ECLI:NL:RBGEL:2020:6975

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
364553
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van interim bestuurder en managementbureau in geschil over afvalverwerkingsbedrijven

In deze zaak vorderde Euregio Recycling B.V. schadevergoeding van Custom Management B.V. en een interim bestuurder, [gedaagde 2], op grond van wanprestatie, onrechtmatig handelen en onbehoorlijke taakvervulling. De zaak ontstond na een ruziesplitsing tussen aandeelhouders van Euregio, waarbij Custom Management werd ingeschakeld om interim-management te bieden. Euregio stelde dat [gedaagde 2] en Custom Management onrechtmatig hadden gehandeld door een sommatie te sturen en afspraken te maken over een non-ferro afvalstroom zonder dat daarover overeenstemming was bereikt. De rechtbank oordeelde dat Euregio onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde 2] niet als bestuurder van Euregio kon worden aangemerkt en dat de vorderingen op grond van onbehoorlijk bestuur niet konden worden toegewezen. De rechtbank wees de vorderingen van Euregio af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en de rol van interim bestuurders in complexe bedrijfsstructuren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/364553 / HA ZA 20-35 / 1335/580
Vonnis van 18 november 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUREGIO RECYCLING B.V.,
gevestigd te Born,
eiseres,
advocaat mr. J. Oerlemans te 's-Hertogenbosch,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CUSTOM MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2.
[gedaagde 2]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. K. Rutten en mr. C.M. Tjoa te Utrecht.
Eisende partij zal hierna Euregio worden genoemd.
Gedaagde partijen zullen afzonderlijk Custom Management en [gedaagde 2] worden genoemd, gezamenlijk Custom Management c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 mei 2020
  • de akte indienen producties 23 tot en met 29 van Euregio
  • de akte overleggen producties 20 en 21 van Custom Management c.s.
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 1 oktober 2020.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De broers [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] waren ieder 1/3 aandeelhouder en bestuurder van [naam 4] (hierna: [naam 4] ). [naam 3] heeft zijn 1/3 aandeel later gedeeld met zijn zoon, [naam 5] . Gezamenlijk dreven zij een negental (klein)dochterondernemingen in de afvalverwerkingsbranche, ook wel de [naam 6] .
De [naam 6] had afvalverwerkingsbedrijven in onder meer Born, Helmond, Den Bosch, Oss en Venlo.
2.2. Tussen de broers [naam 1] en [naam 2] enerzijds en [naam 3] en zijn zoon [naam 5] anderzijds zijn geschillen ontstaan die leidden tot stagnerende bedrijfsvoering. Eind 2016 is op advies van de huisbankier van de [naam 6] Custom Management ingeschakeld.
2.3. Custom Management is een bedrijf dat is gespecialiseerd in het te werk stellen van interim-directeuren bij onder andere familiebedrijven.
[gedaagde 2] is één van de interim-directeuren die bij Custom Management in dienst is.
2.4. Met ingang van 13 januari 2017 zijn de heren [namen broers] als bestuurders van [naam 4] afgetreden en is Custom Management tot bestuurder van [naam 4] benoemd. Via [naam 4] werd Custom Management indirect bestuurder van de (klein)dochterondernemingen.
Eveneens op 13 januari 2017 heeft Custom Management aan [gedaagde 2] een procuratievolmacht verleend om haar te vertegenwoordigen als directeur van [naam 4] .
2.5. Tijdens een bespreking op 3 maart 2017 is splitsing van de ondernemingen in de [naam 6] onderwerp van gesprek geweest. De vestiging in Born (Euregio) zou worden toebedeeld aan [naam 3] en [naam 5] en de vestigingen in Helmond ( [bedrijf 1] Helmond B.V., hierna verder: [bedrijf 1] ) en Den Bosch (Autoverschrotingsindustrie A.V.I. Den Bosch B.V., hierna verder: A.V.I.) aan [naam 1] en [naam 2] . Daarbij is oog geweest voor het feit dat afvalstromen tussen de bedrijven zouden blijven bestaan.
2.6. Op 11 mei 2017 hebben [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 5] , mede namens hun persoonlijke holdings, met [gedaagde 2] als vertegenwoordiger van [naam 4] en Custom Management een Memorandum of Understanding (hierna: MoU) gesloten. In deze MoU is onder meer het volgende opgenomen:
OVERWEGENDE DAT:(…)
e. Partijen tot de conclusie zijn gekomen dat de bedrijfsvoering van de Groep belemmerd wordt (…) en dat het belang van de Groep erbij gebaat is dat de belangen van [naam 5] en [naam 3] enerzijds en [naam 1] en [naam 2] anderzijds in de Groep worden ontvlochten opdat eenieder daarna zijn eigen gewenste koers kan varen met het alsdan te verkrijgen onderdeel van de Groep (de “Ontvlechting”);
(…)
WENSEN DE HIERNA VOLGENDE OVEREENGEKOMEN UITGANGSPUNTEN JEGENS ELKAAR VAST TE LEGGEN:
1 Algemene uitgangspunten
1.1 (…)
1.2 Het door [naam 1] en [naam 2] (indirect) gehouden aandeel in (…) de vestiging in Born (…) wordt in het kader van de Ontvlechting toebedeeld aan [naam 5] en [naam 3] (..)
