11.1Gebruiker mag op de sportvelden reclame aanbrengen, overeenkomstig de volgende
richtlijnen:
(…)”
6. In de periode van 2012 tot 2015 heeft eiseres aan [vereniging D] jaarlijks vergoedingen in rekening gebracht van € 6.573 (2011/2012), € 18.024 (2012/2013), € 18.850 (2013/2014), € 20.455 (2014/2015) en € 21.491 (2015/2016).
7. Eiseres heeft de Sportaccommodatie ook (incidenteel) in gebruik gegeven aan andere afnemers. In 2013 en 2014 is de Sportaccommodatie in gebruik gegeven voor de tennissport. Vanaf 2016 is de Sportaccommodatie ook structureel tegen vergoeding ter beschikking gesteld aan een bootcampondernemer.
8. Eiseres heeft de kantine in het clubgebouw geëxploiteerd en heeft hiermee een jaarlijkse omzet gerealiseerd van € 2.644 (2011/2012), € 7.930 (2012/2013), € 10.653 (2013/2014), € 8.221 (2014/2015) en € 6.100 (2015/2016).
9. Eiseres heeft in de periode 2012 tot en met 2015 diverse kosten gemaakt voor onderhoud, schoonmaak, sportmaterialen, gas, water, elektriciteit, speeltoestellen voor kinderen en blusmiddelen.
10. De gemeente heeft een Beleidsnota Sport 2008-2012 (de Sportnota) vastgesteld. Daarin is het sportbeleid van de gemeente opgenomen. In de Sportnota is onder meer opgenomen dat sportverenigingen subsidie kunnen aanvragen voor het opleiden van sporttechnisch kader, het trainen van jeugdleden of het organiseren van sportprojecten, tot een maximum van € 1.000 per jaar. In de Sportnota zijn ook de uitgangspunten van de gemeente ten aanzien van het beheer en onderhoud van buitensportaccommodaties opgenomen.
11. De gemeente heeft aan [vereniging D] een subsidie verstrekt van € 11.863 (2012/2013), € 11.404 (2013/2014) en € 12.182 (2014/2015).
12. In geschil is of eiseres recht heeft op een volledige aftrek van omzetbelasting die aan haar in rekening is gebracht. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
- Verricht eiseres met het in gebruik geven van de Sportaccommodatie één prestatie of meerdere zelfstandig te onderscheiden prestaties bestaande uit de ter beschikkingstelling van het sportveld om niet en de vrijgestelde verhuur van het clubgebouw?
- Als sprake is van één prestatie, is deze prestatie dan belast tegen het verlaagde tarief zoals bedoeld in Tabel I, post b.3 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) of vrijgesteld van omzetbelasting?
- Als sprake is van een belaste prestatie, is dan sprake van misbruik van recht?
13. Tussen partijen is niet in geschil dat in de uitspraak op bezwaar ten onrechte de beschikking belastingrente is verhoogd tot € 7.827 en dat het beroep in zoverre gegrond is.
14. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat de aard van de werkelijke prestaties van eiseres, bezien vanuit de optiek van de modale consument, commercieel en economisch gezien bestaan uit de terbeschikkingstelling van het sportveld om niet enerzijds en de vrijgestelde verhuur van het clubgebouw anderzijds. Hiervoor bestaat geen recht op aftrek van omzetbelasting, aldus verweerder. Als eiseres één prestatie verricht, dan stelt verweerder zich op het standpunt dat sprake is van de vrijgestelde verhuur van de Sportaccommodatie. Als eiseres met de terbeschikkingstelling van de Sportaccommodatie uitsluitend belaste handelingen verricht, dan stelt verweerder zich op het standpunt dat sprake is van misbruik van recht. Volgens verweerder is sprake van een zuiver kunstmatige constructie die geen verband houdt met de economische realiteit en die is bedoeld om fiscaal voordeel te verkrijgen. Eiseres behaalt volgens verweerder een belastingvoordeel, te weten de aftrek van voorbelasting, in strijd met doel en strekking van de btw-richtlijn en de Wet OB. [vereniging D] kan de omzetbelasting namelijk niet in aftrek brengen, aldus verweerder. De feitelijke voorliggende structuur moet worden vergeleken met de situatie van vóór 1 januari 2012, waarbij het sportveld door de gemeente om niet ter beschikking werd gesteld. Door de subsidie van de gemeente betaalt [vereniging D] slechts voor de gebouwen en niet voor het sportveld. De economische realiteit is dat de gemeente het sportveld om niet ter beschikking stelt aan [vereniging D] , aldus nog steeds verweerder.
15. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de gebruikersovereenkomst ziet op de terbeschikkingstelling van de gehele Sportaccommodatie en sport- en spelmaterialen en dat sprake is van één prestatie. Diensten die verband houden met sport moeten volgens eiseres zoveel mogelijk als één geheel worden beschouwd. De gesloten huurovereenkomst en de gebruikersovereenkomst geven exact de bedoeling van partijen weer. Verweerder projecteert volgens eiseres ten onrechte de veronderstelde motieven van de gemeente op eiseres. De subsidiëring van [vereniging D] door de gemeente staat los van eiseres. De gemeente heeft van eiseres een vergoeding bedongen voor de huur van het sportveld, aldus eiseres. Met betrekking tot de stelling van verweerder dat sprake is van misbruik van recht stelt eiseres zich op het standpunt dat de door haar in rekening gebrachte vergoedingen marktconform en kostendekkend zijn. Ook als eiseres de sportvelden om niet ter beschikking zou krijgen gesteld van de gemeente, zou de door eiseres verrichte prestatie niet veranderen. De subsidiëring van [vereniging D] door de gemeente brengt daar geen wijziging in. Zelfs als de subsidie aan [vereniging D] vanwege het door verweerder genoemde kasrondje zou worden geëlimineerd, dan zou volgens eiseres een vergoeding van ongeveer € 8.000 resteren voor het geven van gelegenheid tot sportbeoefening, aldus nog steeds eiseres. Omdat de vergoeding kostendekkend is, is volgens eiseres alleen sprake van een financieringsvoordeel, wat niet leidt tot misbruik van recht. In de perioden 2012 tot en met 2016 is de voorbelasting iets lager dan de verschuldigde omzetbelasting. Het wezenlijke doel van de transacties is volgens eiseres niet het behalen van een belastingvoordeel. De huurvergoeding van € 10.000 die de gemeente heeft bedongen voor de verhuur van de sportvelden is in overeenstemming met de Wet markt en overheid, hoofdstuk 4B van de Mededingingswet, aldus eiseres.
Beoordeling van het geschil
Een of meerdere prestaties en de kwalificatie van de prestatie(s)
16. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie moet elke prestatie normaal gesproken als onderscheiden en zelfstandig worden beschouwd. Als een handeling uit verschillende elementen bestaat, is de vraag of sprake is van één enkele prestatie of meerdere te onderscheiden prestaties die afzonderlijk moeten worden beoordeeld. Een prestatie moet als één enkele prestatie worden beschouwd wanneer twee of meer elementen of handelingen die de belastingplichtige levert of verricht, zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één niet te splitsen economische prestatie vormen zodat het kunstmatig zou zijn die uit elkaar te halen. Dit is ook het geval wanneer een of meer prestaties een hoofddienst vormen, terwijl de andere prestatie of prestaties een of meer bijkomende diensten vormen die het fiscale lot van de hoofddienst delen. Een prestatie moet met name als bijkomend bij een hoofdprestatie worden beschouwd wanneer zij voor de klant geen doel op zich is, maar een middel om optimaal gebruik te maken van de hoofdprestatie van de dienstverrichter. Om te bepalen of de verrichte prestaties meerdere zelfstandige prestaties dan wel één enkele prestatie vormen, moet worden nagegaan wat de kenmerkende elementen van de betrokken handeling zijn.
17. Met betrekking tot de duiding van het gebruik van sportinstallaties heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat diensten die verband houden met de beoefening van sport en met lichamelijke opvoeding zoveel mogelijk als één geheel moeten worden beschouwd. Naar het oordeel van het Hof van Justitie kan, ingeval een prestatie niet alleen het passief ter beschikking stellen van een terrein behelst, maar ook commerciële activiteiten omvat zoals het toezicht, het beheer en het voortdurende onderhoud door de dienstverrichter alsmede de terbeschikkingstelling van andere installaties, de verhuur van een terrein, behoudens zeer bijzondere omstandigheden, niet de overwegende prestatie zijn.
