ECLI:NL:RBGEL:2020:6526

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
05/166232-19 en 05/182537-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair veroordeeld wegens huiselijk geweld en bedreigingen met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 7 december 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, een militair, die beschuldigd werd van huiselijk geweld en bedreigingen. De zaak betreft twee parketnummers: 05/166232-19 en 05/182537-20. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van zijn echtgenote en dochter op 5 juli 2019, waarbij hij hen fysiek geweld aandeed. Daarnaast werd hij beschuldigd van bedreigingen tijdens een autorit op 28 of 29 juni 2019, waarbij hij dreigde hen te doden door tegen een boom te rijden. De militaire kamer heeft de verklaringen van de slachtoffers, die de mishandelingen en bedreigingen gedetailleerd hebben beschreven, als geloofwaardig beoordeeld. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat hij zich enkel verdedigde tegen aanvallen van zijn echtgenote en dochter. De militaire kamer oordeelde echter dat er geen sprake was van een noodweersituatie en dat de verdachte de agressor was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Tevens werd een contactverbod opgelegd met betrekking tot zijn echtgenote. De benadeelde partijen, zijn echtgenote en dochter, hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/166232-19 en 05/182537-20 (gevoegd)
Datum uitspraak : 7 december 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. H. Sytema, advocaat te ’s-Gravenhage, namens mr. F.S. Bellekom.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 05/166232-19 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 juli 2019 te [woonplaats] ,in de gemeente De Fryske Marren,
zijn echtgenote en/of levensgezel, [slachtoffer 1] , en/of zijn kind [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 1] ) heeft mishandeld door toen aldaar:
 voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) aan de haren en/of een haarklip te trekken en/of die [slachtoffer 1] te duwen en/of ten val te brengen en/of
 (met kracht) bij de keel te pakken/grijpen en/of de keel van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen/drukken en/of dichtgedrukt/dichtgeknepen te houden en/of
 die [slachtoffer 1] te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of
 voornoemde [slachtoffer 2] een/of meer malen te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 28 en/of 29 juni 2019, op een verkeersroute van [plaats] , gemeente Midden-Drenthe naar [woonplaats] , gemeente De Fryske Marren, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , die zich als passagiers bevonden in een door hem, verdachte,
bestuurde personenauto, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door toen aldaar in die rijdende personenauto, die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik rijd ons allemaal te pletter" en/of "Ik rijd jullie allemaal dood" en/of "Ik rijd jullie hardstikke dood tegen een boom", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 05/182537-20 ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 10 november 2018, te [woonplaats] , in de gemeente De Fryske Marren, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een mes, althans een scherp en/of puntig en/of zwaar metalen voorwerp, (met kracht) in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer 3] heeft gegooid/gesmeten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
subsidiair
hij op of omstreeks 10 november 2018, te [woonplaats] , in de gemeente De Fryske Marren, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door toen aldaar een mes, althans een scherp en/of puntig en/of zwaar metalen voorwerp, (met kracht) in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van genoemde [slachtoffer 3] te gooien of te smijten.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/166232-19
De feiten [1]
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is getrouwd met [slachtoffer 1] . [2] Hun dochter [slachtoffer 2] is geboren op [geboortedatum 1] . [3] Op 5 juli 2019 kregen verdachte en [slachtoffer 1] in hun woning in [woonplaats] in de gemeente Frsyke Marren ruzie met elkaar. [slachtoffer 2] raakte hierbij betrokken. [4] Verdachte gaf zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] een klap. [5]
Op 28 juni 2019 waren verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in [plaats] . Rond 23:30 uur of 00:00 uur vertrokken zij vanuit [plaats] met de auto naar [woonplaats] . [6] Onderweg kregen verdachte en [slachtoffer 2] woorden, waarbij verdachte iets riep. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel de onder feit 1 ten laste gelegde mishandelingen als de onder feit 2 ten laste gelegde bedreigingen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 1 ten laste gelegde mishandelingen. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte zowel zijn echtgenote [slachtoffer 1] als zijn dochter een klap heeft gegeven ter verdediging van zichzelf, omdat verdachte in eerste instantie aangevallen werd door zijn echtgenote en even later ook door hun dochter [slachtoffer 2] . Volgens de verdediging past het bij zijn echtgenote aangetroffen letsel eerder bij het door verdachte geschetste scenario dan bij het door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geschetste scenario. Bovendien had verdachte geen verwondingen aan zijn handen en ontbreekt steunbewijs voor het door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geschetste scenario.
Ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde bedreigingen heeft de verdediging eveneens gesteld dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Verdachte ontkent bedreigingen te hebben geuit. Volgens de verdediging kloppen de door [slachtoffer 1] geschetste verkeersomstandigheden niet. Daarnaast staat de verklaring van [slachtoffer 1] met betrekking tot haar doodsangsten haaks op die van [slachtoffer 2] . Omdat er geen overtuigend bewijs is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een redelijke vrees hadden dat zij hun leven zouden verliezen, zal verdachte moeten worden vrijgesproken.
Beoordeling door de militaire kamer
Met betrekking tot feit 1
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft over de ruzie op 5 juli 2019 met verdachte het volgende verklaard. Nadat zij die avond terugkwam van haar overbuurvrouw [naam 1] , wilde verdachte haar niet binnen laten. Ze moest van hem oprotten. Toen hij haar vervolgens toch binnenliet slingerde verdachte beledigingen naar haar hoofd. [8] Ze liep naar de hal om naar boven te gaan, maar werd toen door verdachte keihard aan haar haar en haar haarknip getrokken. Dit deed hij zo hard, dat hij hele plukken haar uit haar hoofd trok. Hierna viel zij op haar billen. Verdachte kneep toen haar keel dicht en zei tegen haar: “Je maakt me hartstikke gek, ik vermoord je, ik vermoord je, jij spoort lang niet kankerwijf, tyfuswijf”. Toen [slachtoffer 2] erbij kwam staan, kneep verdachte nog steeds haar keel dicht. [slachtoffer 2] sprong vervolgens op verdachte om hem van [slachtoffer 1] af te krijgen. Verdachte sloeg toen alle kanten op, zo sloeg hij [slachtoffer 1] op haar ribben en [slachtoffer 2] op haar kin. Ook schopte hij [slachtoffer 2] meerdere keren. Voordat [slachtoffer 2] bij hen kwam, had verdachte [slachtoffer 1] ook meerdere keren geschopt. [9] [slachtoffer 1] zag dat [slachtoffer 2] op de grond viel. [slachtoffer 1] is na het gevecht met [slachtoffer 2] door de achterdeur naar buiten gegaan. De overburen hebben [naam 3] , de jongste dochter van [slachtoffer 1] en verdachte, meegenomen. Volgens [slachtoffer 1] bleef verdachte maar schreeuwen. [10]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar moeder niet binnen mocht komen van haar vader, maar dat hij haar zusje [naam 3] wel naar binnenliet. Daarna kwam haar moeder ook binnen. Toen haar moeder de kamer verliet en de hal inliep, zag [slachtoffer 2] dat haar vader opstond. Hij kreeg een donkere blik in zijn ogen zoals altijd wanneer hij woest is. Hij liep richting haar moeder. Daarna hoorde zij dat haar zusje [naam 3] haar naam schreeuwde. [slachtoffer 2] stond toen op en liep naar de hal. Zij zag dat haar moeder in de hoek tussen de voordeur en de wc op de grond zat. Haar vader hield haar moeder met twee handen klem bij haar nek. [slachtoffer 2] zag dat haar moeder werd gewurgd, want haar moeder kreeg geen lucht en spartelde met haar armen. Haar moeder liep rood aan en kreunde. [slachtoffer 2] pakte haar vader rond zijn middel en riep dat hij moest ophouden, haar moeder los moest laten en dat hij haar moeder pijn deed. Ze probeerde haar vader weg te trekken, maar dat lukte niet. Hij ging door. Nadat [slachtoffer 2] hem vijf keer met haar vuisten in zijn hals had geslagen, liet hij haar moeder los. Hij duwde daarna [slachtoffer 2] tegen de trap aan, pakte haar beet en begon