1.3 Het door [naam 5] en [naam 3] (indirect) gehouden aandeel in (…) de vestigingen in Helmond en Den Bosch (…) wordt in het kader van de Ontvlechting toebedeeld aan [naam 1] en [naam 2] (…)
1.4 De door de Groep gedreven vestigingen in Venlo en Oss (…) zullen worden verkocht. Partijen zijn overeengekomen dat [naam 1] en [naam 2] een eerste recht van koop hebben (…)
1.5 (…)
1.6 (…)
1.7 De wijze waarop de hiervoor in artikel 1.2 en artikel 1.3 beschreven Ontvlechting zal worden vormgegeven, zullen Partijen de komende periode in onderling overleg nader overeenkomen en verder uitwerken. (…)
1.8 Partijen zullen de mogelijkheden tot Ontvlechten (laten) onderzoeken. (…)
1.9 De in artikel 1.8 voorgestelde Ontvlechting zal worden uitgewerkt in een stappenplan (het “Stappenplan”). (…). Indien na overleg met de belastingdienst duidelijk is dat de structuur voor de Ontvlechting (…) haalbaar is zullen Partijen per 1 juni 2017 (“Effectieve Datum”) gaan handelen alsof de Ontvlechting reeds is doorgevoerd. Custom Management zal tot aan de juridische voltooiing van de Ontvlechting (indirect) bestuurder zijn van alle vennootschappen binnen de Groep (…) en toezicht houden op de bedrijfsvoering van de vennootschappen behorende tot de Groep. (…) Partijen zullen ter formele vastlegging van hetgeen is bepaald in dit artikel een addendum ondertekenen waarin afspraken worden vastgelegd over de periode van 1 juni 2017 tot aan de juridische voltooiing van de Ontvlechting (“Interim Periode”) (…). Het Addendum zal tevens een bepaling bevatten over de fiscale claims ontstaan na 1 juni 2017 en de daarbij horende fiscale vrijwaring van de Aandeelhouders aan elkaar alsmede een vrijwaring ten behoeve van Custom Management voor het door haar gevoerde beleid als formeel bestuurder van alle vennootschappen binnen de Groep gedurende de Interim Periode, rekening houdende met de gebruikelijke van toepassing zijnde bestuurders aansprakelijkheidsverzekering.
(…)
5 Leveranties na overdracht
[naam 5] en [naam 3] verbinden zich jegens [naam 1] en [naam 2] om na de Ontvlechting te bewerkstelligen dat afspraken worden gemaakt over de levering van Rubber (non-Ferro) ter verwerking tegen marktconforme condities door de vestiging te Born [
Euregio, toevoeging rechtbank] aan de vestiging te Helmond [
[bedrijf 1] , toevoeging rechtbank] voor een periode van 3 (drie) jaar na de Ontvlechting.
(…)
7 Adviseurs
7.1 Het proces rondom de ontvlechting zal worden gecoördineerd door [gedaagde 2] [
, toevoeging rechtbank]. [gedaagde 2] is het centrale aanspreekpunt voor Partijen. Alle communicatie tussen Partijen onderling en met andere betrokkenen over de tenuitvoerlegging van de afspraken zoals neergelegd in dit Memorandum of Understanding zal via [gedaagde 2] verlopen.
(…)
2.7. Op 7 juni 2017 is een Addendum op de MoU overeengekomen voor de “Interim Periode” van 1 juni 2017 tot aan de juridische voltooiing van de ontvlechting. Naast de partijen die de MoU hebben gesloten (zie 2.6.) zijn ook [bedrijf 1] en Euregio, beide vertegenwoordigd door [gedaagde 2] , partij bij dit addendum.
Kort gezegd verkregen de persoonlijke holdings van [naam 1] en [naam 2] een volmacht om per 1 juni 2017 namens de vestigingen in Helmond ( [bedrijf 1] ) en Den Bosch (A.V.I.) te handelen en [naam 3] en [naam 5] om namens de vestiging in Born (Euregio) te handelen.
2.8. Op 19 oktober 2017 is een tweede Addendum op de MoU gesloten waarin onder andere afspraken zijn vastgelegd over de verkoop van de vestiging te Venlo en over de overname van een procedure tussen [bedrijf 1] en Stemcor door Euregio. Hierover is in het tweede Addendum het volgende opgenomen:

2.Verkoop Venlo

2.1
Indien de vestiging Venlo voor 1 januari 2018 niet is verkocht (…) zal vanaf 1 januari 2018 in samenwerking met de betreffende bank worden overlegd hoe de vestiging Venlo op korte termijn kan worden ontbonden en geliquideerd.
(…)

5.Stemcor

5.1
De procedure tussen (…) [bedrijf 1] (…) en (…) Stemcor (…) zal voor rekening en risico van Euregio (…) worden voortgezet. (…) [naam 1] en [naam 2] hebben aangegeven deze procedure niet te willen voorzetten en zijn met Euregio (…) overeengekomen dat zij (…) een bedrag van € 86.667 (2/3 van EUR 130.000) voldoen als compensatie.
(…)
5.4
Euregio (…) zal de kosten van adviseurs in de Procedure Stemcor voor eigen rekening voldoen. (…)
5.5
Indien [naam 3] en [naam 5] zorgen dat de procespartij (…) [bedrijf 1] (…) in de Procedure Stemcor wordt vervangen door Euregio (…) zullen [naam 1] en [naam 2] zorgen dat de voorziening opgenomen in de balans van (…) [bedrijf 1] (…) van in totaal EUR 130.000 in zijn geheel wordt overgedragen aan Euregio (…).
(…)
2.9.
