ECLI:NL:RBGEL:2020:684

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
05/740496-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan afpersing met geweld in Zevenaar

Op 5 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan afpersing. De zaak vond plaats in Zevenaar op 3 maart 2018, waar de aangever, een jongeman, door meerdere verdachten werd benaderd en onder bedreiging van geweld werd gedwongen om zijn portemonnee met daarin € 300,- en zijn jas af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment niet direct betrokken was bij de geweldpleging, wel degelijk informatie had verstrekt aan de medeverdachten over de aangever, zijn geld en zijn looproute. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte medeplichtig was aan de afpersing, omdat hij de anderen had geholpen door hen te informeren en de aangever aan hen aan te wijzen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar hem wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit van medeplichtigheid aan afpersing. De verdachte kreeg een werkstraf van 180 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij deze straf niet naar behoren zou uitvoeren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van de afpersing schade had geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.818,89 toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740496-18
Datum uitspraak : 5 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 22 januari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 maart 2018, te Zevenaar, aan de Bachstraat, in ieder geval op de openbare weg in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot afgifte van een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer] , in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'Je hebt 300 euro hier ermee' en/of 'geef hier die 300 euro nu, ik weet dat je het hebt, geef het nu', althans woorden van soortelijke aard en/of strekking en/of -die [slachtoffer] bij de kraag van zijn jas heeft/hebben gepakt en/of
-die [slachtoffer] twee, althans een of meer klappen/stompen in het gezicht heeft/hebben gegeven en/of
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'geef hier die jas, nu'.
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
een of meer medeverdachte(n) op of omstreeks 3 maart 2018, te Zevenaar, aan de Bachstraat, in ieder geval op de openbare weg in Nederland, met elkaar, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot afgifte van een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer] , in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan die medeverdachte(n),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan die medeverdachte(n), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere medeverdachte(n) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat voornoemde medeverdachte(n),
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'Je hebt 300 euro hier ermee' en/of 'geef hier die 300 euro nu, ik weet dat je het hebt, geef het nu', althans woorden van soortelijke aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer] bij de kraag van zijn jas heeft/hebben gepakt en/of
-die [slachtoffer] twee, althans een of meer klappen/stompen in het gezicht heeft/hebben gegeven en/of
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'geef hier die jas, nu'; tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 3 maart 2018, te Zevenaar, in ieder geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
-medeverdachte(n) in kennis te stellen van het feit dat die [slachtoffer] een geldbedrag van 300 euro, althans enig geldbedrag, voorhanden had en/of
-medeverdachte(n) te vertellen wat de vermoedelijke/meest logische looproute van die [slachtoffer] was en/of wat het adres van die [slachtoffer] was en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] aan medeverdachte(n) aan te wijzen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 maart 2018 bevond aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) zich op de Bachstraat in Zevenaar. [medeverdachte 1] kwam samen met in ieder geval één andere persoon op aangever afgelopen met de bedoeling om geld van hem af te pakken. Aangever is een aantal keer in zijn gezicht geslagen of gestompt, waardoor hij letsel heeft opgelopen. De daders hebben zijn portemonnee met inhoud, waaronder een geldbedrag van ongeveer € 300,-, en zijn jas meegenomen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit: medeplichtig aan afpersing (portemonnee met inhoud).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid is aangevoerd dat het (dubbel) opzet op de diefstal van de jas ontbreekt. Daarnaast heeft verdachte wellicht voorwaardelijk opzet gehad op de diefstal van € 300,-, maar niet op het gepleegde geweld. De kans dat bij een dergelijke diefstal geweld wordt gebruikt, is niet zodanig dat deze aanmerkelijk kan worden genoemd. Verder is er sprake van contra-indicaties, omdat het kennelijke plan was om geen geweld te gebruiken.
Subsidiair is de verdediging van mening dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu aan hem een gerechtvaardigd beroep op psychische overmacht toekomt. Verdachte is – terwijl hem werd gevraagd waar aangever woonde – zodanig onder druk gezet, dat hij aan die druk geen weerstand kon bieden. Hij hoefde hier ook geen weerstand tegen te bieden onder de gegeven omstandigheden: hij zat in een auto waar hij niet makkelijk uit kon, had te maken met iemand die regelmatig met justitie in aanraking was geweest en hij was bang dat hem wat werd aangedaan als hij niet zou praten. Er is voorts voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit nu verdachte direct nadien heeft aangegeven dat hij verder nergens bij betrokken wilde zijn en de auto heeft verlaten.
