ECLI:NL:RBGEL:2020:6694

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
05.061445.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugshandel en opzettelijk aanwezig hebben van hard- en softdrugs

Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van drugshandel en het opzettelijk aanwezig hebben van hard- en softdrugs. De verdachte, geboren in 1999, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.K. Cheng. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, amfetamine, hennep en hasjiesj, alsook het verkopen en afleveren van deze middelen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 maart 2020. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde in drugs, waarbij de politie op 3 februari 2020 in de woning van de verdachte verschillende hoeveelheden drugs aantrof. De rechtbank achtte de verklaringen van getuigen en de inhoud van WhatsApp-berichten als bewijs dat de verdachte actief betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank legde een maximale taakstraf op van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en het feit dat hij inmiddels hulp had gezocht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/061445-20
Datum uitspraak : 11 december 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. W.K. Cheng, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2020, te Winterswijk, althans in Nederland, tezamen en vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine, te weten:
- 0,82 gram,
- 1,07 gram en/of
- 1,70 gram
en/of
een hoeveelheid Amfetamine, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, te weten:
- 7,83 gram
zijnde MDMA en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine en/of Amfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te Winterswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aanwezig heeft gehad
ongeveer 4,24 gram en/of 1,85 gram hennep en/of hasjies, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode tussen 1 januari 2020 tot en met 4 maart 2020, te Winterswijk en/of te Doetinchem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 3,4-
methyleendioxymethamfetamine,
Zijnde amfetamine, MDMA en/of en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode tussen 1 januari 2020 tot en met 4 maart 2020, te Winterswijk en/of te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep en/of
- een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle vier ten laste gelegde feiten, inclusief het medeplegen.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de drugs die de politie in de woning van verdachte heeft aangetroffen, niet van hem waren en dat verdachte dus geen opzet heeft gehad op het aanwezig hebben daarvan. Ter zake van feit 3 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte ook harddrugs heeft verkocht.
Ten aanzien van feit 4 is een - kortere - pleegperiode tot 3 februari 2020, bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de onderlinge samenhang zal de rechtbank de feiten 1 tot en met 4 gezamenlijk bespreken. Daarbij geldt dat elk bewijsmiddel – ook in zijn onderdelen - wordt gebruikt voor het feit waarop het gezien de inhoud kennelijk betrekking heeft. De rechtbank zal eerst de feiten 3 en 4 en daarna de feiten 1 en 2 bespreken.
Bewijsmiddelen
Op 3 februari 2020 heeft de politie in de woning aan de [adres] gripzakjes met een natte substantie in de vriezer aangetroffen. In een keukenla vond de politie gripzakjes met plantendelen. [2] Onderzoek van de Forensische Opsporing Politie wijst uit dat bovenstaande natte substantie, middelen met een gewicht van 0,82 gram, 1,70 gram en 1,07 gram (netto), MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) bevatten. De zakjes met plantendelen met een (netto)gewicht van 4,24 gram en 1,85 gram zijn positief getest op cannabis. [3]
Ter zitting van 27 november 2020 heeft verdachte verklaard dat hij ongeveer een maand heeft gehandeld in hasj en wiet en dat dit in maart 2020 is geëindigd. Hij woonde in die tijd aan de [adres] en verbleef daar ook. De drugs waarin hij handelde, lagen bij hem thuis. Hij heeft onder meer aan getuige [getuige] verkocht. [4]
Bij de politie heeft verdachte op 4 maart 2020 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] zo’n maand of twee geleden bij hem is ingetrokken en ook een huissleutel had. [5]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij in de periode van 23 januari 2020 tot en met zijn aanhouding op
3 februari 2020 heeft gedeald in harddrug en softdrugs. Hij verbleef in die tijd samen met verdachte in diens woning. Hij kende de cijfercombinatie van de kluis die in de woning van verdachte stond en waarin geld lag. Hij heeft als bijnaam [naam] . [6]
In de in beslag genomen [merk] van verdachte, zag de politie onder de naam ‘ [naam] ’ het telefoonnummer [nummer] staan. [medeverdachte] kwam in deze telefoon onder verschillende telefoonnummers naar voren, onder meer onder [nummer] @whatsapp.net [naam] en [nummer] @whatsapp.net [naam] . Daarnaast heeft de politie onder [medeverdachte] 3 telefoons in beslag genomen. Daarin heeft de politie onder meer onderstaand WhatsApp-verkeer aangetroffen:
25-11-2019
[nummer] :
Yo [naam] hier
[nummer] :
[naam] hier
26-11-2019
[nummer] :
Groene Donald Duckjes, 240 mg, Heb geen X, meer
[nummer] :
Voor [naam] maar kan ik overmaken
8-12-2019
[nummer] :
Maar heb geen wiet meer, alleen snoep, snelle, Mdma,
[nummer] :
Kom je niet toevallig ergens langs voor [naam]
8-1-2020
[nummer] :
Samen maar is uitbreiden
[nummer] :
Zoals jij zij
[nummer] :
Met zn 2e staan we toch sterker
[nummer] :
Maar ik heb je gezegd wat ik NIET word en dat is een lopertje of wat dan ook(...)