Op 25 oktober 2017 heeft de zuivere splitsing in de zin van artikel 2:334a lid 2 BW plaatsgevonden. [naam 4] is op die datum opgehouden te bestaan. [naam 1] en [naam 2] zijn via hun persoonlijke holdings en [bedrijf 2] (indirect) eigenaar van [bedrijf 1] en A.V.I. [naam 3] en [naam 5] zijn via hun persoonlijke holdings en Euregio Holding B.V. (indirect) eigenaar van Euregio.
2.10.
Custom Management is tot 1 december 2017 (indirect) bestuurder gebleven van Euregio en tot 13 april 2018 van [bedrijf 1] en A.V.I.
2.11.
[naam 3] en [naam 5] met hun entiteiten enerzijds en [naam 1] en [naam 2] met hun entiteiten anderzijds zijn daarna betrokken geraakt bij verschillende gerechtelijke procedures over geschillen die zijn ontstaan uit het ontvlechtingsproces. Zo zijn er onder andere procedures gevoerd over de vraag of een non-ferroafspraak tot stand is gekomen en over de afwikkeling van de afspraken over de Stemcor-kwestie.
2.12.
Bij brief van 27 september 2019 heeft de toenmalig gemachtigde van Euregio [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld voor de schade die Euregio heeft geleden en nog zal lijden, onder meer ten gevolge van het door [gedaagde 2] al dan niet gevoerde onbehoorlijk bestuur tijdens het ontvlechtingsproces.
2.13.
Bij brief van 4 oktober 2019 heeft [gedaagde 2] iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen
2.14.
Op 29 november 2019 heeft Euregio verlof gekregen om conservatoir beslag te mogen leggen op de woning van [gedaagde 2] , alsmede tot het leggen van derdenbeslag onder de ABN AMRO Bank.
2.15.
Met een brief van 10 december 2019 heeft Euregio ook Custom Management aansprakelijk gesteld, eveneens voor het handelen van [gedaagde 2] .
2.16.
Met een brief van 12 december 2019 heeft Custom Management aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3. Het geschil
3.1.
Euregio vordert samengevat - een verklaring voor recht dat zowel [gedaagde 2] als Custom Management onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, althans haar taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld en dat Custom Management is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen jegens Euregio. Euregio vordert hoofdelijke veroordeling van Custom Management c.s. tot betaling van de schade, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met rente. Tot slot vordert Euregio veroordeling van Custom Management c.s. in de proceskosten, beslagkosten en nakosten, eveneens vermeerderd met rente.
3.2.
Euregio baseert haar vordering jegens [gedaagde 2] primair op de stelling dat hij onrechtmatig heeft gehandeld (artikel 6:162 BW). Volgens Euregio heeft [gedaagde 2] een op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsnorm geschonden door op 15 februari 2018 een sommatie te (laten) sturen terwijl [gedaagde 2] wist dat [naam 3] en [naam 5] (nog) geen afspraak hadden gemaakt met [naam 1] en [naam 2] over een non-ferro afvalstroom zodat op Euregio geen nakomingsverplichting rustte. [gedaagde 2] heeft zich jegens Euregio niet onpartijdig en onafhankelijk opgesteld in de periode dat hij enkel nog interim directeur was bij [bedrijf 1] , aldus Euregio. Voor zover vast zou komen te staan dat wél een afspraak over de non-ferro afvalstroom is gemaakt, stelt Euregio primair dat [gedaagde 2] ook hier in strijd met het bepaalde in artikel 5 van de MoU heeft gehandeld, hetgeen kwalificeert als een persoonlijke schending van een zorgvuldigheidsnorm. Subsidiair stelt Euregio dat [gedaagde 2] met het sluiten van een overeenkomst zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld (artikel 2:9 BW). Een dergelijke overeenkomst zou dan door [gedaagde 2] als bestuurder van Euregio zijn gesloten terwijl de beweerdelijke afspraken niet marktconform zijn en in strijd met de belangen van Euregio.
De vordering jegens Custom Management baseert Euregio primair op de stelling dat Custom Management door het niet voorkomen van de sommatie dan wel het niet voorkomen van de non-ferroafspraak, in strijd met de contractuele verbintenissen jegens Euregio heeft gehandeld en is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichting om zich onafhankelijk en onpartijdig op te stellen (artikel 6:74 BW). Dit is volgens Euregio ook een onbehoorlijke taakvervulling (artikel 2:9 BW) dan wel onrechtmatig handelen (6:162 BW) nu Custom Management heeft gehandeld buiten haar vertegenwoordigingsbevoegdheid (3:70 BW) door Euregio te binden aan een non-ferroafspraak terwijl artikel 5 van de MoU daaraan in de weg stond. Subsidiair stelt Euregio dat Custom Management de schade van Euregio dient te vergoeden omdat het feitelijk onrechtmatig handelen van [gedaagde 2] aan Custom Management kan worden toegerekend (artikel 6:170 t/m 6:172 BW). Naast het verwijt inzake de non-ferro kwestie maakt Euregio [gedaagde 2] ook het verwijt dat [gedaagde 2] afspraken inzake de Stemcor-kwestie onzorgvuldig heeft laten vastleggen, dat de kluis van [naam 3] zonder toestemming is geopend, dat de verkoop van de vestiging Venlo ten onrechte is opgeschoven en dat ten onrechte niet het volledige depotbedrag voor de verkoop van de vestiging Oss is doorgestort.
3.3.
Custom Management c.s. voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Vast staat dat Euregio na de ruziesplitsing betrokken is geraakt in verschillende procedures, onder andere met [bedrijf 1] . Als gevolg van die procedures ziet Euregio zich geconfronteerd met (juridische) kosten die zij (volledig) vergoed wil zien. Euregio is van mening dat Custom Management c.s. aansprakelijk is voor haar schade omdat de procedures het gevolg zijn van onzorgvuldig handelen van haar voormalig bestuurder Custom Management c.s.
