ECLI:NL:RBGEL:2020:6554

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
370397
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van continuatieprovisie en opzegvergoeding in het kader van samenwerkingsovereenkomst tussen assurantietussenpersoon en schadeverzekeraar

In deze zaak vordert Odelot B.V. van Bovemij een bedrag van € 76.481,73, vermeerderd met wettelijke rente, als betaling voor continuatieprovisie en opzegvergoeding. De rechtbank Gelderland heeft op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. Odelot stelt dat er een samenwerkingsovereenkomst is gesloten waarin Bovemij verplicht was om een jaarlijkse continuatieprovisie te betalen. Bovemij heeft echter de facturen van Odelot onbetaald gelaten, ondanks herhaalde verzoeken en een sommatie. Bovemij voert verweer en stelt dat Odelot geen diensten heeft verleend die een vergoeding rechtvaardigen, en dat de afspraken in strijd zijn met de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de daaruit voortvloeiende provisie- en bonusverboden. De rechtbank oordeelt dat Odelot voldoende feiten heeft aangedragen die aantonen dat de partijen in de praktijk andere afspraken hebben gemaakt dan in de overeenkomst zijn vastgelegd. De rechtbank concludeert dat de werkzaamheden van Odelot niet onder de Wft vallen en dat Bovemij niet gedwongen kan worden om in strijd met de wet te handelen. De rechtbank wijst de vorderingen van Odelot toe en verwerpt de verweren van Bovemij. Bovemij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/370397 / HA ZA 20-292
Vonnis van 28 oktober 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ODELOT B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E. Jansberg te Eindhoven,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. SCHADEVERZEKERING-MAATSCHAPPIJ BOVEMIJ,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.H.J. van Houts te Arnhem.
Partijen zullen hierna Odelot en Bovemij genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 augustus 2020
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 1 oktober 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Odelot is opgericht in 1993. Sinds 2002 hebben haar activiteiten betrekking op advisering en consultancy, alsmede het bemiddelen bij het afsluiten van financieringen. Dat doet zij via haar enig bestuurder, de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]).
2.2.
Bovemij is een onderneming die het bedrijf van schadeverzekeraar uitoefent. Zij beschikt hiervoor over een vergunning van De Nederlandsche Bank (DNB).
2.3.
Bij brief van 6 juni 2005 heeft de heer [naam 2] als (toenmalig) voorzitter van de hoofddirectie van Bovemij onder meer het volgende aan [naam 1] bericht:
Hierbij bevestigen wij u onze afspraak dat u voor het jaar 2005 beschikbaar bent als adviseur van onze vennootschap. Uw werkzaamheden richten zich in het bijzonder op de terreinen van strategie.
Wij zijn met u overeengekomen een vaste honorering groot € 15.000,-- op jaarbasis. (…)
2.4.
Bij brief van 15 september 2008 heeft de heer [naam 3] als (toenmalig) vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van Bovemij (hierna: [naam 3]) onder meer het volgende aan [naam 1] bericht:
Tevens bevestigen wij hiermede dat tot wederopzegging zolang de samenwerking en het portefeuillebelang bij NBG in stand blijft, wij jaarlijks een continuatie provisie zullen vergoeden van € 15.000,-.
Zoals overeengekomen zal Bovemij zorgdragen voor inschrijving als verbonden bemiddelaar. Wij maken u erop attent dat u alleen mag bemiddelen voor Bovemij Verzekeringen zolang u bent ingeschreven als verbonden bemiddelaar.
De succesfee van € 35.000,- heeft een verdienperiode van 4 jaar (2009 t/m 2012) en zal bij een voortijdig royement van de NBG portefeuille pro rata worden gedebiteerd.
2.5.
Eveneens op 15 september 2008 hebben Bovemij (als ‘aanbieder’) en Odelot (als ‘verbonden bemiddelaar’) een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
Overwegende dat:
( a) Partijen wensen samen te werken in de verkoop van schadeverzekeringen, als hierna in de
overeenkomst omschreven;
( b) de Wet op het financieel Toezicht, hierna te noemen “Wft”, voorschrijft dat een bemiddelaar in
verzekeringen een vergunning behoeft;
( c) de Verbonden Bemiddelaar een dergelijke vergunning niet zelf heeft, maar verbonden bemiddelaar
wordt van de Aanbieder in de zin van de Wft en als zodanig mag bemiddelen in verzekeringen op
grond van de vergunning die de Aanbieder heeft;
( d) Partijen de nadere condities van deze samenwerking willen regelen.