Beoordeling door de rechtbank
Primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Subsidiair
Aangever heeft verklaard dat twee of drie personen uit een auto stapten. Eén van de personen had blond haar. [3] Deze blonde persoon liep op hem af en riep direct: “Je hebt € 300,-, hier ermee”. Hij pakte aangever aan de voorzijde van zijn jas bij zijn kraag vast en gaf aangever een klap op zijn gezicht. Hierdoor had aangever een aantal tanden door zijn bovenlip. De blonde jongen riep vervolgens: “Geef hier die € 300,- nu, ik weet dat je het hebt. Geef het NU!”. Daarop gaf aangever zijn portemonnee met daarin pasjes en € 300,- aan de blonde jongen af. De blonde jongen gaf de portemonnee af aan een andere jongen, die ermee wegliep naar de auto. Vervolgens hoorde aangever de blonde jongen roepen: “Geef hier die jas, nu”. Aangever wilde de jas niet geven en probeerde langs de jongen te lopen. Hij kreeg toen opnieuw een klap in zijn gezicht van de jongen, ditmaal op zijn oog. De jas is ook van aangever afgenomen. Aangever had eerder die nacht € 300,- van [verdachte] (hierna: [verdachte] ) gekregen. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij in de nacht van 3 maart 2018 samen met aangever in Zevenaar liep. Toen zij in de Bachstraat liepen, sprongen er drie mannen uit een auto. Zij stormden direct op aangever af. Zij schreeuwden tegen aangever: “€ 300,- nu, nu, we weten dat je het hebt”. Ondertussen werd aangever door de mannen vastgepakt en meermalen op zijn gezicht geslagen. Aangever gaf daarop zijn portemonnee aan één van hen. [5] Eén van de mannen schreeuwde toen dat ze zijn jas wilden hebben: “Ik wil je jas, ook je jas”. Aangever kreeg vervolgens weer een klap op zijn gezicht. Daarop begon hij zijn jas uit te trekken, waarbij hij werd geholpen door de mannen. Zij trokken met kracht aan de jas van aangever. Nadat zij de jas hadden, zijn zij naar de BMW terug gerend en weggereden. [6]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2018 met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in een auto zat. Ze zaten te bedenken hoe ze geld moesten maken. [7] Ze werden getipt door [verdachte] dat aangever € 300,- had gekregen en dat zij dat geld makkelijk konden afpakken. [8] Zij werden geïnformeerd over de route die aangever naar huis liep en over zijn adres. [9] Toen zij aangever zagen, liepen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] op aangever af. Tegen aangever werd gezegd: “Geef je portemonnee (...)”. [medeverdachte 1] zei toen tegen aangever: “Ja, je hebt € 300,-”. Aangever probeerde weg te rennen. Daarna kreeg aangever een paar klappen. Eén van hen is terug naar de auto gerend en heeft daar de portemonnee gelegd. [medeverdachte 1] riep vervolgens tegen aangever: “Geef me je jas” en hij gaf hem toen één klap. Aangever deed één arm uit zijn jas en [medeverdachte 1] trok de jas van de andere arm af. Daarna rende [medeverdachte 1] terug naar de auto en reden zij weg. [10]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2018 samen met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] was. Toen zij in Didam waren, belde [medeverdachte 4] naar [verdachte] . [verdachte] vertelde [medeverdachte 4] dat aangever geld op zak zou hebben en hoe laat aangever naar huis zou gaan lopen. Ze hebben toen [verdachte] opgehaald. [verdachte] wist de weg en vertelde letterlijk hoe ze moesten rijden: “van hier links en hier rechts enzo”. Ze kwamen op een parkeerplaats uit, waarvan [verdachte] zei dat ze daar moesten gaan staan. [verdachte] was uiteindelijk te bang om mee te gaan en is weggegaan. [11]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat ze eerst de straat van aangever hebben opgezocht. [verdachte] wist te vertellen waar dat was omdat [verdachte] en aangever elkaar kennen. Ze zagen, toen ze door de Bachstraat reden, aan het eind van de straat twee personen lopen, waarvan [verdachte] zei dat één ervan aangever was. Ze hebben [verdachte] toen afgezet. [12]
Met betrekking tot de gang van zaken op 3 maart 2018 oordeelt de rechtbank als volgt. De lezingen over hoe de portemonnee in handen van de medeverdachten terecht is gekomen lopen op details uiteen. De rechtbank realiseert zich dat er sprake is geweest van een chaotische situatie tijdens de overval, waarbij het voor aangever lastig moet zijn geweest alle details te reconstrueren. Om die reden gaat de rechtbank uit van de verklaringen van aangever en de getuige [getuige] over de wijze van ontvreemding van de portemonnee van aangever, die op dit punt namelijk eensluidend zijn. Uit hun verklaringen volgt duidelijk dat aangever zijn portemonnee aan de blonde jongen heeft afgegeven, nadat geweld op hem was toegepast door de daders, zodat ten aanzien van de portemonnee sprake is van afpersing.