op [slachtoffer 2] in te slaan. Hij raakte [slachtoffer 2] aan de linkerkant van haar gezicht. Ook sloeg hij haar op haar linkerschouder, zij voelde een harde klap. Haar moeder was inmiddels tussenbeide gekomen. Er ontstond toen een worsteling tussen hun drieën. Volgens [slachtoffer 2] is [naam 3] toen naar [naam 1] gelopen. Haar vader raakte [slachtoffer 2] op haar rechterslaap. Voor haar gevoel is [slachtoffer 2] even “out” geweest. Daarna werd haar moeder over haar heen gegooid. Terwijl [slachtoffer 2] nog op de grond lag, liep haar moeder richting de woonkamer. [naam 1] en haar man [naam 2] kwamen toen binnen. [11]
Op 8 juli 2019 is het letsel van [slachtoffer 1] beoordeeld door een senior medewerker Forensische Opsporing bij de Koninklijke Marechaussee. Deze verbalisant zag enkele krassen en donkere verkleuringen aan de onderzijde van de hals van [slachtoffer 1] . Daarnaast zag hij bij haar een aantal blauwkleurige/donkerkleurige plekken, een roodkleurige kras/schaafwond en een lichtkleurige schaafwond op haar linkerbovenbeen/heup. Ter hoogte van haar linkerjukbeen zag hij een schaafwond en een donkerkleurige plek. [12]
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat zij op 5 juli 2019 met haar man [naam 2] in de woonkamer zat toen zij de voor haar bekende voetstapjes op hun oprit hoorde. Dit waren de voetstapjes van één van de kinderen [familienaam 1] . Die komen altijd zonder schoenen of sokken aanrennen als het thuis helemaal mis is. [naam 1] hoorde [naam 3] in de gang schreeuwen: “ [naam 1] , [naam 2] , jullie moeten komen!! [naam 2] , jij moet ook mee!! Hij vermoord haar!!! Hij vermoord haar!!” [naam 1] liep naar het huis van verdachte en ging via de tuindeuren naar binnen. Ze zag verdachte in een stoel in de woonkamer zitten met een blik in zijn ogen die zij niet herkende. [naam 1] kwam [slachtoffer 1] tegen en hoorde haar zeggen: “Ze moet hier weg, ze moet hier weg!”. [slachtoffer 1] doelde hiermee op [slachtoffer 2] . [naam 1] zag dat [slachtoffer 2] in de gang bij de voordeur en de trap tegen de muur hing met opgetrokken benen. Ze zag ook dat het haar van [slachtoffer 1] helemaal verwilderd als een suikerspin op haar hoofd zat. Toen zij aan [slachtoffer 2] vroeg hoe het met haar ging, zag zij dat de ogen van [slachtoffer 2] scheef in haar oogkassen stonden en dat ze niet helemaal helder was. [13] De volgende ochtend zag [naam 1] dat [slachtoffer 1] haar haar uitkamde en dat daarbij hele plukken haar meekwamen. [14]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat haar dochter op 6 juli 2019 van [naam 3] heeft gehoord wat er op 5 juli 2019 was gebeurd. [naam 3] had haar dochter verteld dat zij en haar moeder bij de familie [familienaam 2] waren geweest. Toen zij thuis kwamen zaten alle deuren op slot. [naam 3] mocht wel naar binnen, maar haar moeder niet. Toen haar moeder daarna ook naar binnen mocht en richting de hal liep, was haar vader haar achterna gegaan. Er was grote paniek. Haar moeder was aan haar haar van de trap af getrokken. [naam 3] gaf vooral richting haar vader aan dat zij geen contact meer wilde hebben. [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 5 juli 2019 heel boos was en dat hij uit de situatie wilde stappen. Daarom liep hij naar de voordeur. [slachtoffer 1] sprong toen van de trap af en opende de aanval op hem. Er ontstond een worsteling waarbij