Artikel 1. Looptijd van de overeenkomst
De overeenkomst treedt in werking op 1 september 2008 en loopt tot en met 31 december 2009. De
Overeenkomst zal daarna telkens voor een termijn van 12 maanden stilzwijgend worden verlengd.
Aanbieder en Verbonden Bemiddelaar worden geacht met verlenging van de overeenkomst voor een
termijn van 12 maanden in te stemmen, tenzij één van partijen met inachtneming van een termijn van
drie maanden voorafgaande aan het verlengingsmoment, door middel van een aangetekende brief
heeft laten weten dat hij de overeenkomst niet wenst voort te zetten.
Artikel 2. Positie en bevoegdheden van de Verbonden Bemiddelaar
(…)
2.2
De Verbonden Bemiddelaar mag binnen het kader van deze overeenkomst uitsluitend bemiddelen in
schadeverzekeringen van de Aanbieder.
(…)
Artikel 3. Andere aanbieders
Het is de Verbonden Bemiddelaar niet toegestaan om voor verzekeringen die onder deze
overeenkomst vallen, tevens te bemiddelen of te adviseren ten behoeve van een andere aanbieder. Dit
verbod geldt niet in geval van leadgeneratie voor een andere aanbieder.
Artikel 4. Beloning
4.1
Het recht op beloning voor de Verbonden Bemiddelaar ontstaat eerst op het moment dat het risico
door of namens de Aanbieder is geaccepteerd en de premiebetaling voor de
verzekeringsovereenkomst welke door bemiddeling van de Verbonden Aanbieder tot stand is
gekomen door de verzekeringnemer is voldaan en blijvend is ontvangen door de Aanbieder, hierna te
noemen “de Beloning”.
4.2
De Beloning bestaat uit een jaarlijkse continuatieprovisie van € 15.000,-.
De Beloning wordt jaarlijks achteraf uitbetaald.
(…)
Artikel 6. Portefeuillerechten
6.1
De Verbonden Bemiddelaar verkoopt en levert hierbij aan Aanbieder nu voor alsdan alle
portefeuillerechten welke hij gedurende de looptijd van deze overeenkomst in verband met de
bemiddeling in verzekeringen, zoals genoemd in artikel 2.2, opbouwt.
6.2
Bij beëindiging van deze overeenkomst door opzegging als bedoeld in de artikelen 1 en 7 van deze
overeenkomst heeft de Verbonden Bemiddelaar ter zake van de verkoop en levering van de
portefeuillerechten naast het normale recht op Beloning recht op éénmaal de Beloning over de op
datum waarop de overeenkomst is beëindigd bestaande portefeuille.
(…)
2.6.
Bij brief van 5 december 2012 heeft Bovemij onder meer het volgende aan Odelot bericht:
In navolging op de door u gemaakte afspraken met onze voormalige directievoorzitter, [naam 2], bevestigen wij onderstaand de financiële afwikkeling.
Succesfee over de boekjaren 2013 tot en met 2016. Nadrukkelijk merken wij op dat de verdienperiode 4 jaar betreft.
Voortijdig royement van de NBG-portefeuille zal pro rata gedebiteerd worden.
De succesfee bedraagt € 35.000,00.
2.7.
In 2017 hebben [naam 1] en [naam 3] afgesproken dat de jaarlijkse continuatieprovisie wordt verhoogd naar € 19.600,00 exclusief btw.
2.8.
Op 9 maart 2019 heeft Odelot de overeengekomen continuatieprovisie over 2018 aan Bovemij gefactureerd. Het betreft een bedrag van € 19.600,00 vermeerderd met
€ 4.116,00 aan btw, in totaal derhalve € 23.716,00. Bovemij heeft deze factuur onbetaald gelaten.
2.9.
Op 7 augustus 2019 en 3 september 2019 heeft Odelot betalingsherinneringen gestuurd aan Bovemij.
2.10.
Bij brief van 26 september 2019 heeft Bovemij onder meer het volgende aan Odelot bericht:
Door middel van dit aangetekende schrijven delen wij u mede dat wij de Samenwerkingsovereenkomst Verbonden Bemiddelaar d.d. 15 september 2008 op grond van artikel 1 per 01 januari 2020 opzeggen.
Wij zullen dan ook de inschrijving als verbonden bemiddelaar van N.V. Schadeverzekering-Maatschappij Bovemij in het AFM-register doorhalen.