Verdachte ( [verdachte] ) heeft verklaard dat hij wist dat de straatroof ging plaatsvinden. Ze wilden snel geld maken. Er was besproken dat ze het geld van aangever wilden pakken. [13] Ze zouden hem op straat pakken, maar hem niet helemaal ‘total loss’ slaan. [14]
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte de medeverdachten heeft geïnformeerd over het feit dat aangever geld bij zich had, op welk tijdstip aangever naar huis zou gaan en welke looproute hij zou nemen en voorts dat verdachte aangever heeft aangewezen aan de medeverdachten.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij wist dat de medeverdachten snel geld wilden maken, dat ze het geld van aangever wilden afpakken en dat ze hem op straat zouden pakken ‘maar niet helemaal total loss zouden slaan’, acht de rechtbank bewezen dat verdachte willens en wetens die inlichtingen heeft verschaft ten behoeve van de beroving van het geldbedrag met geweld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte medeplichtig is aan de afpersing van de portemonnee met het geld.
Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat de medeverdachten ook de jas van aangever wilden pakken. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Subsidiair
een of meermedeverdachte
(n
)hebben op
of omstreeks3 maart 2018, te Zevenaar, aan de Bachstraat,
in ieder geval op de openbare weg in Nederland,met elkaar,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld[slachtoffer]
heeft/hebbengedwongen tot afgifte van een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro)
en/of een jas, in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer]
, in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan die medeverdachte(n),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan die medeverdachte(n), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere medeverdachte(n) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond
(en)dat voornoemde medeverdachte
(n
),
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'Je hebt 300 euro hier ermee' en/of 'geef hier die 300 euro nu, ik weet dat je het hebt, geef het nu', althans woorden van soortelijke aard en/of strekking en
/of
-die [slachtoffer] bij de kraag van zijn jas heeft/hebben gepakt en
/of
-die [slachtoffer]
twee, althans een ofmeer klappen/stompen in het gezicht heeft/hebben gegeven en
/of
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'geef hier die jas, nu';
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/
misdrijvenverdachte op
of omstreeks3 maart 2018, te Zevenaar, in ieder geval in Nederland, opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/ofinlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althansalleen,
-medeverdachte
(n
)in kennis te stellen van het feit dat die [slachtoffer] een geldbedrag van 300 euro,
althans enig geldbedrag,voorhanden had en
/of
-medeverdachte
(n
)te vertellen wat de vermoedelijke/meest logische looproute van die [slachtoffer] was en/of wat het adres van die [slachtoffer] was en
/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] aan medeverdachte
(n
)aan te wijzen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
Medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Psychische overmacht
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu hem een gerechtvaardigd beroep op psychische overmacht toekomt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij onder druk was gezet door [medeverdachte 1] en dat handelde uit angst omdat er eerder dingen met hem waren voorgevallen. Hij had moeten vertellen hoe aangever naar huis ging lopen. Hij werd door [medeverdachte 1] bedreigd. Hij moest blijven, anders zou hij problemen krijgen. Als hij niks zou zeggen, zou [medeverdachte 1] hem in elkaar slaan of iemand op hem afsturen. Hij is met pijn en moeite uit de auto gekomen en naar huis gegaan.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting vindt op geen enkele wijze steun in het dossier.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de gepresenteerde feiten en omstandigheden niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van zeer prangende en acute omstandigheden, die een drang met zich meebrachten waaraan door verdachte geen weerstand kon worden geboden en waaraan door de verdachte ook geen weerstand behoefde te worden geboden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 180 uren werkstraf, te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Hij heeft daarnaast geëist dat aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer] wordt opgelegd voor de duur van 2 jaren, waarbij 1 (één) week jeugddetentie per overtreding van het contactverbod ten uitvoer wordt gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor een first-offender van zakkenrollerij, namelijk 120 uur, nu slechts kan worden gestraft voor een kale diefstal van € 300,- en niet voor een diefstal van een jas en het tenlastegelegde geweld. De verdediging merkt daarbij op dat vanwege een aantal omstandigheden reden een onvoorwaardelijke straf niet op zijn plaats is. Verdachte heeft niet uit financieel motief gehandeld, maar is onder druk gezet. Hij is weggegaan, heeft niet in de buit gedeeld en heeft in verband met zijn verklaring bij de politie later zelfs een ‘boete’ moeten betalen. Daarnaast is verdachte een first-offender. Hij is een hardwerkende student, woont bij zijn ouders en heeft zijn leven goed op de rit. De verdediging heeft daarnaast verzocht rekening te houden met het tijdsverloop.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 11 december 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een straatroof. Het plan tot beroving kwam tot stand nadat verdachte aan de anderen had laten weten dat hij aan het slachtoffer een bedrag van € 300,- had gegeven in verband met een openstaande schuld. Hij heeft de medeverdachten gebracht naar de plek waar aangever zich bevond en de aangever aangewezen. De medeverdachten hebben het slachtoffer op straat dreigend benaderd en op dwingende wijze gevraagd om het geldbedrag van € 300,-. Nadat het slachtoffer probeerde weg te rennen, werd hij geslagen en moest hij zijn portemonnee afstaan.
