De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster en acht haar verklaring dan ook betrouwbaar.
Verdachte heeft wisselend verklaard over zijn handelingen. Hoewel hij wel consistent heeft verklaard in de kamer te zijn geweest en gesmeekt te hebben om seks, geeft hij eerst aan dat hij aangeefster in het geheel niet aangeraakt te hebben, om vervolgens aan te geven haar armen vastgehad te hebben om uiteindelijk toch toe te geven zijn hand bij haar kruis te hebben gehad.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde verkrachting.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het opzet van verdachte niet was gericht op het tegen de wil van aangeefster seksueel binnendringen en plegen van seksuele handelingen; hij stopte immers toen aangeefster kenbaar maakte niets van hem te willen en begon te gillen. Nu de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht en de verdachte niet volgt in zijn stelling dat hem niet eerder duidelijk is gemaakt dat hij moest stoppen en dat hij is gestopt nadat aangeefster begon te schreeuwen, is naar het oordeel van de rechtbank, met het feit dat verdachte de seksuele handeling heeft gepleegd, terwijl aangeefster tegenstribbelde, meerdere malen schreeuwde/gilde en aangaf dat zij het niet wilde, het opzet op het tegen de wil van aangeefster plegen van deze handeling een gegeven. Daarbij acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte geweld heeft gebruikt door aangeefster met kracht vast te pakken gelet op het geconstateerde letsel op de binnenkant van de bovenarm.
De rechtbank acht de genoemde bewijsmiddelen en overwegingen - in onderling verband en samenhang beschouwd – derhalve voldoende redengevend voor het oordeel dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft gepleegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks2 juli 2020 te Nijmegen, door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het betasten van de benen en
/ofde dijen en
/ofde rug van die [slachtoffer] en
/ofhet kussen van de hals
en/of de nekvan die [slachtoffer] en
/ofhet, over
en/of onderde
kleding(onderbroek
), betasten van de schaamstreek en
/ofde vagina van die [slachtoffer] en
/ofhet brengen
/duwenvan
één ofmeerdere vinger
(s
)in de vagina van die [slachtoffer] , welk geweld en/of een andere feitelijkheid
en/of welke bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin
heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk,
in de nachtelijke uren
(meerdere malen
)op de deur van de kamer van die [slachtoffer] heeft geklopt en
/of (vervolgens
)de kamer van die [slachtoffer] is binnengedrongen, toen die [slachtoffer] de deur van haar kamer iets geopend had en
/of (daarbij
)die [slachtoffer]
meerdere malen (met kracht
)bij de bovenarmen heeft vastgepakt en
/ofdie [slachtoffer]
(met kracht
)bij de onderbenen heeft vastgepakt en
/ofzijn, verdachtes, hand
op/tegen de mond van die [slachtoffer]
heeft gedrukt/geduwd en/of gedrukt/geduwd heeftgehouden en
/of (vervolgens
)die [slachtoffer] tegen een (vakken)kast heeft gedrukt
/geduwden
/of (vervolgens
)die [slachtoffer] heeft belet om die kamer te verlaten en
/ofmeerdere malen voorbij is gegaan aan het
/deverbale en
/ofnon-verbale
verzet/weerstand van die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëndertig (32) maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar de psychologische rapportage bepleit dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van negen maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarmee ook de voorlopige hechtenis op te heffen. Daarbij heeft zij verzocht rekening te houden met de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en het feit dat de kans klein is dat aan verdachte een verblijfsvergunning zal worden toegekend bij een gevangenisstraf met een langere onvoorwaardelijke duur.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor de rechtspraak waarin voor een verkrachting een gevangenisstraf van vierentwintig maanden het uitgangspunt is.
Verdachte is in de nacht van 2 juli 2020 de kamer van het slachtoffer binnengedrongen en heeft aangeefster overmeesterd, enkel en alleen omdat hij seks wilde hebben. Hij heeft haar vastgepakt, betast, en gekust en heeft zijn vingers in haar vagina gebracht, terwijl zij zich daartegen verzette en aangaf dit niet te willen. Dat is verkrachting volgens de strafwet. Hij Verdachte heeft hierdoor op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Verdachte heeft de grenzen die het slachtoffer aangaf overschreden en daarmee zijn eigen seksuele behoeften gesteld boven haar lichamelijke integriteit. Ook heeft dit feit plaatsgevonden in de eigen woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich veilig hoort te voelen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Zijn handelen heeft blijkens de ter terechtzitting gegeven toelichting op het verzoek tot schadevergoeding een grote impact gehad op het leven van het slachtoffer.