[nummer] :
Wil partners niet gezeik. Moneeey (…)
9-1-2020
[nummer] :
Ik heb een klantje voor je, Als je wilt
[nummer] : [naam] (…)
[nummer] :
Deze haalt iedere keer, weer, is gewoon een dagelijkse roker
[nummer] :
Komtgoed, Klaar
10-1-2020
[nummer] :
Werken samen dus beter krijg je ook sleutel stel dr is wat (…)
[nummer] :
[naam] is van ons [7]
Verder is uit naam van [naam] op 14 januari 2020 een bericht verstuurd naar de telefoon van verdachte, inhoudende dat [naam] die avond wat komt halen. Met de telefoon van [verdachte] is hierop het bericht gestuurd:
is goed man, [merk] ligt op tafel, maybe wil je shiften.
Uit naam van [naam] is hierop het bericht gestuurd:
zal ik gelijk ff pakken ok. [8]
Vanuit de telefoon met gebruikersnaam [naam] Zakelijk’, die onder [medeverdachte] in beslag is genomen, [9] zijn op 23 januari 2020 onderstaande berichten tussen [medeverdachte] en verdachte verzonden:
06-44929613:
Kan je 2gr snelle,
Maken,
En me ff aan geven bij de brandtrap
[nummer] :
Waars
06-44929613:
Ik kom eraan, Heb ik de snoep nog liggen
[nummer] :
Tuurlijk heb ik weggelegd, Die groene [10]
Geconfronteerd met bovenstaande WhatsApp-berichten, heeft [medeverdachte] bij de politie verklaard dat verdachte met hem wilde samenwerken om de inkoop van drugs te doen en dat hij met het bericht van 14 januari 2020 bedoelt dat hij de telefoon van verdachte in de gaten zou houden. Het gaat om de ( [merk] ) telefoon [merk] die de politie onder [medeverdachte] in beslag heeft genomen en die hij had geleend van verdachte. Met ‘snelle’ bedoelt [medeverdachte] speed, met ‘Donald Duckjes’ en ‘snoep’ bedoelt hij XTC, met “ot” wiet en met 240 ‘mg’ bedoelt hij MDMA. [11]
Ook heeft de politie onderstaande berichten tussen de telefoon van [medeverdachte] en de telefoon van verdachte aangetroffen:
24-1-2020
06-44929613:
die groene waar is die
[nummer] :
ligt paar grammi in de laa van kast (…)
[nummer] :
Ik had de geld btw kluis gedaan, Moeten ff kijken hou jij die tell bij je of? Of doen we alle geld bij elkaar?(…)
[nummer] :
Neem die zakjes mee in vriezer (…)
06-44929613:
Welke want heb er meerdere gemaakt
[nummer] :
Ligt 2e vak [12]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de inhoud van de WhatsApp-berichten die in het dossier zitten, mede van hem afkomstig is. [13] De rechtbank stelt daarmee vast dat de telefoon eindigend op nummer [nummer] bij verdachte in gebruik was.