Op 3 maart jl. hebben wij van u een factuur ontvangen met factuurnummer 181788 die betrekking heeft op deze samenwerkingsovereenkomst. Op grond van de huidige wet- en regelgeving inzake het provisieverbod kunnen wij echter niet het door u gefactureerde bedrag voldoen. Wij zullen derhalve niet overgaan tot betaling van de betreffende factuur.
2.11.
Bij brief van 18 oktober 2019 heeft de toenmalige advocaat van Odelot Bovemij gesommeerd om een bedrag van in totaal € 24.828,38 te betalen, bestaande uit hoofdsom en wettelijke handelsrente.
2.12.
Partijen hebben daarna nog met elkaar gecorrespondeerd maar tot een oplossing heeft dat niet geleid.
2.13.
Op 18 februari 2020 heeft Odelot aan Bovemij de overeengekomen continuatieprovisie over 2019 gefactureerd alsmede, op grond van artikel 6.2 van de samenwerkingsovereenkomst, een extra opzeggingsbeloning. Ook deze factuur is onbetaald gelaten.
2.14.
Bij de stukken bevinden zich de volgende schriftelijke verklaringen:
- een verklaring van 11 maart 2020 van de heer [naam 4], algemeen directeur van NBG, onder meer luidende:
NBG (…) is door de heer [naam 1] destijds geïntroduceerd bij Bovemij (…). Deze introductie was mede een gevolg van de wens van NBG om in het kader van haar kernactiviteiten, zijnde hypotheekbemiddeling, haar productenrange uit te breiden met schadeverzekeringen. In de jaren daarna is de heer [naam 1] opgetreden als liaison officer tussen NBG en Bovemij. De regelmatige gesprekken, die enkele malen per jaar plaatsvonden, aanvankelijk met de heer [naam 2] en later met diens opvolger(-s) [naam 3] c.q. [naam 5], werden gevoerd op initiatief en in aanwezigheid van de heer [naam 1] en hadden tot doel de wederzijdse relatie en commerciële belangen te optimaliseren. Dat betekende het regelmatig bespreken van de door NBG bij Bovemij ondergebrachte assurantieproducten c.q. de daarmede samenhangende premieomzetten, alsook het zoeken naar nieuwe assurantie- en andere producten die door NBG in de markt werden verkocht en waarvoor Bovemij als risicodrager optrad. (…)
- een verklaring van [naam 3] van 18 maart 2020, onder meer luidende:
Dhr. [naam 2] toenmalig directie voorzitter heeft dhr. [naam 1] als adviseur gerecruteerd in eerste instantie om als tussenschakel te fungeren met NBG een hypotheekbemiddelaar die de ambitie had om ook een verzekeringsportefeuille op te bouwen.
Bovemij zou als risicodrager optreden.
Dhr. [naam 1] was verantwoordelijk voor de vertaalslag wat NBG nodig had om succesvol met een verzekeringspakket aan de slag te kunnen en hetgeen wat Bovemij als risicodrager kon bieden.
De samenwerking is succesvol verlopen en in de loop van de tijd is een aanzienlijke portefeuille opgebouwd.
De samenwerking die aanvankelijk een vrijblijvend karakter had is omgezet in een daarzame samenwerking die schriftelijk is vastgelegd en waarin beloning en duur is vastgelegd.
De werkzaamheden van dhr. [naam 1] zijn vervolgens verder uitgegroeid naar een Liaison officer waarbij hij een belangrijke schakel werd tussen NBG en Bovemij.
(…)
Zoals in het begin van de verklaring opgemerkt loopt de samenwerking al meer dan 16 jaar naar tevredenheid.
Aangezien de hoogte van de continuatieprovisie in die jaren nog nooit was verhoogd is in 2017 besloten deze aan te passen en te verhogen tot € 19.600,- excl. BTW, dit tevens gezien de waarde die gehecht werd aan de rol van dhr. [naam 1] en de succesvolle ontwikkeling van de relatie NBG.
- een aanvullende verklaring van [naam 3] van 20 september 2020, onder meer luidende:
Odelot heeft sinds 2005 in opdracht van Bovemij gefunctioneerd als liaison officer tussen NBG als assurantietussenpersoon en Bovemij als risicodrager. Odelot heeft nooit zelf rechtstreeks bemiddelingswerkzaamheden verricht. Dit werd nu juist door NBG gedaan. Omdat NBG een grote speler was, was zij voor Bovemij een belangrijke relatie. Via Odelot investeerden wij in die relatie.