4.2.
De vorderingen van Euregio jegens Custom Management c.s. zijn naast wanprestatie (artikel 6:74 BW) grotendeels gebaseerd op onbehoorlijk bestuur (artikel 2:9 BW) en onrechtmatig handelen bij het uitvoeren van bestuurstaken (artikel 6:162 BW) al dan niet door [gedaagde 2] waarbij Euregio het handelen van [gedaagde 2] aan Custom Management toerekent. Voor beide grondslagen geldt als maatstaf voor aansprakelijkheid dat de bestuurder een ernstig verwijt moet kunnen worden gemaakt wat moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Verder kan aansprakelijkheid pas worden aangenomen in geval de betrokken bestuurder als zodanig onmiskenbaar duidelijk in de vervulling van zijn taken is tekortgeschoten, dat daarover geen redelijk oordelend bestuurder zou kunnen twijfelen. De bestuurder die vanwege zijn handelwijze een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is op grond van artikel 6:98 BW aansprakelijk voor de schade die door zijn verwijtbare handelwijze is veroorzaakt en hem ook als een gevolg van zijn handelwijze kan worden toegerekend (causaal verband).
4.3.
Vooropgesteld moet worden dat [gedaagde 2] , anders dan Euregio stelt, geen bestuurder van Euregio is (geweest). Uit de overgelegde stukken blijkt dat Custom Management als bestuurder van [naam 4] is aangesteld. Custom Management heeft aan [gedaagde 2] een procuratievolmacht verleend.
Daarmee handelt [gedaagde 2] als gevolmachtigde en is hij uitvoerder van de door Custom Management genomen bestuursbesluiten. Hoewel Euregio stelt dat [gedaagde 2] feitelijk als bestuurder heeft gehandeld, is met die enkele stelling onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde 2] met een bestuurder gelijk moet worden gesteld en onder het bereik van artikel 2:9 BW zou moeten vallen. De vorderingen van Euregio jegens [gedaagde 2] op grond van artikel 2:9 BW kunnen dan ook niet voor toewijzing in aanmerking komen. Wel kan [gedaagde 2] aansprakelijk zijn op grond van onrechtmatig handelen (6:162 BW).
4.4.
Euregio maakt Custom Management c.s. een aantal verwijten. Hieronder zal per verwijt worden beoordeeld of het verweten handelen van Custom Management c.s. leidt tot de conclusie dat sprake is van wanprestatie, onbehoorlijk bestuur dan wel onrechtmatig handelen en aansprakelijkheid Custom Management c.s.
De Stemcor-kwestie
4.5.
Euregio verwijt [gedaagde 2] dat hij als bestuurder van Euregio op 19 oktober 2017 klakkeloos tot ondertekening van een vrijwaringsovereenkomst is overgegaan, zonder deze ter goedkeuring voor te leggen aan Euregio. Hierdoor zijn volgens Euregio de gemaakte afspraken inzake het overnemen van de lopende procedure tussen [bedrijf 1] en Stemcor, zoals ook opgenomen in het op 19 oktober 2017 getekende Addendum 2, onzorgvuldig (en onjuist) vastgelegd als gevolg waarvan Euregio in de problemen is gekomen en hoge juridische kosten moet maken. Euregio wijst daarbij op een door haar bij de rechtbank Oost-Brabant aanhangig gemaakte procedure (met zaaknummer 351024) tegen [bedrijf 1] , [naam 1] en [naam 2] .
4.6.
Custom Management c.s. voert aan dat Euregio niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom deze verwijten zouden moeten leiden tot aansprakelijkheid alsmede dat causaal verband tussen de beweerdelijke gedragingen en de schade ontbreekt.
4.7.
Zoals hiervoor onder 4.3. overwogen, is [gedaagde 2] niet aan te merken als (oud) bestuurder van Euregio. Voor zover Euregio [gedaagde 2] verwijt dat hij als interim-directeur onrechtmatig heeft gehandeld (artikel 6:162 BW) met het ondertekenen van de vrijwaringsovereenkomst, overweegt de rechtbank als volgt. Zoals Euregio tijdens de mondelinge behandeling nader heeft toegelicht, verwijt zij [gedaagde 2] dat de afspraken in de vrijwaringsovereenkomst verkeerd zijn vastgelegd. Euregio stelt dat [gedaagde 2] de vrijwaringsovereenkomst heeft laten opstellen door de (partij)advocaten van [naam 1] en [naam 2] (Simmons & Simmons). Dat [gedaagde 2] een advocatenkantoor opdracht heeft gegeven de vrijwaringsovereenkomst op te stellen, is op zichzelf niet onrechtmatig. Hoewel Euregio suggereert dat Simmons & Simmons de vrijwaringsovereenkomst partijdig, dat wil zeggen in het voordeel van [naam 1] en [naam 2] heeft opgesteld, heeft Custom Management c.s. tijdens de mondelinge behandeling onweersproken verklaard dat de advocaten van [naam 1] en [naam 2] (Simmons & Simmons) met de toenmalig advocaten van [naam 3] en [naam 5] (Holla Advocaten) hebben afgesproken dat Simmons & Simmons de overeenkomst zou opstellen. Verder heeft Custom Management c.s. onweersproken verklaard dat [gedaagde 2] de vrijwaringsovereenkomst eerst heeft getekend nadat de adviseurs van beide kanten hadden bevestigd dat de afspraken daarin juist waren vastgelegd. Het had op de weg van Euregio gelegen om op deze gemotiveerde toelichting van Custom Management c.s. te reageren, hetgeen zij niet heeft gedaan. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het laten opstellen van een vrijwaringsovereenkomst door een advocatenkantoor, onrechtmatig zou zijn. Daar komt nog bij dat in het tweede addendum, dat door [naam 3] en [naam 5] is ondertekend, verwezen wordt naar de vrijwaringsovereenkomst als bijlage 5. Kennelijk hebben [naam 3] en [naam 5] dus voor ondertekening van het tweede addendum kennis kunnen nemen van de inhoud van de vrijwaringsovereenkomst. Bovendien was [gedaagde 2] op dat moment bevoegd om namens Euregio en [bedrijf 1] als interim-directeur te ondertekenen op basis van zijn volmacht van Custom Management. Het verwijt dat [gedaagde 2] de vrijwaringsovereenkomst zonder overleg met Euregio heeft ondertekend, snijdt dus geen hout.