de haarknip van [slachtoffer 1] sneuvelde. Volgens verdachte zat [slachtoffer 1] op een gegeven moment op de grond bij de wc. Hij heeft toen zijn handen op haar schouders gelegd, haar op de grond gedrukt en gezegd: “Hou op, het is klaar! Je maakt me kapot”. [slachtoffer 2] kwam toen binnen en begreep dat hij had gezegd: “ik maak je kapot”. [slachtoffer 2] sprong toen op zijn rug en begon hem te slaan. [slachtoffer 1] kwam daardoor los en begon hem ook te slaan. Verdachte trok [slachtoffer 1] toen tegen zijn borst met zijn arm onder haar kaak. Hierdoor zijn de blauwe plekken onder haar kaak ontstaan, aldus verdachte. Zijn dochter sloeg hem vervolgens tegen zijn slaap. Verdachte vreesde voor zijn leven. Volgens verdachte heeft hij zich alleen afgeweerd en zag hij geen andere oplossing dan zowel [slachtoffer 1] als zijn dochter een harde klap met de vlakke hand te geven, zodat het daarna klaar was. Verdachte ontkent [slachtoffer 1] aan haar haar te hebben getrokken. Verdachte heeft verklaard dat hij zich kan voorstellen dat hij tijdens de worsteling verstrikt is geraakt in haar haarknip, waardoor zij plukken haar heeft verloren. Verdachte ontkent [slachtoffer 1] bij haar nek te hebben gepakt en minutenlang op haar en hun dochter te hebben ingeslagen. Verdachte heeft in dit kader ook gewezen op de ongedateerde brief die [naam 3] heeft geschreven over 5 juli 2019, waarin zij de verklaring van haar vader bevestigt.
De militaire kamer acht het door verdachte geschetste scenario niet geloofwaardig. De militaire kamer overweegt hiertoe dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ondersteuning vinden in zowel de verklaringen van de getuige [naam 1] en [getuige] als de letselbeschrijving. Uit de verklaringen van [naam 1] en [getuige] blijkt onder andere dat [naam 3] op 5 juli 2019 de hulp van haar overburen heeft ingeroepen, omdat zij bang was dat haar vader haar moeder zou vermoorden en dat zij op 6 juli 2019 tegen een vriendin heeft verklaard over het door haar vader op 5 juli 2019 gebruikte geweld. Nu dit tijdens en kort na het gebruikte geweld is geweest, hecht de militaire kamer geen waarde aan de inhoud van de ongedateerde brief van [naam 3] . Deze brief is bovendien pas ingebracht door verdachte op 19 september 2019. Verdachte en [slachtoffer 1] waren op laatstgenoemde datum verwikkeld in een juridische strijd om de verblijfplaats van de kinderen en [naam 3] woonde op dat moment bij verdachte.
Voorts merkt de militaire kamer op dat [naam 1] heeft bevestigd dat [slachtoffer 1] plukken haar verloor. Dat is ook op foto vastgelegd. Naar het oordeel van de militaire kamer kan het niet anders zijn dan dat verdachte dit heeft veroorzaakt door zeer hard aan het haar van [slachtoffer 1] te trekken. Dat dit veroorzaakt zou zijn doordat verdachte tijdens de worsteling in de haarknip van [slachtoffer 1] verstrikt zou zijn geraakt, acht de militaire kamer eveneens niet geloofwaardig. Bovendien heeft verdachte na het zien van de letselfoto’s van [slachtoffer 1] zelf verklaard dat de blauwe plekken op haar keel op duimafdrukken lijken. [16] De militaire kamer acht de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat verdachte [slachtoffer 1] bij de keel heeft vastgepakt en deze heeft dichtgeknepen dan ook geloofwaardig. Gelet op het voorgaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde mishandelingen.