Aanvankelijk stond er met betrekking tot deze opdracht weinig op papier. In 2008 ontstond de wens om de afspraken te formaliseren. Op voorstel van Bovemij zijn die afspraken vormgegeven via het zogeheten
verbonden bemiddelaarschap. Op dat moment leek vastlegging op deze wijze voor Bovemij het meest aangewezen, omdat daarmee ook zou worden voldaan aan de vereisten uit de Wft. (Voor zover die van toepassing mocht zijn, dat kan ik niet beoordelen). (…)
Om die reden heeft Odelot de destijds gehanteerde standaard-overeenkomst voor de verbonden bemiddelaar als model gebruikt. (…)
Laat duidelijk zijn dat met de betreffende overeenkomst niet werd beoogd een inhoudelijke wijziging aan te brengen in de aard van de opdracht. Dat is in de jaren daarna ook feitelijk niet gebeurd. Bovemij, Odelot en NBG zijn al die tijd namelijk op dezelfde voet blijven doorwerken.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Odelot vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Bovemij veroordeelt:
a. a) om aan Odelot een bedrag te betalen van € 76.481,73, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 23.716,00 vanaf 1 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 47.432,00 vanaf 1 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening,
b) in de kosten van deze procedure,
c) in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten.
3.2.
Odelot heeft tijdens de mondelinge behandeling op 1 oktober 2020 haar vordering aangepast, in die zin dat zij de wettelijke handelsrente heeft berekend tot aan de mondelinge behandeling. Van een vermeerdering van eis ten opzichte van het gevorderde in de dagvaarding is geen sprake.
De in het petitum van de dagvaarding opgenomen bedragen van € 23.217,00 in plaats van
€ 23.716,00 en € 47.234,00 in plaats van € 47.432,00 ziet de rechtbank gelet op het lichaam van de dagvaarding en de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde (tussentijdse) renteberekeningen als een kennelijke verschrijving.
3.3.
Odelot legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Tussen partijen is een samenwerkingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan Bovemij is gehouden een jaarlijkse continuatieprovisie te voldoen aan Odelot. Bovemij is echter, ook na herhaaldelijke verzoeken en een sommatie, in gebreke gebleven de door Odelot verzonden
facturen van 9 maart 2019 en 18 februari 2020 te voldoen. Daarmee is zij in verzuim geraakt. Het gevorderde bedrag bestaat uit:
a. a) de continuatieprovisie 2018 € 23.716,00
b) wettelijke handelsrente over a) tot 1 oktober 2020 € 2.927,78
c) buitengerechtelijke incassokosten € 1.012,16
d) de continuatieprovisie over 2019 € 23.716,00
e) de opzegvergoeding € 23.716,00
f) wettelijke handelsrente over d) en e) tot 1 oktober 2020 € 1.393,79
Totaal: € 76.481,73
3.4.
Bovemij voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
Bovemij vordert na wijziging van eis dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
- Odelot veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 190.000,00, te vermeerderen met de
wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na dit vonnis,
subsidiair
- Odelot veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 268.400,00, te vermeerderen met de
wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na dit vonnis,
primair en subsidiair
- de samenwerkingsovereenkomst ontbindt op grond van artikel 6:258 BW,
- Odelot veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente
hierover vanaf veertien dagen na dit vonnis, alsmede te vermeerderen met de nakosten en
eventuele verdere executiekosten.
3.7.
Bovemij legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Indien de rechtbank oordeelt dat het primaire standpunt van Bovemij juist is (zie hierna) en dat de betalingen door Bovemij zijn verricht in strijd met de op Bovemij en Odelot van toepassing zijnde wet- en regelgeving en dienaangaande nietig zijn, zijn de door Bovemij gedurende de periode 2010 tot en met heden aan Odelot betaalde bedragen onverschuldigd verricht. Het gaat daarbij om een bedrag van in totaal € 190.000,00 exclusief btw.
Indien de rechtbank oordeelt dat het subsidiaire standpunt van Bovemij juist is en dat de rechtshandelingen tussen Bovemij en Odelot op grond waarvan de betalingen zijn verricht, in strijd zijn met de openbare orde en/of goede zeden, zijn alle door Bovemij aan Odelot betaalde bedragen onverschuldigd verricht. Het gaat daarbij om een bedrag van in totaal
€ 268.400,00 exclusief btw.
3.8.
Odelot voert verweer.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen zal de rechtbank deze hierna gezamenlijk bespreken.
in conventie en in reconventie
4.2.
