ECLI:NL:RBGEL:2020:682

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
05/740499-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf voor medeplegen van afpersing en diefstal met geweld

Op 5 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van afpersing en diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 maart 2018 in Zevenaar, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft bedreigd en geslagen om geld en een jas af te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, het slachtoffer heeft gedwongen tot afgifte van zijn portemonnee met daarin ongeveer 300 euro en zijn jas. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als bewijs gebruikt om de schuld van de verdachte vast te stellen. De verdachte heeft ontkend het slachtoffer te hebben geslagen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze straf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die in totaal € 3.068,89 bedraagt, inclusief immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en het verzoek tot oplegging van een contactverbod afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740499-18
Datum uitspraak : 5 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
raadsman: mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 22 januari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 maart 2018, te Zevenaar, aan de Bachstraat, in ieder geval op de openbare weg in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot afgifte van een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer] , in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/of een jas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'Je hebt 300 euro hier ermee' en/of 'geef hier die 300 euro nu, ik weet dat je het hebt, geef het nu', althans woorden van soortelijke aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer] bij de kraag van zijn jas heeft/hebben gepakt en/of
-die [slachtoffer] twee, althans een of meer klappen/stompen in het gezicht heeft/hebben gegeven en/of
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'geef hier die jas, nu'.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 maart 2018 bevond aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) zich op de Bachstraat in Zevenaar. [medeverdachte 2] kwam samen met in ieder geval één andere persoon op aangever afgelopen met de bedoeling om geld van hem af te pakken. Aangever is een aantal keer in zijn gezicht geslagen of gestompt, waardoor hij letsel heeft opgelopen. De daders hebben zijn portemonnee met inhoud, waaronder een geldbedrag van ongeveer € 300,-, en zijn jas meegenomen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing (portemonnee met inhoud) en diefstal met geweld (jas).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak verzocht. Hiertoe is aangevoerd dat moet worden uitgegaan van de verklaring van verdachte, welke overeenkomt met de verklaring van aangever. Aan de andere verklaringen dient geen waarde gehecht te worden. [verdachte] was bij de straatroof aanwezig, is een stuk achter [medeverdachte 2] aangelopen, maar is weggelopen zodra er werd geslagen en heeft geen bijdrage geleverd aan het uitgeoefende geweld. Hij heeft niets afgepakt en hij heeft het plan niet verzonnen. Er is daarmee geen sprake van medeplegen, omdat hij geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict.
Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank om het tenlastegelegde te kwalificeren als zijnde afpersing en diefstal met geweld.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft verklaard dat twee of drie personen uit een auto stapten. Eén van de personen had blond haar. [3] Deze blonde persoon liep op hem af en riep direct: “Je hebt € 300,-, hier ermee”. Hij pakte aangever aan de voorzijde van zijn jas bij zijn kraag vast en gaf aangever een klap op zijn gezicht. Hierdoor had aangever een aantal tanden door zijn bovenlip. De blonde jongen riep vervolgens: “Geef hier die € 300,- nu, ik weet dat je het hebt. Geef het NU!”. Daarop gaf aangever zijn portemonnee met daarin pasjes en € 300,- aan de blonde jongen af. De blonde jongen gaf de portemonnee af aan een andere jongen, die ermee wegliep naar de auto. Vervolgens hoorde aangever de blonde jongen roepen: “Geef hier die jas, nu”. Aangever wilde de jas niet geven en probeerde langs de jongen te lopen. Hij kreeg toen opnieuw een klap in zijn gezicht van de jongen, ditmaal op zijn oog. De jas is ook van aangever afgenomen. Aangever had eerder die nacht € 300,- van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) gekregen. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij in de nacht van 3 maart 2018 samen met aangever in Zevenaar liep. Toen zij in de Bachstraat liepen, sprongen er drie mannen uit een auto. Zij stormden direct op aangever af. Zij schreeuwden tegen aangever: “€ 300,- nu, nu, we weten dat je het hebt”. Ondertussen werd aangever door de mannen vastgepakt en meermalen op zijn gezicht geslagen. Aangever gaf daarop zijn portemonnee aan één van hen. [5] Eén van de mannen schreeuwde toen dat ze zijn jas wilden hebben: “Ik wil je jas, ook je jas”. Aangever kreeg vervolgens weer een klap op zijn gezicht. Daarop begon hij zijn jas uit te trekken, waarbij hij werd ‘geholpen’ door de mannen. Zij trokken met kracht aan de jas van aangever. Nadat zij de jas hadden, zijn zij naar de BMW terug gerend en weggereden. [6]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2018 met [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 3] in een auto zat. Ze zaten te bedenken hoe ze geld moesten maken. [7] Ze werden getipt dat aangever € 300,- had gekregen en dat zij dat geld makkelijk konden afpakken. [8] Zij werden geïnformeerd over de route die aangever naar huis liep en over zijn adres. [9] Toen zij aangever zagen, liepen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [verdachte] op aangever af. Tegen aangever werd gezegd: “Geef je portemonnee (...)”. [medeverdachte 2] zei toen tegen aangever: “Ja, je hebt € 300,-”. Aangever probeerde weg te rennen. [verdachte] en hij renden als reactie meteen achter aangever aan. Hij kon aangever net bij zijn arm pakken. Toen aangever omdraaide, vloog [verdachte] over zijn, [medeverdachte 2] , schouder en begon meteen aangever te slaan. [10] De eerste klap was echt hard. [verdachte] had daarna ook een wond op zijn hand, bij zijn knokkels. De wond bloedde. Hij had zeker vier keer op het gezicht van aangever geslagen. [verdachte] zou in principe niet slaan, dat was de afspraak, maar [medeverdachte 4] zat de hele tijd die avond te zeggen dat ze moesten slaan als ze een man waren. [11]
[medeverdachte 4] is terug naar de auto gerend en heeft daar de portemonnee in gelegd. [verdachte] is toen ook naar de auto gerend. [medeverdachte 2] riep tegen aangever: “Geef me je jas” en hij gaf hem toen één klap. Aangever deed één arm uit zijn jas en [medeverdachte 2] trok de jas van de andere arm af. Daarna rende [medeverdachte 2] terug naar de auto en reden zij weg. [12] Ze zijn daarna in Duitsland naar het tankstation gegaan. Daar heeft [medeverdachte 4] van het geld getankt voor 60 euro en een fles Red Label en red cups gehaald. De pasjes en de portemonnee had [medeverdachte 4] uit het raam gegooid. [medeverdachte 4] had [medeverdachte 2] € 50,- gegeven. De rest van het geld had [medeverdachte 4] gehouden. De volgende dag hebben ze van het geld gegeten in een Turks restaurant. [13] Over de jas hadden ze van tevoren afgesproken dat [medeverdachte 2] de jas zou pakken voor [medeverdachte 4] en dat ze het geld van de verkoop van de jas samen zouden delen. [14]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op 3 maart 2018 samen met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [verdachte] was. Toen zij in Didam waren, belde [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vertelde [medeverdachte 4] over aangever. [medeverdachte 1] vertelde [medeverdachte 4] dat aangever geld op zak zou hebben en hoe laat aangever naar huis zou gaan lopen. Ze hebben toen [medeverdachte 1] opgehaald. [medeverdachte 1] wist de weg en vertelde letterlijk hoe ze moeten rijden: “van hier links en hier rechts enzo”. Ze kwamen op een parkeerplaats uit, waarvan [medeverdachte 1] zei dat ze daar moesten gaan staan. [medeverdachte 1] was uiteindelijk te bang om mee te gaan en is weggegaan. [15]
[medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat aangever en een andere jongen kwamen aanlopen vanuit de Schubertstraat. [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 2] liepen via het grasveld van de Bachstraat naar de Schubertstraat. [16] [medeverdachte 4] liep bij het uitstappen voorop, met daarachter [medeverdachte 2] en [verdachte] . In de auto hoorde hij (later) dat [verdachte] als eerste geslagen had en dat de andere jongens hadden lopen duwen en trekken en de jas hadden uitgetrokken. Hij had gezien dat ze alle drie met aangever bezig waren. Hij verklaarde verder dat [verdachte] het mooi vond om in de auto te vertellen dat hij meteen de eerste klap had gegeven. [17]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij wist dat de straatroof ging plaatsvinden. Ze wilden snel geld maken. Er was besproken dat ze het geld van aangever wilden pakken. [18] Ze zouden hem op straat pakken, maar hem niet helemaal ‘total loss’ slaan. [19]
Verdachte ( [verdachte] ) heeft verklaard dat ze samen hebben gegeten en dat [medeverdachte 2] dat heeft betaald van het geld en dat hij in de auto heeft gezeten, waarvan het tanken is betaald van het geld. [20] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat ook hij uit de auto is gestapt en richting aangever is gelopen. [21] Verdachte heeft echter ontkend dat hij aangever heeft aangesproken of heeft geslagen.
Met betrekking tot de gang van zaken op 3 maart 2018 oordeelt de rechtbank als volgt. De lezingen over hoe de jas en de portemonnee in handen van verdachte en zijn medeverdachten terecht zijn gekomen, lopen qua details uiteen. De rechtbank realiseert zich dat er sprake is geweest van een chaotische situatie tijdens de overval, waarbij het voor aangever lastig moet zijn geweest alle details te reconstrueren. Om die reden gaat de rechtbank uit van de verklaringen van de getuige [getuige] en van [medeverdachte 2] over de wijze waarop [medeverdachte 2] de jas van aangever in handen heeft gekregen. Zij verklaren dat [medeverdachte 2] de jas bij aangever heeft uitgetrokken en afgepakt, zodat ten aanzien van de jas sprake is van diefstal met geweld.