Getuige [getuige] heeft op 4 februari 2020 verklaard dat hij sinds 2 tot 3 maanden zo’n twee maal in de week wiet koopt bij verdachte en [medeverdachte] . Hij had een telefoonnummer van hen en appte als hij drugs wilde bestellen. Hij kreeg de wiet vervolgens geleverd van verdachte of [medeverdachte] . Zij reageerden beiden op hetzelfde telefoonnummer, aldus getuige. [14]
Getuige [getuige] heeft op 22 februari 2020 bij de politie verklaard dat hij eind 2019 wel eens wiet en hasj van verdachte heeft gekocht. [15] Getuige [getuige] heeft op
11 februari 2020 bij de politie verklaard sinds hoogstens twee maanden bij verdachte hasj en wiet te kopen. [16]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3 en 4
Uit de verklaringen van verdachte maakt de rechtbank op dat hij in 2020 enige tijd heeft gedeald in wiet en hasj en dat dit in maart 2020 is geëindigd. Uit de getuigenverklaring van [getuige] volgt dat verdachte ook al eind 2019 softdrugs heeft verkocht en uit de verklaring van [getuige] komt naar voren dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in drugs handelde. Dat verdachte en [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode samen in drugs hebben gehandeld, volgt ook uit de tussen hen gewisselde WhatsApp-berichten. Dat deze WhatsApp-berichten met name betrekking hebben op harddrugs wordt bevestigd door de verklaring van [medeverdachte] . Uit de vermelde bewijsmiddelen volgt ook dat verdachten al een paar maanden samen dezelfde dealertelefoon gebruikten. De opbrengst van de handel werd onder meer bewaard in de kluis in de woning van verdachte, waarvan ook [medeverdachte] de code kende. Aldus is sprake geweest van inwisselbare rollen en bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich (in ieder geval) in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 maart 2020 op meerdere momenten schuldig heeft gemaakt aan het dealen in harddrugs en softdrugs, zoals onder feit 3 en 4 ten laste is gelegd en dat hij dit samen met [medeverdachte] heeft gedaan.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en 2
Vaststaat dat de politie op 3 februari 2020 de ten laste gelegde hoeveelheden harddrugs en softdrugs heeft aangetroffen in de vriezer en een keukenla in de woning van verdachte en dat verdachte en [medeverdachte] toen al enige tijd samen in de woning verbleven. Zoals hierboven reeds is vastgesteld, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachten in die periode samen handelden in hard- en softdrugs. Verder spreken verdachten in bovenstaande WhatsApp-berichten nadrukkelijk over (hard)drugs in de vriezer en de keukenla. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de verklaring van verdachte, dat de aangetroffen drugs niet van hem waren. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de drugs die de politie in zijn woning heeft aangetroffen, in een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] aanwezig heeft gehad, zoals onder feit 1 en 2 ten laste is gelegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks3 februari 2020, te Winterswijk,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met één
of meerander
en,
althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/
of3,4-methyleendioxymethamfetamine, te weten:
- 0,82 gram,
- 1,07 gram en
/of
- 1,70 gram
en
/of
een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, te weten:
- 7,83 gram
zijnde MDMA
en/
of 3,4-methyleendioxymethamfetamine en
/ofamfetamine, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks3 februari 2020 te Winterswijk,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, aanwezig heeft gehad
ongeveer 4,24 gram en
/of1,85 gram hennep
en/of hasjies,in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep
en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj,(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in
of omstreeksde periode tussen 1 januari 2020 tot en met 4 maart 2020, te Winterswijk
en/of te Doetinchem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,meermalen
althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en
/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/
of3,4-
methyleendioxymethamfetamine,
zijnde amfetamine, MDMA
en/
of en/of3,4-methyleendioxymethamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in
of omstreeksde periode tussen 1 januari 2020 tot en met 4 maart 2020, te Winterswijk
en/of te Doetinchem,althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één
of meerander
en,
althans alleen,meermalen
althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep en
/of
- een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 2 (overtreding):
Medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 3:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 4:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar. Ten aanzien van feit 2 heeft hij oplegging van art. 9a Sr verzocht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich verzet tegen de oplegging van een gevangenisstraf. Aangevoerd is dat verdachte een blanco strafblad heeft en zich mede door zijn verstandelijke beperking heeft laten meeslepen. Hij heeft zijn les geleerd en heeft een nieuw begin gemaakt. Verdachte krijgt sinds oktober 2020 adequate zorg en begeleiding. Ter zake van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat dit geen misdrijf maar een overtreding is en verzocht om verdachte hiervoor geen straf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van zo’n twee maanden op verschillende momenten gedeald in harddrugs en softdrugs samen met de medeverdachte. De drugs werden (onder meer) opgeslagen in de woning van verdachte. In de woning heeft de politie XTC-pillen, amfetamine en hennep aangetroffen. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs en softdrugs schadelijk is voor de volksgezondheid en dat deze drugs om deze reden door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijsten I en II zijn geplaatst. Drugsverslavingen gaan gepaard met grote sociale, mentale en fysieke problemen.