Odelot vordert nakoming door Bovemij van haar betalingsverplichting voortvloeiend uit de samenwerkingsovereenkomst. Bovemij betwist dat zij is gehouden tot betaling over te gaan, primair omdat Odelot geen diensten heeft verleend die enige vergoeding rechtvaardigen. Op grond van de samenwerkingsovereenkomst zou Odelot namens Bovemij gaan bemiddelen, maar volgens Bovemij heeft Odelot al geruime tijd geen bemiddelingswerkzaamheden meer verricht ten behoeve van Bovemij en zijn er dus ook geen verzekeringsovereenkomsten met derden afgesloten door die bemiddeling. Daarmee ontbreekt de grondslag voor de door Odelot gestelde vergoeding. Voorts is Bovemij van mening dat de door Odelot gestelde werkzaamheden een vergoeding van € 15.000,00, althans € 19.600,00, per jaar en een bonus van € 35.000,00 per vier jaar niet rechtvaardigen. Deze bedragen zijn buitenproportioneel en een vordering tot nakoming is in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aldus Bovemij.
Subsidiair stelt Bovemij dat de afspraken in strijd zijn met de wet, openbare orde of goede zeden. Zo zijn de afspraken in strijd met de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) en het provisieverbod (artikel 86c Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, hierna: Bgfo) en het bonusverbod (artikel 86d Bgfo). Bovemij kan ook niet worden gedwongen om in strijd te handelen met de op haar van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Indien en voor zover er tussen Bovemij en Odelot sprake is van afspraken op grond waarvan Odelot een beloning krijgt zonder enige tegenprestatie of een beloning voor een tegenprestatie die niet in verhouding staat tot de uitgevoerde werkzaamheden en deze afspraken (bewust) niet correct zijn vastgelegd, dan zijn dergelijke afspraken volgens Bovemij in strijd met de openbare orde en/of goede zeden en daarmee nietig. Die afspraken hadden nimmer op deze manier mogen worden gemaakt, omdat zij een prudent handelend verzekeraar niet betamen.
Bovemij stelt met inachtneming van het voorgaande dat zij gedurende geruime tijd onverschuldigd heeft betaald aan Odelot en dat zij uit dien hoofde een vordering heeft op Odelot.
4.3.
De rechtbank overweegt het volgende.
Hoewel in de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst afspraken zijn opgenomen die betrekking hebben op – kort gezegd – het ‘bemiddelen in verzekeringen’ door Odelot, waarbij de rol van Odelot wordt aangeduid als ‘verbonden bemiddelaar’, heeft Odelot naar het oordeel van de rechtbank voldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld en voldoende onderbouwd, waaruit kan worden afgeleid dat partijen in de praktijk andersluidende afspraken hebben gemaakt. De rechtbank verwijst onder meer naar de brief van 6 juni 2005 van [naam 2] aan [naam 1] (zie 2.3), de brief van 15 september 2008 van [naam 3] aan [naam 1] (zie 2.4) en de verklaringen van [naam 4] en [naam 3] (zie 2.14). Uit die afspraken volgt dat van bemiddeling in de zin van de Wft vanaf het begin van de samenwerking geen sprake is geweest. In de Wft is in artikel 1.1 bemiddelen (onder meer) gedefinieerd als “
alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een verzekering”. De feitelijk door Odelot verrichte werkzaamheden vallen hier niet onder. De essentie van de opdracht van Odelot was, zo blijkt uit de hiervoor genoemde stukken, dat Odelot de relatie tussen Bovemij en NBG B.V. (hierna: NBG) bevorderde, opdat de NBG-portefeuille in stand werd gehouden en uitgebreid. Daarbij ging het concreet om het begeleiden en optimaliseren van de relatie van Bovemij met NBG die als assurantietussenpersoon verzekeringsproducten afsloot met haar cliënten en het risico daarvan onderbracht bij Bovemij, alsmede het adviseren van de directie van Bovemij op strategische onderwerpen. Uit niets blijkt dat het de bedoeling was dat Odelot zelf rechtstreeks als assurantietussenpersoon verzekeringen tot stand zou brengen en/of dat zij die tot stand heeft gebracht.
4.4.
Het moet ervoor worden gehouden dat partijen bij het vastleggen van hun reeds bestaande rechtsverhouding gebruik hebben gemaakt van een standaardovereenkomst, zoals Bovemij die voor een verbonden bemiddelaar hanteerde. Het ligt ook niet voor de hand dat als Odelot inderdaad zelf rechtstreeks bemiddelde bij het tot stand brengen van nieuwe verzekeringen tussen Bovemij en derden, zij daarvoor een vaste jaarlijkse vergoeding zou ontvangen. Die vergoeding zou dan veeleer hebben bestaan uit een van de productie van verzekeringsproducten afhankelijke variabele beloning.