4.8.
Op basis van hetgeen de rechtbank over het handelen van [gedaagde 2] in de Stemcor-kwestie is voorgelegd, kan niet worden vastgesteld dat sprake is van onrechtmatig handelen. Reeds hierom komt de rechtbank niet toe aan beantwoording van de vraag of dit handelen aan Custom Management kan worden toegerekend. Overigens heeft Euregio niet gesteld, en is ook niet gebleken, dat Custom Management als bestuurder ten aanzien van deze kwestie onzorgvuldig of onrechtmatig zou hebben gehandeld. Voor zover de vorderingen van Euregio op het handelen of nalaten van Custom Management c.s. in de Stemcor-kwestie zijn gebaseerd, komen deze dus niet voor toewijzing in aanmerking.
Depotbedrag verkoop vestiging Oss & verkoop van de vestiging in Venlo
4.9.
Euregio verwijt [gedaagde 2] verder dat hij als bestuurder van Euregio bij de verkoop van de vestiging in Oss genoegen heeft genomen met de uitkering van een lager depotbedrag dan was overeengekomen. Volgens Euregio was met de koper van de vestiging in Oss afgesproken dat een bedrag van € 150.000,00 van de door de koper betaalde koopprijs bij de notaris in depot zou worden gehouden in afwachting van de vraag of de koper kosten zou moeten maken voor bodemsanering. Hoewel is gebleken dat bodemsanering niet nodig was, heeft [gedaagde 2] ermee ingestemd dat van die € 150.000,00 een bedrag van € 42.500,00 aan de koper is teruggestort zodat slechts € 107.500,00 uit het depot is betaald, aldus Euregio. Door genoegen te nemen met dit lagere bedrag, stelt Euregio schade te hebben geleden. Ook verwijt Euregio [gedaagde 2] dat hij zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld door niet per 1 januari 2018 tot liquidatie en ontbinding van de vestiging in Venlo over te gaan terwijl dit per voornoemde datum was afgesproken. [gedaagde 2] heeft [naam 1] en [naam 2] steeds opnieuw gelegenheid gegeven de vestiging te kopen, aldus Euregio waardoor [bedrijf 3] onnodig aanzienlijke (juridische en management) kosten heeft gemaakt. Deze kosten zijn naar rato voor rekening van [naam 3] en [naam 5] gebracht, aldus Euregio.
4.10.
Custom Management c.s. voert aan dat (de afwikkeling van) de verkoop van de vestigingen in Oss en Venlo niet vóór de splitsing van [naam 4] heeft kunnen plaatsvinden zodat daartoe [bedrijf 3] is opgericht. [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 5] werden via hun persoonlijke holdings aandeelhouder van [bedrijf 3] en Custom Management was bestuurder. Volgens Custom Management c.s. is Euregio dus op geen enkele wijze betrokken geweest bij de verkoop van de vestigingen en kan zij dus ook geen schade hebben geleden.
4.11.
Ook hier moet worden vooropgesteld dat [gedaagde 2] geen bestuurder was (zie hiervoor 4.3.) zodat hij niet aansprakelijk kan worden gehouden op grond van artikel 2:9 BW. Aan beantwoording van de vraag of [gedaagde 2] bij (de afwikkeling van) de verkoop van de vestigingen in Oss en Venlo onrechtmatig heeft gehandeld, welk handelen Custom Management wellicht kan worden toegerekend, komt de rechtbank niet toe. Gelet op de gemotiveerde toelichting van Custom Management c.s. dat Euregio bij de verkoop van deze vestigingen niet betrokken is geweest, heeft Euregio onvoldoende gesteld waarom zij schade heeft geleden of zal lijden. Dat Euregio aandelen in [bedrijf 3] zou hebben, zoals tijdens de mondelinge behandeling zonder nadere toelichting is aangevoerd, is niet gebleken. Overigens heeft Euregio niet gesteld, en dat is ook niet gebleken, dat Custom Management ten aanzien van deze kwestie onzorgvuldig of onrechtmatig zou hebben gehandeld. Voor zover de vorderingen van Euregio dan ook op het handelen of nalaten van Custom Management c.s. inzake de verkoop van de vestigingen Oss en Venlo zijn gebaseerd, komen deze niet voor toewijzing in aanmerking.
Verdeelsleutel personeel
4.12.
Euregio verwijt [gedaagde 2] ook dat hij tijdens de ontvlechting zou hebben nagelaten om concrete afspraken te maken over de verdeling van het personeel. Daarmee heeft hij als bestuurder van Euregio een cruciale kwestie ongeregeld gelaten, aldus Euregio. Hierdoor is [naam 3] in rechte betrokken en Euregio heeft schade geleden omdat [bedrijf 1] een vordering jegens haar heeft ingesteld.
