Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
a) (…)
Rechtbank Gelderland
In deze zaak gaat het om de uitleg van een pensioenontslagbeding in de arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en de Orde van Advocaten in het Arrondissement Gelderland. De werknemer, geboren op [geboortedatum], was sinds 1 maart 1991 in dienst bij de Orde en had een pensioenovereenkomst die haar de mogelijkheid bood om haar aanvullend pensioen zelf te bepalen tussen haar 65e en 70e levensjaar. De arbeidsovereenkomst bevatte een beding dat de overeenkomst beëindigde bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De Orde stelde dat deze leeftijd de AOW-gerechtigde leeftijd was, terwijl de werknemer meende dat dit de datum was waarop zij recht had op aanvullend pensioen, namelijk op 6 juli 2021.
De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere het verzoekschrift van de werknemer en het verweerschrift van de Orde zijn ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 januari 2020 zijn pleitnotities uitgewisseld. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen tot 2014 er vanuit zijn gegaan dat de AOW-leeftijd gold als einde van het dienstverband. Na 2014 zijn de pensioenleeftijden verhoogd, maar de AOW-leeftijd bleef vaststaan. De rechtbank concludeert dat de pensioengerechtigde leeftijd in de arbeidsovereenkomst moet worden uitgelegd als de AOW-leeftijd, en niet als de aanvullende pensioenrichtleeftijd.
De rechtbank wijst het verzoek van de werknemer af, omdat de arbeidsovereenkomst op 6 november 2019 rechtsgeldig is geëindigd. De werknemer wordt in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma en openbaar uitgesproken op 5 februari 2020.