Uit de Pro Justitia rapportage van het psychologisch onderzoek van GZ-psycholoog [naam] van 3 november 2020 blijkt dat bij verdachte sprake is van hyperseksualiteit, een verstandelijk beperkt adaptief niveau, een stoornis in het gebruik van middelen en een psychotische stoornis. Dit was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde ook het geval en het feit werd ook door de stoornissen beïnvloed. De psycholoog beschrijft dat het ten laste gelegde feit gedreven lijkt door seksuele lust. Verdachte heeft op een willekeurige deur geklopt en was op zoek naar een vrouw om seks mee te hebben, zoals hij dat vaak doet. Verdachte ziet niet in dat dit strafbaar is en vindt zijn gedrag normaal. Hij kent geen andere manieren om zijn seksuele behoefte te bevredigen. De psycholoog adviseert het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies van de psycholoog over en zal het feit in verminderde mate aan verdachte toerekenen. Er is sprake van een matig tot hoog recidiverisico, met dien verstande dat hierbij alleen de statische risicofactoren zijn meegenomen omdat de dynamische factoren onvoldoende konden worden uitgevraagd. De potentieel beschermende factoren lijken evenwel niet gunstig: verdachte heeft geen huisvesting, geen werk, geen relatie en spreekt de Nederlandse taal niet. Zijn verblijfsvergunning is verlopen zodat hij bij terugkeer in de samenleving, naar het zich laat aanzien, ook geen aanspraak kan maken op enige bijstand van overheidswege.
Reclassering [naam] heeft geadviseerd aan verdachte bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Het rapport van de psycholoog maakt melding van psychiatrische stoornissen, waarvoor normaliter behandeling zou worden opgelegd, al dan niet in een gedwongen kader. De rechtbank ziet hiervoor echter geen ruimte, vooral vanwege verdachte’s status als vreemdeling zonder verblijfsvergunning én het feit dat hij – nauwelijks – Nederlands spreekt. Dat maakt opname in het kader van een bijzondere voorwaarde of terbeschikkingstelling met voorwaarden onmogelijk. Voor oplegging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zou nog een advies van een psychiater vereist zijn, maar afgezien daarvan ziet de rechtbank ook daarin weinig heil, omdat dan verder in het resocialiseringstraject betrokkene op het probleem zal stuiten dat er geen verlof(machtiging) zal worden verleend (art. 2 Verlofregeling TBS), waardoor het risico bestaat dat de maatregel eindeloos gaat duren.
Verdachte verblijft nu in [naam] waar veroordeelden verblijven met psychiatrische problematiek en zonder verblijfsvergunning. Op deze plek krijgt verdachte nu de benodigde zorg en (medicamenteuze) behandeling, die effect lijkt te sorteren. De minister kan op basis van artikel 15 Penitentiaire beginselenwet besluiten de gevangenisstraf, die de rechtbank zal opleggen, ten uitvoer te leggen in [naam] die daarvoor uitermate geschikt lijkt. Een eventuele zorgmachtiging, zoals de psycholoog oppert, zal dan in het kader van de vervroegde invrijheidstelling kunnen worden bezien, zo dat dan nog aan de orde is. De rechtbank ziet geen aanleiding de straf te matigen met het oog op de verblijfsvergunning van verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden passend, met aftrek van de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het bewezenverklaarde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 746,70 aan materiële schade en € 7500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering grotendeels dient te worden afgewezen, vanwege het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing. Voor alle medische kosten is het rechtstreekse verband niet aangetoond. Bij het verzoek omtrent vergoeding van verhuiskosten is geen bewijs gevoegd waaruit blijkt dat benadeelde daadwerkelijk is verhuisd. Voor wat betreft de immateriële schade heeft de verdediging onder verwijzing naar jurisprudentie zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van het bedrag gematigd dient te worden naar € 1500,-.
Overweging van de rechtbank
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat door het bewezenverklaarde feit een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van benadeelde partij [slachtoffer] , waardoor zij in haar persoon is aangetast. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. Op grond van de omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, acht de rechtbank een bedrag van € 4.000,- billijk en zal zij de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de niet vergoede medische kosten, verhuiskosten en pyjama voor een bedrag van in totaal € 736,82 kan worden toegewezen. Ook de reiskosten ten behoeve van de zitting van € 9,88 kunnen worden toegewezen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is ten aanzien van de immateriële schadevergoeding toewijsbaar vanaf 2 juli 2020 (datum gepleegde feit) en ten aanzien van de materiële schadevergoeding vanaf 18 december 2020.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig (20)
maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 736,82aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 4.000,-aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 wijst de vordering tot immateriële schade voor het overige af;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 9,88;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Hoedeman (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 december 2020.
mr. F.J.H. Hovens, mr. A.J.H. Steenweg en mr. K.M. Rokette zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer BVH 2020305027, gesloten op 2 juli 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 24-26.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 42.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 37-39.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
6.Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek van dr. [naam] van 2 september 2020.