Daarnaast leidt de handel in drugs vaak tot ernstige nevencriminaliteit, die niet zelden gepaard gaat met geweldsdelicten. Ook werkt het criminele geld dat ermee wordt verdiend ondermijnend in de samenleving. Hierdoor ondervinden anderen (ernstige) overlast van dit soort feiten en wordt de samenleving als geheel ernstige schade toegebracht.
Door zijn handelen heeft verdachte een actieve bijdrage geleverd aan de instandhouding van verslavingen en het criminele drugscircuit.
Gezien de ernst van de feiten 1, 3 en 4 is een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel op zijn plaats. In de toepasselijke LOVS-oriëntatiepunten wordt voor het met enige regelmaat dealen in harddrugs gedurende 1 maand, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden genoemd en voor een dealperiode van minder dan 3 maanden, een straf van
6 maanden. Hierbij is geen rekening gehouden met de strafverzwarende omstandigheid van het medeplegen, waaraan verdachte zich eveneens schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank weegt ook mee dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte berekenend te werk is gegaan bij het plegen van de feiten en zeker geen meeloper is geweest. Ook betrekt de rechtbank bij de straftoemeting de proceshouding van verdachte, dat hij weinig openheid van zaken heeft gegeven en daardoor maar zeer beperkt verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
In de ingebrachte zorg- en ondersteuningsplannen van oktober 2020 komt naar voren dat uit diagnostisch onderzoek volgt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en dat de opgestarte zorg en begeleiding gericht zullen zijn op het aanleren van adequate copingvaardigheden bij oplopende spanningen, het aanbrengen van structuur en het beperken van middelengebruik. Daarnaast heeft verdachte een fulltime baan. Gezien het vorengaande ziet de rechtbank aanleiding om verdachte nog een kans te geven in de zin van een maximale taakstraf in plaats van onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en als stok achter de deur, zal de rechtbank verdachte daarnaast veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden met een proeftijd van 3 jaar. Nu verdachte kennelijk zelf al hulp heeft gezocht en gevonden bij het op orde brengen van zijn leven, zal de rechtbank aan dat voorwaardelijk strafdeel geen bijzondere voorwaarden verbinden.
Gelet op bovenstaande strafafdoening, acht de rechtbank het niet passend om voor feit 2, dat een overtreding is en geen misdrijf is, een straf op te leggen aan verdachte. Toepassing van art. 9a Sr volgt in zoverre.

8.De beoordeling van het beslag

De onder verdachte in beslag genomen [merk] is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu deze telefoon is gebruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Dat de telefoon enige economische waarde heeft, acht de rechtbank, mede gezien de (toekomstige) draagkracht van verdachte, van ondergeschikt belang.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens de bewezenverklaarde feiten 1, 3 en 4 tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie (3) jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte wegens de bewezenverklaarde feiten 1, 3 en 4 tot een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 bepaalt dat voor het bewezenverklaarde feit 2 geen straf of maatregel wordt opgelegd;
 verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen [merk] .
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei (voorzitter), mr. P.J.C. Cremers en
mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020007184, gesloten op 26 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld..
2.Proces-verbaal van bevindingen p. 232.
3.Rapport NFiDENT van 25 maart 2020, zaaknummer 2020.03.25.106 (aanvragen 009-012) p. 4-7 (niet doorgenummerd), proces-verbaal verdovende middelen p. 248, 249.
4.Verklaring van verdachte afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 114.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 61, 65-66.
7.Proces-verbaal van bevindingen p. 262-264, 268-269, 272-278, 280-281.
8.Proces-verbaal van bevindingen p. 264.
9.Proces-verbaal van bevindingen p. 254.
10.Proces-verbaal van bevindingen p. 264, p. 305-306.
11.Processen-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] p. 62-64.
12.Proces-verbaal van bevindingen p. 308-309, 311.
13.Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 27 november 2020.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 519-520.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 561-563.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 557.