Met betrekking tot feit 2
Beoordeling door de militaire kamer
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte heel ruig reed op de terugweg naar huis. Hij reed te hard, schokkerig en remde hard. [slachtoffer 2] maakte toen een opmerking dat zij beter kon rijden, ondanks dat zij haar rijbewijs nog niet had. Volgens [slachtoffer 1] werd verdachte zo boos over deze opmerking dat hij heel hard op de rem trapte en schreeuwde: “Dan stap je maar uit en ga je lopen!”. Daarop zei [slachtoffer 1] : “Doe allemaal nu even rustig!”. Als reactie op haar opmerking ging verdachte nog sneller rijden. [slachtoffer 1] hoorde hem schreeuwen: “Ik rij jullie allemaal dood! Ik rij jullie hartstikke dood tegen een boom aan!”. Terwijl hij dat zei, ging verdachte sneller rijden. [slachtoffer 1] zag op de snelheidsmeter dat zij 130 à 140 kilometer per uur reden. Ook haalde verdachte een andere verkeersdeelnemer in over een doorgetrokken streep. Volgens [slachtoffer 1] is verdachte onberekenbaar en dat maakte haar zo angstig. [slachtoffer 1] dacht dat verdachte echt tegen een boom zou rijden. Hij had haar eerder verteld dat hij zich van kant zou maken als hij alles zou verliezen. [17]
[slachtoffer 2] heeft ook aangifte gedaan van het voorval op 28 of 29 juni 2019. Zij heeft verklaard dat zij op de terugweg vanuit [plaats] naar [woonplaats] tegen haar vader heeft gezegd dat hij beroerd reed en dat dit niet wenselijk was in het donker. Daarop zei haar vader tegen haar dat zij haar bek moest houden en dat hij haar uit de auto zou zetten. Daarbij ging hij ook sneller rijden. Ze zag op de snelheidsmeter dat hij boven de 100 kilometer per uur reed. Haar vader zei ook dat zij haar rijbewijs waarschijnlijk nooit zou halen. Haar moeder zei hier iets over en toen zei haar vader: “ [slachtoffer 2] eruit of ik rijd ons allemaal te pletter”, althans woorden van die strekking. [18]
Verdachte heeft verklaard dat hij wel eens heeft gezegd dat hij zichzelf zou ophangen. [19]
Op basis van de vaststaande feiten met betrekking tot 29 juni 2020 en gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , alsmede de verklaring van verdachte dat hij in het verleden met zelfmoord heeft gedreigd, acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de auto heeft geroepen: “Ik rijd ons allemaal te pletter” en/of “Ik rijd jullie allemaal dood” en/of “Ik rijd jullie hartstikke dood tegen een boom”. De militaire kamer zal vervolgens beoordelen of deze bewoordingen gekwalificeerd kunnen worden als bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor veroordeling ter zake van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden en dat het opzet van verdachte daarop was gericht. Het is niet vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd achtte.
De militaire kamer overweegt het volgende. Onderweg naar huis ontstond een ruzie tussen verdachte en [slachtoffer 2] , waarbij verdachte heel boos werd. Dat verdachte boos was bleek ook zijn veranderende rijstijl. De door verdachte gebruikte bewoordingen zijn zonder meer van dien aard dat hierdoor de redelijke vrees voor een misdrijf gericht tegen het leven kon bestaan. Dat [slachtoffer 2] verdachte op dat moment niet erg serieus nam, doet hier – gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad – niet aan af. Niet vereist is immers dat de door verdachte gebruikte bewoordingen daadwerkelijk vrees hebben opgewekt bij [slachtoffer 2] , waardoor zij zich in haar vrijheid belemmerd zou hebben geacht. De militaire kamer acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 ten laste gelegde bedreigingen.