18. De rechtbank stelt vast dat op grond van de gebruikersovereenkomst eiseres aan [vereniging D] het recht verleent om tegen betaling van een vergoeding gebruik te maken van het sportveld, de kleed- en doucheruimten, de verzorgingsruimte, de opslagruimte, de scheidsrechteraccommodaties en het sport- en spelmateriaal, specifiek gericht op het beoefenen van de korfbalsport. Eiseres verleent het recht om gebruik te maken van deze voorzieningen daarnaast ook (incidenteel) aan andere gebruikers en vanaf seizoen 2016/2017 ook structureel aan een bootcampondernemer, specifiek voor de sportbeoefening. Verder exploiteert eiseres ook de kantine in het clubgebouw. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat zij in de jaren 2013, 2014 en 2015 een beheerder heeft aangesteld die onderhoud en reparaties verricht aan de Sportaccommodatie en die schoonmaakt. Eiseres heeft ook onweersproken gesteld dat zij verantwoordelijk is voor het beheer en toezicht, bewaking, beveiliging en schoonmaak van de Sportaccommodatie. Een bevestiging hiervan kan bovendien worden gevonden in het kostenoverzicht zoals opgenomen in het controlerapport.
19. Naar het oordeel van de rechtbank verricht eiseres, gelet op de feiten en omstandigheden zoals genoemd in punt 18, één enkele prestatie jegens haar afnemers, die meer omvat dan een passieve terbeschikkingstelling van het sportveld. De verhuur van het sportveld is daarom niet de overwegende prestatie. De omstandigheid dat de gemeente een subsidie verstrekt aan [vereniging D] , brengt niet met zich dat eiseres afzonderlijke prestaties verricht aan haar afnemers. De omstandigheid dat eiseres in de huurovereenkomst met de gemeente is overeengekomen dat de gemeente zorgdraagt voor het onderhoud van het sportveld, doet er niet aan af dat de prestatie van eiseres meer omvat dan een passieve terbeschikkingstelling van het sportveld. In de rechtsbetrekking tussen eiseres en haar afnemers, is het namelijk eiseres die zorgdraagt voor het onderhoud van het sportveld.
20. Verder oordeelt de rechtbank dat eiseres de Sportaccommodatie met aanvullend dienstbetoon, uitsluitend met het oog op de sportbeoefening, ter beschikking stelt aan [vereniging D] en andere afnemers. Daardoor is het verlaagde tarief, zoals opgenomen in artikel 9, tweede lid, letter a, in samenhang met Tabel I, post b.3, van de Wet OB 1968, van toepassing. De omstandigheid dat eiseres op grond van artikel 8 van de gebruikersovereenkomst bepaalde (klein) onderhoudswerkzaamheden heeft uitbesteed aan [vereniging D] , doet daar niet aan af.
21. De conclusie is dat eiseres met de terbeschikkingstelling van de sportaccommodatie aan [vereniging D] een belaste handeling verricht en dat zij daarom recht heeft op aftrek van aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting.
22. Het Unierecht mag niet zo ruim worden toegepast dat zij misbruiken van ondernemers zou dekken, dat wil zeggen transacties die niet zijn verricht in het kader van normale handelstransacties, maar uitsluitend met het doel om de door het Unierecht toegekende voordelen onverschuldigd te verkrijgen. Dit beginsel van het verbod van misbruik geldt ook op het gebied van de btw, maar een belastingplichtige heeft het recht om zijn activiteit zodanig te structureren dat de omvang van zijn belastingschuld beperkt blijft. Van misbruik van recht is sprake als:
- de betrokken transacties, in weerwil van de formele toepassing van de voorwaarden die worden opgelegd door de desbetreffende bepalingen van de btw-richtlijn en de nationale wettelijke regeling tot omzetting van deze richtlijn, ertoe leiden dat in strijd met het door deze bepalingen beoogde doel een belastingvoordeel wordt toegekend; en
- uit een geheel van objectieve factoren blijkt dat het wezenlijke doel van de betrokken transacties erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen.