4.5.
Alles overziend kan naar het oordeel van de rechtbank dus niet worden aangenomen dat de door Odelot verrichte werkzaamheden onder het bereik vallen van de Wft en het daaraan verbonden provisieverbod ex artikel 86c Bgfo en het bonusverbod ex artikel 86d Bgfo. Bovemij wordt door betaling van de facturen van Odelot dan ook niet gedwongen in strijd te handelen met de op haar van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid dan wel onvoorziene omstandigheden kan Bovemij om dezelfde reden niet baten.
4.6.
Verder overweegt de rechtbank dat gesteld noch gebleken is dat Bovemij bij aanvang van de samenwerking, of op enig moment daarna, bepaalde eisen heeft gesteld of aanwijzingen heeft gegeven hoe Odelot haar werkzaamheden diende in te richten. Evenmin is gesteld of gebleken dat Bovemij in de periode van 2005 tot aan het moment waarop Bovemij de samenwerkingsovereenkomst heeft opgezegd op enig moment bij Odelot heeft geklaagd over de door haar (niet/te weinig) verrichte werkzaamheden. Bovemij heeft ook altijd alle facturen zonder protest betaald. Bovendien valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom de door Odelot verrichte werkzaamheden niet een vergoeding van € 15.000,00 en later € 19.600,00 per jaar rechtvaardigen. Ditzelfde geldt voor de stelling van Bovemij dat de gevorderde beloning buitenproportioneel is en een vordering tot nakoming in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Verder heeft Bovemij niet betwist dat de samenwerking met Odelot al die jaren succesvol is geweest. Als Bovemij de overeengekomen beloning niet in verhouding vond staan tot de te verrichte werkzaamheden, had zij de samenwerkingsovereenkomst derhalve moeten opzeggen. Dit heeft zij ruim 15 jaar niet gedaan. Uiteindelijk heeft zij pas op 26 september 2019 de samenwerkingsovereenkomst opgezegd, nadat Odelot de continuatieprovisie over 2018 aan haar had gefactureerd. Als Bovemij van mening was dat Odelot te weinig deed voor de beloning die zij ontving, had zij Odelot ingebreke moeten stellen. Ook dit heeft zij echter niet gedaan. Een en ander in ogenschouw nemend is de rechtbank dan ook van oordeel dat geen sprake is geweest van afspraken op grond waarvan Odelot een beloning kreeg zonder enige tegenprestatie of een beloning voor een tegenprestatie die niet in verhouding stond tot de uitgevoerde werkzaamheden. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat de tussen partijen gemaakte afspraken in strijd zijn met de openbare orde en/of goede zeden.
4.7.
De slotsom is dat alle verweren van Bovemij worden verworpen. Nu Bovemij als zodanig geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de continuatieprovisie, de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten ligt de vordering van Odelot op die onderdelen voor toewijzing gereed. Dit geldt ook voor de opzegvergoeding. Het enkele feit dat in de samenwerkingsovereenkomst andere werkzaamheden zijn opgenomen, brengt niet mee dat de daarin vermelde financiële afspraken, waaronder de opzegvergoeding, niet zouden gelden.
4.8.
Bovendien volgt uit het voorgaande dat de door Bovemij aan Odelot betaalde bedragen niet onverschuldigd zijn betaald, zodat een grondslag voor toewijzing van de reconventionele vordering van Bovemij ontbreekt. Deze zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
Bovemij zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Odelot worden begroot op:
- dagvaarding € 87,99
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat €
2.148,00(2 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 4.277,99
4.10.
Bovemij zal ook als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Odelot worden begroot op
€ 2.402,00 aan salaris advocaat (2 punten x factor 0,5 x tarief € 2.402,00).
4.11.
De door Odelot zowel in conventie als in reconventie gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Bovemij om aan Odelot te betalen een bedrag van € 76.481,73 (zesenzeventigduizend vierhonderdeenentachtig euro en drieënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van
1 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Bovemij in de proceskosten, aan de zijde van Odelot tot op heden begroot op € 4.277,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt Bovemij in de proceskosten, aan de zijde van Odelot tot op heden begroot op € 2.402,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
5.8.
veroordeelt Bovemij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Bovemij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de nakostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2020.
Coll.: MvG