4.13.
Custom Management c.s. voert aan dat de weergave van Euregio ten aanzien van het verdelen van het personeel inhoudelijk onjuist is en wijst erop dat Euregio onvoldoende heeft gesteld dat zij schade heeft geleden.
4.14.
Ook hier heeft Euregio het vereiste causaal verband tussen een gedraging van [gedaagde 2] en beweerdelijke schade voor Euregio niet aannemelijk gemaakt. Hoewel Euregio stelt dat [bedrijf 1] een vordering jegens háár heeft ingesteld, verwijst Euregio ter onderbouwing naar een conclusie van antwoord in een lopende procedure bij de rechtbank Oost-Brabant (met zaaknummer 7726774 CV EXPL 19-4307) tussen [bedrijf 1] en de heer [bedrijf 3] . Euregio is in die procedure dus geen partij en er is niet voldoende gesteld dat Euregio schade lijdt als gevolg van het ontbreken van afspraken over de verdeling van personeel.
4.15.
Overigens heeft Euregio niet gesteld, en dat is ook niet gebleken, dat Custom Management ten aanzien van deze kwestie als bestuurder onzorgvuldig of onrechtmatig zou hebben gehandeld. Dit betekent dat ook de door Euregio op dit onderdeel tegen Custom Management c.s. ingestelde vorderingen moeten worden afgewezen.
Het openen van de kluis
4.16.
Euregio verwijt [gedaagde 2] dat hij ernstig is tekortgeschoten in zijn taakuitoefening als bestuurder bij het openen van een kluis van [naam 3] . Volgens Euregio heeft [gedaagde 2] opdracht gegeven tot het openen van de kluis maar was hij bij het openen zelf niet aanwezig. Bovendien heeft [gedaagde 2] er volgens Euregio niet voor gezorgd dat de goederen in de kluis, die niet alleen eigendom zouden zijn van [naam 3] maar ook van een familielid, werden veiliggesteld en is geen inventarisatielijst opgemaakt. Dit is onzorgvuldig, aldus Euregio
4.17.
Custom Management c.s. voert aan dat de kluis en de inhoud daarvan niet aan Euregio toebehoorden zodat niet duidelijk is waarom Euregio schade meent te hebben geleden.
4.18.
Gelet op de eigen stelling van Euregio dat de kluis eigendom is van [naam 3] en dat zich in de kluis goederen van [naam 3] en een familielid bevonden, kan Custom Management c.s. in haar verweer worden gevolgd. De enkele aanvullende verklaring van Euregio tijdens de mondelinge behandeling dat de inhoud van de kluis gedeeltelijk ook aan Euregio zou toebehoren, is niet onderbouwd en daarmee onvoldoende in het licht van de eerdere eigen stelling dat de kluis eigendom is van [naam 3] . Op grond van hetgeen Euregio heeft gesteld, komt niet vast te staan dat Euregio schade heeft geleden door onrechtmatig of onzorgvuldig handelen van [gedaagde 2] , laat staan dat dit aan Custom Management zou kunnen worden toegerekend. De opmerking van Euregio tijdens de mondelinge behandeling dat vorderingen van [naam 3] en anderen aan Euregio zouden kunnen worden gecedeerd, is tardief en maakt dit niet anders.
4.19.
Overigens heeft Euregio niet gesteld, en dat is ook niet gebleken, dat Custom Management ten aanzien van deze kwestie onzorgvuldig of onrechtmatig zou hebben gehandeld. Voor zover de vorderingen van Euregio op het openen van de kluis zijn gebaseerd, kunnen deze niet worden toegewezen.
De non-ferro kwestie
4.20.
Tot slot maakt Euregio twee verwijten over het handelen van Custom Management c.s. inzake de non-ferrokwestie. Euregio verwijt [gedaagde 2] primair dat hij ondanks het bepaalde in artikel 5 van de MoU en wetende dat (nog) geen afspraken waren gemaakt over de non-ferro afvalstroom, zijn eigen advocaat opdracht heeft gegeven om Euregio met een brief van 15 februari 2018 te sommeren tot het nakomen van verplichtingen uit hoofde van de vermeende non-ferroafspraak en dat Custom Management heeft nagelaten om het versturen van de sommatiebrief te voorkomen. Volgens Euregio zouden non-ferroafspraken pas na de ontvlechting worden gemaakt door [naam 1] en [naam 2] enerzijds en [naam 3] en [naam 5] anderzijds. Op grond van artikel 5 van de MoU kon [gedaagde 2] daar dus niet bij betrokken zijn en had hij zijn advocaat niet mogen laten sommeren. [gedaagde 2] had in de afwikkeling van de ruziesplitsing een onafhankelijke en neutrale positie moeten innemen, aldus nog steeds Euregio. Voor zover namens Euregio een non-ferro overeenkomst is gesloten, verwijt Euregio dat Custom Management c.s. dit heeft gedaan in strijd met haar contractuele verplichting om zich onafhankelijk en neutraal op te stellen, dan wel dat Custom Management c.s. onzorgvuldig dan wel onrechtmatig heeft gehandeld omdat voor Euregio condities zijn bedongen die niet marktconform zouden zijn.
4.21.