Voor wat betreft de wijze van ontvreemding van de portemonnee van aangever, gaat de rechtbank uit van de verklaringen van aangever en de getuige [getuige] , die op dit punt namelijk eensluidend zijn. Zij verklaren duidelijk dat aangever zijn portemonnee aan de blonde jongen heeft afgegeven, nadat geweld op hem was toegepast door de daders, zodat ten aanzien van de portemonnee sprake is van afpersing.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] op aangever is afgelopen. De verklaring van [getuige] op dit punt wordt bevestigd door de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
De rechtbank gaat er voorts vanuit dat verdachte aangever meerdere malen in het gezicht heeft geslagen. De verklaring van [medeverdachte 2] op dit punt wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 3] die verdachte in de auto trots hoorde vertellen dat hij de eerste klap had uitgedeeld. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 3] . De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] aangever in het gezicht heeft geslagen.
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte aanwezig was bij het maken van de plannen in de auto over het afpakken van het geld en over het uit te oefenen geweld, dat hij uit de auto is gestapt en naar aangever is toegelopen, aangever heeft geslagen, met de anderen terug in de auto is gestapt en heeft meegedeeld in de buit. Daarmee staat vast dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks3 maart 2018, te Zevenaar, aan de Bachstraat,
in ieder geval op de openbare weg in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en/of bedreiging met geweld[slachtoffer] heeft
/hebbengedwongen tot afgifte van een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro)
en/of een jas, in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer] ,
in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en
/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
/hebbenweggenomen
een portemonnee met inhoud (waaronder een geldbedrag van ongeveer 300 euro) en/ofeen jas,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
in ieder geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan
,en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken, en
/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin
bestond(en)dat hij, verdachte en
/ofzijn mededaders
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'Je hebt 300 euro hier ermee' en/of 'geef hier die 300 euro nu, ik weet dat je het hebt, geef het nu', althans woorden van soortelijke aard en/of strekking en
/of
-die [slachtoffer] bij de kraag van zijn jas heeft/hebben gepakt en
/of
-die [slachtoffer]
twee, althans een ofmeer klappen/stompen in het gezicht heeft/hebben gegeven en
/of
-richting die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen 'geef hier die jas, nu'.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie. Hij heeft daarnaast geëist dat aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer] wordt opgelegd voor de duur van 2 jaren, waarbij 1 (één) week jeugddetentie per overtreding van het contactverbod ten uitvoer wordt gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij een bewezenverklaring de straf te matigen tot 60 uur werkstraf. Zij heeft verzocht rekening te houden met de volgende omstandigheden: er is sprake van een oud feit, er zijn meer dan 16 maanden verstreken na de aanhouding; verdachte is een first offender en is niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie; de kans op herhaling wordt door de Raad voor de Kinderbescherming ingeschat op laag; verdachte heeft een geringe bijdrage aan het feit geleverd, hij was enkel aanwezig; het gaat nu goed met verdachte, hij studeert, heeft een bijbaan en wordt begeleid door Pactum.
De verdediging heeft verzocht het contactverbod af te wijzen. Het is niet verdachte geweest die contact heeft gezocht met [slachtoffer] . Het is om die reden niet noodzakelijk om een dergelijke ingrijpende maatregel op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 11 december 2019;
- een plan van aanpak jeugdreclassering van Jeugd Bescherming Gelderland, gedateerd 1 juli 2019;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 4 april 2019;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 15 januari 2020.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een straatroof. Het plan tot beroving kwam tot stand nadat een van de medeverdachten aan de anderen had laten weten dat hij aan het slachtoffer een bedrag van € 300,- had gegeven in verband met een openstaande schuld. Met drie personen hebben zij het slachtoffer op straat dreigend benaderd en op dwingende wijze gevraagd om het geldbedrag van € 300,-. Nadat het slachtoffer probeerde weg te rennen, werd hij door verdachte geslagen en moest hij zijn portemonnee afstaan. Vervolgens werd zijn (parajumper) jas met geweld van hem afgenomen.