Ten aanzien van parketnummer 05/182537-20
De feiten [20]
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer 3] is de dochter van verdachte. Zij is op [geboortedatum 2] geboren. [21] Op 10 november 2018 heeft verdachte in hun woning in [woonplaats] in de gemeente Fryske Marren een mes richting [slachtoffer 3] gegooid. [22]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Volgens de officier van justitie kan de subsidiair ten laste gelegde bedreiging wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte met een tafelmes heeft gegooid. Het gooien van een dergelijk mes levert geen poging zware mishandeling op, hooguit een bedreiging. De verdediging is echter van mening dat uit het gooien van een tafelmes geen redelijke vrees op zwaar lichamelijk letsel kan worden afgeleid, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de militaire kamer
[slachtoffer 3] heeft op 14 mei 2020 aangifte gedaan tegen verdachte. Zij heeft verklaard dat zij op 10 november 2018 een gesprek met haar vader aanging, nadat hij na een ruzie weer aan de keukentafel was gaan zitten. Ze vroeg hem waar hij mee bezig was en maakte hem duidelijk dat zijn gedrag nergens voor nodig was en onacceptabel. Ze stond op dat moment vlak voor de muur op ongeveer vijf meter afstand van haar vader. Ze zag dat haar vader een mes pakte dat binnen handbereik lag. Het mes gooide hij met een bovenhandse beweging met kracht naar haar. [slachtoffer 3] zag het mes op haar afkomen en deed een stap opzij. [23] Volgens [slachtoffer 3] was het koksmes anders rakelings langs haar heen gegaan. Ook bleef het mes hangen in de gipsmuur.
Verdachte heeft verklaard dat hij weer was gaan eten toen [slachtoffer 3] hem met een grote mond de les ging lezen. Hij vond de reactie van [slachtoffer 3] niet gepast. Hij had de neiging om met voorwerpen te gooien als hij radeloos of boos was. Hij gooide het mes waarmee hij aan het eten was naar [slachtoffer 3] , omdat hij heel pissig was. Achteraf vind hij dat belachelijk en heeft hij er spijt van. [slachtoffer 3] stond op dat moment half achter de keukenkastjes. Verdachte bestrijdt dat hij een koksmes heeft gegooid. Het ging om een tafelmes. [24]
De militaire kamer is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling niet bewezen geacht kan worden. De militaire kamer heeft op grond van het dossier en het aangevoerde ter terechtzitting geen zekerheid over het soort mes waarmee verdachte heeft gegooid en de plek waar het terecht is gekomen. Zo is niet duidelijk geworden waar de koksmessen lagen toen verdachte met een mes gooide en is geen onderzoek verricht naar de muur waarin het mes volgens [slachtoffer 3] en haar moeder terecht is gekomen. Er zijn dan ook onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat verdachte met het gooien van een mes bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 3] veroorzaakt zou worden. De militaire kamer zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De militaire kamer acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn dochter [slachtoffer 3] heeft bedreigd door het gooien van een mes richting haar. Zoals hiervoor bij feit 2 onder parketnummer 05/166232-19 al is overwogen, is niet vereist dat [slachtoffer 3] daadwerkelijk voor haar leven of zware mishandeling vreesde en dat zij zich daardoor in haar vrijheid belemmerd achtte. Dat verdachte boos was en met een mes in de richting van [slachtoffer 3] gooide zijn naar het oordeel van de militaire kamer dusdanige omstandigheden dat hierdoor bij de bedreigde in het algemeen de redelijke vrees voor het ondergaan van zware mishandeling kan worden opgewekt. De militaire kamer acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/166232-19, feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, alsmede het onder parketnummer 05/182537-20 subsidiair tenlastegelegde, te weten dat:
parketnummer 05/166232-19
1.