Custom Management c.s. voert aan dat Custom Management, handelend in het belang van [bedrijf 1] waar zij op 15 februari 2018 nog bestuurder van was, niet ten onrechte heeft gesommeerd omdat Euregio en [bedrijf 1] omstreeks mei/juni 2017 afspraken zouden hebben gemaakt over de non-ferro afvalstroom. Volgens Custom Management c.s. staat de tekst van artikel 5 van de MoU er niet aan in de weg dat de
non-ferroafspraak vóór voltooiing van de ontvlechting werd gemaakt. Het stond niet ter discussie dat de reeds bestaande afvalstromen tussen de verschillende ondernemingen van de [naam 6] ook na de splitsing zouden blijven bestaan en dat partijen daarover afspraken zouden maken, aldus Custom Management c.s. Zo ook voor het non-ferro materiaal van de vestiging in Born (Euregio) dat op de vestiging in Helmond ( [bedrijf 1] ) werd verwerkt (artikel 5 van de MoU). Custom Management c.s. meent dat die afspraken namens Euregio en [bedrijf 1] zijn gemaakt onder leiding van [gedaagde 2] . Uit gesprekken met [naam 1] en [naam 2] enerzijds en met [naam 3] en [naam 5] anderzijds blijkt volgens Custom Management dat Euregio gedurende drie jaar na de ontvlechting jaarlijks 5.000 à 7.000 ton aan non-ferro zou aanleveren en dat Euregio voor de verwerking daarvan een vergoeding van € 80,00 per ton zou betalen. Custom Management c.s. verwijst daarbij onder andere naar gespreksverslagen en (concept) businessplannen. De overeengekomen prijs was de uitkomst van (mondelinge) onderhandelingen waarbij [naam 3] en [naam 5] meenden dat € 65,00 tot € 70,00 een redelijke prijs per ton zou zijn en [naam 1] en [naam 2] anderzijds spraken van een redelijke prijs van € 90,00 tot € 100,00. Ook voert Custom Management c.s. aan dat uitvoering is gegeven aan de gemaakte afspraken en dat Euregio in de periode van 1 juni 2017 tot 21 november 2017 circa 1.795 ton non-ferro aan [bedrijf 1] heeft geleverd waarvoor [bedrijf 1] heeft gefactureerd. Dat Euregio de leveringen vervolgens heeft gestaakt waarna zij door [bedrijf 1] is aangesproken en in procedures is betrokken, kan Custom Management niet worden verweten omdat zij op dat moment niet langer bestuurder was van Euregio. Bovendien heeft Euregio volgens Custom Management c.s. niet gesteld welke schade door het sturen van de sommatiebrief dan wel het sluiten van de overeenkomst zou zijn geleden en betwist Custom Management c.s. dat causaal verband aanwezig is.
4.22.
Beantwoording van de vraag of tussen Euregio en [bedrijf 1] een non-ferro overeenkomst tot stand is gekomen, ligt in deze procedure niet voor. Deze vraag is onderwerp van geschil geweest in een tweetal procedures tussen Euregio en [bedrijf 1] . In een kort geding vonnis van de rechtbank Limburg van 23 juli 2019 (met zaaknummer C/03/265560 / KG ZA 19-270) heeft de voorzieningenrechter overwogen dat niet summierlijk komt vast te staan dat tussen hen geen overeenkomst voor de non-ferro is gesloten en is het door [bedrijf 1] gelegde beslag niet opgeheven. In een bodemprocedure bij de rechtbank Oost-Brabant (met zaaknummer C/01/337301 / HA ZA 18-543) is bij vonnis van 4 december 2019 geoordeeld dat het door [bedrijf 1] gestelde, niet kan leiden tot de conclusie dat sprake is van een non-ferro overeenkomst en zijn de vorderingen tot (schade)vergoeding van [bedrijf 1] afgewezen. Hierop is hoger beroep ingesteld.
4.23.
In onderhavige zaak ligt het vermeende handelen van Custom Management c.s. voor. Voor wat betreft het eerste verwijt dat Euregio maakt, het sturen van de sommatiebrief, overweegt de rechtbank als volgt. Het is niet in geschil dat Custom Management ten tijde van het versturen van die sommatiebrief (15 februari 2018) enkel nog (indirect) bestuurder was van [bedrijf 1] . Op grond van welke overeenkomst Custom Management c.s. ook na het eindigen van het bestuurderschap van Euregio gehouden was zich jegens Euregio onafhankelijk en neutraal op te blijven stellen, is niet gesteld of gebleken. Dit vloeit in ieder geval niet voort uit artikel 5 van de MoU. Omdat Custom Management niet langer bestuurder was van Euregio, komt niet vast te staan dat Custom Management met het sturen van de sommatiebrief met tegenstrijdige belangen heeft gehandeld. Custom Management verkeerde als bestuurder van [bedrijf 1] kennelijk in de veronderstelling dat Euregio gemaakte afspraken niet nakwam. Het enkel (laten) sturen van een sommatiebrief is op zichzelf niet onrechtmatig en veroorzaakt geen schade. Dat [bedrijf 1] in een later stadium, toen Custom Management niet langer bestuurder van [bedrijf 1] was, kennelijk heeft besloten een vordering jegens Euregio in te stellen, kan Custom Management c.s. niet worden verweten.
4.24.
Gelet op bovenstaande valt niet in te zien dat Custom Management c.s. met het sturen of niet verhinderen van het sturen van de sommatiebrief, heeft gehandeld in strijd met contractuele verplichtingen dan wel onzorgvuldig of onrechtmatig heeft gehandeld. En, als dit al zo zou zijn, dan ontbreekt het causaal verband omdat niet is gesteld of gebleken dat de beweerdelijke schade (de kosten als gevolg van gerechtelijke procedures) het gevolg is van het versturen van deze sommatiebrief. Het verwijt dat Custom Management c.s. onrechtmatig, onzorgvuldig of in strijd met op haar rustende verplichtingen een sommatiebrief heeft laten sturen, kan dan ook geen grond bieden voor aansprakelijkheid van Custom Management c.s.