De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort berovingen nog lange tijd gevoelens van angst houden en daarvan veel hinder ondervinden in hun dagelijks leven. Dit is ook wel gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft sinds het gebeuren nachtmerries en voelt zich niet meer veilig thuis. De mishandeling vond vlak voor zijn huis plaats. Ook heeft hij last van woede- en paniekaanvallen, verdriet en gevoelens van onmacht.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) schat het recidiverisico laag, omdat problemen en zorgen uit het verleden (en ten tijde van het delict) niet meer aan de orde zijn. De Raad is van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke straf (bij een bewezenverklaring) niet zal bijdragen om de kans op herhaling te verkleinen, maar juist zal vergroten. Een werk of leerstraf zal de draagkracht van verdachte overschrijden. De Raad is tevens van oordeel dat het opleggen van een voorwaardelijke straf meer schade toebrengt dan het voorkomt, nu hierdoor onder andere een VOG-aanvraag kan worden geweigerd.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een zeer ernstig feit en dat dit niet kan worden afgedaan zonder straf. Het voorkomen van herhaling van een delict is niet het enige doel van het opleggen van een straf. Verdachte heeft (als minderjarige) het gezelschap opgezocht van volwassen jongens en met hen een zeer ernstig delict gepleegd. Verdachte heeft het slachtoffer geslagen en hij heeft hierover opgeschept tegen de medeverdachten. Verdachte dient hiervan de consequenties te ondergaan. Daarnaast verdienen het slachtoffer en de samenleving genoegdoening.
De rechtbank is verder van oordeel dat nu verdachte wel in staat is om een bijbaan te hebben naast zijn opleiding, hij ook in staat kan worden geacht om een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is op 18 september 2018 gehoord als verdachte, waarmee de redelijke termijn is aangevangen. De strafzaak is pas op 22 januari 2020 inhoudelijk behandeld en op 5 februari 2020 is vonnis gewezen. Dit is 17 maanden en 18 dagen later. Daarmee heeft de berechting niet plaatsgevonden binnen 16 maanden en is sprake van een schending van de redelijke termijn. De rechtbank is evenwel van oordeel dat deze overschrijding zo beperkt is, dat de enkele constatering van het verzuim volstaat ter compensatie. Bij de bepaling van de straf is wel in algemene zin rekening gehouden met het tijdsverloop in de onderhavige zaak.
Alles overwegende en rekening houdende met de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd, zal de rechtbank een werkstraf voor de duur van 80 uur opleggen.
De rechtbank zal het verzoek tot het opleggen van een contactverbod met [slachtoffer] afwijzen, omdat zij van oordeel is dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd en niet is toegespitst op deze verdachte.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.537,49, bestaande uit € 9.537,49 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geadviseerd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 3.112,49 toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de immateriële schade dient te worden vastgesteld op € 2.000,- en het overige deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De gevorderde (materiële) schade die gerelateerd is aan de opgelopen studievertraging is te ingewikkeld en levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. Hij heeft geadviseerd de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de gevorderde studievertragingskosten, omdat deze schadepost te ingewikkeld en onvoldoende onderbouwd is. Daarnaast heeft zij verzocht de immateriële schade te schatten op € 1.500,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, nu de schade onvoldoende onderbouwd is. Ten slotte heeft de verdediging verzocht de schadevordering hoofdelijk toe te wijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 3.068,89 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
€ 49,17
tandartskosten
€ 347,22
eigen risico in verband met de behandeling bij de psycholoog
€ 250,-
jas Parajumper
€ 300,-
gestolen geld
€ 15,60
reiskosten politiebureau
€ 104,-
reiskosten psycholoog
€ 2,90
parkeerkosten psycholoog
€ 2.000,-
immateriële schade
€ 3.068,89
totale schade
Wat betreft de gevorderde schade voor de opgelopen studievertraging, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank maakt gebruik van zijn schattingsbevoegdheid en bepaalt dat, gelet op het geen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, de immateriële schade van de benadeelde partij gewaardeerd moet worden op € 2.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding, bestaande uit reis- en parkeerkosten die hij heeft gemaakt voor het bezoeken van Slachtofferhulp Nederland en zijn advocaat. Het door hem gevorderde bedrag van € 43,60 zal de rechtbank toewijzen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij [slachtoffer] .
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 3 maart 2018.
Nu de delicten door meerdere verdachten zijn gepleegd, zal de rechtbank de vordering met betrekking tot bovengenoemd bedrag hoofdelijk toewijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 77m, 77n, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

veroordeeltverdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 3.068,89 (drieduizend achtenzestig euro en negenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 43,60;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] ten aanzien van de overige gevorderde schade
niet-ontvankelijk;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 3.068,89 (drieduizend achtenzestig euro en negenentachtig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter, kinderrechter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2020.
mr. M.A. van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018094057, onderzoek ON4R018046 COMP, gesloten op 25 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 190 en 191; een fotobijlage bij de aangifte, p. 195 t/m 198.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 190.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 191.
5.Proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 231.
6.Proces-verbaal van getuige [getuige] , p. 232.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 33.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 37.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 33.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 34.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 39.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 34.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 40.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 40.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 66.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 66.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 67.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 155.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 156.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 92.
21.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 22 januari 2020.