De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort berovingen nog lange tijd gevoelens van angst houden en daarvan veel hinder ondervinden in hun dagelijks leven. Dit is ook wel gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft sinds het gebeuren nachtmerries en voelt zich niet meer veilig thuis. De mishandeling vond vlak voor zijn huis plaats. Ook heeft hij last van woede- en paniekaanvallen, verdriet en gevoelens van onmacht.
De rechtbank vindt het bijzonder ernstig dat verdachte informatie heeft doorgegeven over de tijd waarop aangever naar huis zou lopen, de locatie van aangever en hem heeft aangewezen op straat of op een foto. Zonder deze informatie had aangever niet beroofd kunnen worden. De rechtbank neemt hem dit dan ook kwalijk.
Alles overwegende en rekening houdende met de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd, zal de rechtbank een werkstraf voor de duur van 180 uur opleggen. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zal hierop in mindering worden gebracht.
De rechtbank zal het verzoek tot het opleggen van een contactverbod met [slachtoffer] afwijzen, nu zij van oordeel is dat het verzoek onvoldoende onderbouwd is.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.537,49, bestaande uit € 9.537,49 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geadviseerd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 3.112,49 toe te wijzen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden vastgesteld op € 2.000,- en het overige deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De gevorderde (materiële) schade die gerelateerd is aan de opgelopen studievertraging is te ingewikkeld en levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. Hij heeft geadviseerd de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het bepleitte ontslag van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de verdediging verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte slechts opzet heeft gehad op een kale diefstal van 300,-. Gelet hierop heeft de verdediging verzocht het bedrag aan immateriële schadevergoeding fors te matigen, nu verdachte geen opzet heeft gehad op het geweld en uit de onderbouwing blijkt dat het gevorderde bedrag met name is gebaseerd op het gebruikte geweld. Ten aanzien van de materiële schade is verzocht het bedrag af te wijzen, nu het bedrag, dat ziet op de gestolen goederen en kosten ontstaan door het toegepaste geweld, niet aan verdachte kan worden toegerekend. De verdediging heeft ten aanzien van de gevorderde studievertragingskosten subsidiair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze schadepost te ingewikkeld en onvoldoende onderbouwd is.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 2.818,89 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
€ 49,17
tandartskosten
€ 347,22
eigen risico in verband met de behandeling bij de psycholoog
€ 300,-
gestolen geld
€ 15,60
reiskosten politiebureau
€ 104,-
reiskosten psycholoog
€ 2,90
parkeerkosten psycholoog
€ 2.000,-
immateriële schade
€ 2.818,89
totale schade
Gelet op de vrijspraak ten aanzien van de jas, zal de rechtbank de benadeelde partij in de vordering van € 250,- niet-ontvankelijk verklaren.
Wat betreft de gevorderde schade voor de opgelopen studievertraging, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank maakt gebruik van zijn schattingsbevoegdheid en bepaalt dat, gelet op hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, de immateriële schade van de benadeelde partij gewaardeerd moet worden op € 2.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding, bestaande uit reis- en parkeerkosten die hij heeft gemaakt voor het bezoeken van Slachtofferhulp Nederland en zijn advocaat. Het door hem gevorderde bedrag van € 43,60 zal de rechtbank toewijzen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij [slachtoffer] .
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 3 maart 2018.
Nu het delict door meerdere verdachten is gepleegd, zal de rechtbank de vordering met betrekking tot bovengenoemd bedrag hoofdelijk toewijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 48, 49, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

veroordeeltverdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 2.818,89 (tweeduizend achthonderd en achttien euro en negenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 43,60;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van de overige gevorderde schade
niet-ontvankelijk;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 2.818,89 (tweeduizend achthonderd en achttien euro en negenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 38 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2020.
mr. M.A. van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018094057, onderzoek ON4R018046 COMP, gesloten op 25 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 190 en 191; een fotobijlage bij de aangifte, p. 195 t/m 198.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 190.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 191.
5.Proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 231.
6.Proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 232.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 33.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 37.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 33.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 34.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 66.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 90.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 155.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 156.