4.25.
Ditzelfde geldt voor het tweede verwijt, het sluiten van een non-ferro overeenkomst waarbij Custom Management c.s. geen onafhankelijke, neutrale positie zou hebben ingenomen omdat voor Euregio geen marktconforme condities zouden zijn bedongen. Hoewel Euregio stelt dat op Custom Management c.s. een contractuele verbintenis rust tot ‘het dienen van de belangen van Euregio in het kader van de ruziesplitsing’ en de daaruit voortvloeiende verbintenis tot het niet toebrengen van schade aan Euregio, onderbouwt Euregio ook hier niet op grond van welke overeenkomst Custom Management c.s. daartoe gehouden zou zijn. Een overeenkomst van opdracht tussen Custom Management en [naam 4] ontbreekt zodat niet kan worden vastgesteld wat de verplichtingen van Custom Management uit dien hoofde waren. Voor zover Euregio stelt dat Custom Management c.s. buiten haar bevoegdheden is getreden en heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 5 van de MoU, heeft Euregio deze stelling gelet op de uitvoerige verklaring van Custom Management c.s. over de wijze waarop de vermeende overeenkomst is gesloten (zie hiervoor 4.21.), onvoldoende onderbouwd. Voor zover Euregio stelt dat uit hoofde van artikel 5 van de MoU op Custom Management c.s. de verplichting rustte om marktconforme condities te bedingen, heeft Euregio onvoldoende onderbouwd dat de beweerdelijk gemaakte afspraken voor haar nadelig zijn. De enkele stelling dat de beweerdelijk overeengekomen prijs van € 80,00 per ton niet marktconform is, enige nadere toelichting daaromtrent ontbreekt, is onvoldoende. Gelet hierop komt een tekortschieten in de nakoming van verplichtingen uit hoofde van een overeenkomst dan ook niet vast te staan.
4.26.
Dan rest de vraag of Custom Management op dit punt haar taak als bestuurder onzorgvuldig heeft vervuld dan wel of [gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld. In zijn algemeenheid rust op een bestuurder de taak om in het belang van de vennootschap(pen) te ondernemen, de risico’s te beheren, de vennootschap(pen) te vertegenwoordigen, de middelen te beheren, de administratie te voeren en de jaarrekening op te stellen, alsmede te zorgen voor de interne organisatie. Het namens een vennootschap sluiten van een overeenkomst tegen niet marktconforme condities is op zichzelf niet onrechtmatig. Het is niet gesteld of gebleken dat Custom Management als bestuurder bij het sluiten van de beweerdelijke overeenkomst volstrekt onzorgvuldig te werk is gegaan. Gelet op de gemotiveerde betwisting van Custom Management (zie hiervoor 4.21.) had het op de weg van Euregio gelegen om nader te onderbouwen waarom het tot stand brengen van een dergelijke afspraak onzorgvuldig was. Hoewel Euregio stelt dat [gedaagde 2] met een prijs van € 80,00 per ton geen marktconforme condities zou hebben bedongen, heeft Euregio onvoldoende onderbouwd dat de beweerdelijke afspraak voor Euregio nadelig is. De enkele niet onderbouwde stelling van Euregio dat € 80,00 per ton niet marktconform zou zijn én nooit zo had mogen worden afgesproken, is onvoldoende.
4.27.
Bovendien ontbreekt ook bij dit tweede verwijt causaal verband tussen de verweten gedraging en de vermeende schade. De procedures over de beweerdelijke non-ferroafspraak zijn aangevangen toen Custom Management c.s. niet langer (indirect) bestuur was van de [naam 6] . Niet valt in te zien dat de schade (de juridisch kosten voor de procedures) het gevolg is van het handelen van Custom Management c.s.
4.28.
Gelet op al het voorgaande heeft Euregio ten aanzien van de non-ferro kwestie niet aan haar stelplicht voldaan. Los van de vraag óf een non-ferro overeenkomst tot stand is gekomen, heeft Euregio onvoldoende gesteld en onderbouwd om te kunnen komen tot het oordeel dat met het (laten) sturen van een sommatiebrief dan wel met het tot stand brengen van een non-ferroafspraak sprake is geweest van een tekortschieten in de nakoming van verplichtingen dan wel een onzorgvuldig of onrechtmatig handelen en causaal verband tussen het beweerdelijk handelen en de gestelde schade ontbreekt. Ook op dit punt kunnen de vorderingen van Euregio niet worden toegewezen.
Conclusie
4.29.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat Euregio onvoldoende heeft gesteld om te komen tot het oordeel dat Custom Management c.s. aansprakelijk is voor de vermeende schade van Euregio. Omdat niet komt vast te staan dat Custom Management c.s. met de door Euregio gemaakte verwijten in strijd met op haar rustende contractuele verplichtingen dan wel onzorgvuldig of onrechtmatig heeft gehandeld en Euregio niet (voldoende) aannemelijk heeft gemaakt dat zij hierdoor schade heeft geleden of zal lijden, worden de vorderingen van Euregio afgewezen.
4.30.
Euregio zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Custom Management c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.742,00
4.31.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Euregio in de proceskosten, aan de zijde van Custom Management c.s. Custom Managementtot op heden begroot op € 1.742,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Euregio in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Euregio niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kropman en op 18 november 2020 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. J.R. Veerman.
Coll: PM