23. Eiseres stelt de Sportaccommodatie ter beschikking aan [vereniging D] en (incidenteel) aan anderen. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat zij hiervoor een marktconforme en kostendekkende vergoeding vraagt. Het recht van opstal en de huur- en gebruikersovereenkomst worden nageleefd en niet is gesteld of gebleken dat eiseres niet zelfstandig is ten opzichte van [vereniging D] of de gemeente. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van een situatie waarbij de handelingen iedere (economische) realiteit ontberen. Het feit dat de gemeente [vereniging D] subsidieert voor een bedrag dat iets hoger is dan het bedrag waarvoor eiseres het sportveld van de gemeente huurt, leidt er niet toe dat de verhuur van het sportveld aan eiseres enige realiteit ontbeert. Eiseres kan als huurder namelijk het sportveld gebruiken als ware zij eigenaar.
24. Daarnaast heeft eiseres onweersproken gesteld dat de jaarlijks verschuldigde omzetbelasting de jaarlijks in aftrek te brengen omzetbelasting in beperkte mate overstijgt. Het eventuele belastingvoordeel bij eiseres bestaat dan uitsluitend uit een mogelijk financieringsvoordeel en een tariefvoordeel. Een financieringsvoordeel leidt niet tot een belastingvoordeel dat in strijd met doel en strekking van de wettelijke bepalingen wordt toegekend, tenzij de contractvoorwaarden enige economische realiteit ontberen.Zoals hiervoor is overwogen is in de situatie van eiseres geen sprake van contractvoorwaarden die enige economische realiteit ontberen. Het enkele feit dat [vereniging D] als sportvereniging geen recht op aftrek heeft en zij de sportaccommodatie niet zelf beheert, leidt niet tot een situatie dat in strijd met doel en strekking van de wettelijke bepalingen een belastingvoordeel wordt toegekend.
25. De toepassing van het verlaagde tarief leidt evenmin tot een belastingvoordeel dat in strijd met doel en strekking van de wettelijke bepalingen wordt toegekend, tenzij sprake is van een zuiver kunstmatige constructie die ertoe leidt dat zonder deze constructie het normale tarief van toepassing zou zijn.Er is geen sprake van een kunstmatige constructie die louter is bedoeld om het verlaagde in plaats van het algemene tarief toe te kunnen passen. Het belastingvoordeel dat wordt verkregen door de toepassing van het verlaagde tarief, wordt niet in strijd met doel en strekking van de wettelijke bepalingen toegekend, maar eerder in overeenstemming hiermee.
26. Ook de omstandigheid dat als de gemeente het sportveld om niet ter beschikking zou stellen aan [vereniging D] , zoals vóór 2012 het geval was, de gemeente geen recht op aftrek zou hebben, leidt niet tot de conclusie dat in strijd met doel en strekking van de wettelijke bepalingen een belastingvoordeel aan eiseres wordt toegekend. Eiseres heeft de omzetbelasting die zij in verband met de huur van het sportveld in aftrek heeft gebracht ook daadwerkelijk aan de gemeente betaald. Ten aanzien van de huur van het sportveld is bij eiseres geen sprake van een belastingvoordeel, laat staan dat een dergelijk voordeel in dit geval in strijd met doel en strekking van de wettelijke bepalingen zou zijn.
27. De conclusie is dat het beginsel van misbruik van recht niet met zich brengt dat bij eiseres kan worden nageheven.
Conclusie en proceskostenvergoeding
28. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. De naheffingsaanslag dient te worden vernietigd. Dit geldt ook voor de beschikking belastingrente.
29. Eiseres verzoekt om een vergoeding van de werkelijke proceskosten. Zij stelt zich op het standpunt dat sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht die tot vergoeding van de werkelijke kosten van bezwaar moeten leiden. De rechtbank acht dergelijke omstandigheden echter niet aanwezig. Dit behoeft gelet op de arresten van de Hoge Raad van 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2995, en van 30 augustus 1996, ECLI:NL:HR:1996:AA2060, geen nadere motivering. 30. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.572 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
31. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.