Op 7 december 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekers, die de kinderrechter in een lopende zaak wilden wraken. Het wrakingsverzoek was ingediend op 23 november 2020 en was gebaseerd op de beschuldiging van vooringenomenheid van de kinderrechter. De wrakingskamer overweegt dat een verzoek tot wraking in beginsel ter zitting wordt behandeld, maar kan dit verzoek ook zonder behandeling ter zitting afdoen indien het verzoek is ingediend na het moment waarop in de hoofdzaak een einduitspraak is gedaan. In dit geval had de kinderrechter reeds een mondelinge einduitspraak gedaan in de hoofdzaak, waardoor de behandeling van die zaak was beëindigd. Dit leidde tot de conclusie dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar was, aangezien er geen belang meer bestond bij het vervangen van de rechter. De wrakingskamer verklaarde verzoekers dan ook niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.