hij op
of omstreeks5 juli 2019 te [woonplaats] , in de gemeente De Fryske Marren,
zijn echtgenote
en/of levensgezel, [slachtoffer 1] , en
/ofzijn kind [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 1] ) heeft mishandeld door toen aldaar:
 voornoemde [slachtoffer 1]
(met kracht
)aan de haren en
/ofeen haarklip te trekken en
/ofdie [slachtoffer 1]
te duwen en/often val te brengen en
/of;
 (met kracht) bij de keel te pakken/grijpen en
/ofde keel van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen/drukken en
/ofdichtgedrukt/dichtgeknepen te houden en/of;
 die [slachtoffer 1] te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en
/of;
 voornoemde [slachtoffer 2]
een/ofmeer malen te
stompen en/of teslaan;
2.
hij op
of omstreeks28
en/of 29 juni 2019, op een verkeersroute van [plaats] ,
gemeente Midden-Drenthenaar [woonplaats] , gemeente De Fryske Marren,
in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , die zich als passagiers bevonden in een door hem, verdachte,
bestuurde personenauto, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door toen aldaar in die rijdende personenauto, die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik rijd ons allemaal te pletter" en/of "Ik rijd jullie allemaal dood" en/of "Ik rijd jullie hartstikke dood tegen een boom", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 05/182537-20
subsidiair
hij op
of omstreeks10 november 2018, te [woonplaats] , in de gemeente De Fryske Marren, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door toen aldaar een mes,
althans een scherp en/of puntig en/of zwaar metalen voorwerp, (met kracht) in de richting
van het hoofd, althans het lichaam,van genoemde [slachtoffer 3] te gooien of te smijten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 van parketnummer 05/166232-19 :
mishandeling begaan tegen zijn echtgenoot en zijn kind;
ten aanzien van feit 2 van parketnummer 05/166232-19:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 05/182537-20:
bedreiging met zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 05/166232-19 heeft verdachte verklaard dat hij zichzelf tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moest verdedigen, omdat hij door hen werd aangevallen. De militaire kamer begrijpt dat verdachte hiermee een beroep op noodweer doet.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie twijfelt niet aan de inhoud van de verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hieruit volgt dat [slachtoffer 1] juist door verdachte werd aangevallen.
Beoordeling door de militaire kamer
Zoals de militaire kamer hiervoor bij de overwegingen omtrent het bewijs heeft weergegeven, is het door verdachte aangevoerde alternatieve scenario niet geloofwaardig gebleken. Het was juist verdachte die [slachtoffer 1] aanviel en [slachtoffer 2] probeerde [slachtoffer 1] te helpen. De militaire kamer is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen. Nu er geen sprake was van een noodweersituatie, zal het beroep op noodweer worden verworpen.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder parketnummer 05/116232-19 ten laste gelegde feiten 1 en 2, en het onder parketnummer 05/182537-20 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf, subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan ambulante behandeling indien de reclassering dat nodig acht en een rechtstreeks contactverbod met betrekking tot [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Verzocht is om rekening te houden met de bewezenverklaarde feiten en de andere kant van het verhaal. Er zijn ook incidenten in het gezin geweest waarbij verdachte niet betrokken was. Verdachte heeft weliswaar fouten gemaakt, maar deze moeten niet leiden tot de geëiste straf. Dat zal hem zijn carrière kosten. Daarnaast mag de strafzaak geen splijtzwam vormen, men zal omwille van de kinderen met elkaar in contact moeten blijven. Verdachte is bereid te werken aan zijn eigen feilen en onhebbelijkheden.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 22 oktober 2020;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 2 november 2020.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld en bedreiging van zijn vrouw en twee oudste dochters. Het huiselijk geweld is een ernstig strafbaar feit dat plaatsvond binnen de woning waar verdachte en zijn echtgenote verbleven. Dat is een plek waar het gehele gezin zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Daarbij komt dat het huiselijk geweld zich afspeelde voor de ogen van zijn oudste dochter en dat het uiteindelijk ook tegen haar werd gericht. Hiermee heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van zowel zijn echtgenote als zijn dochter ernstig aangetast. Dit klemt temeer nu verdachte als militair geacht wordt met agressiviteit te kunnen omgaan. In plaats daarvan was hij op 5 juli 2019 echter de agressor. Het is een feit van algemene bekendheid dat zulke gebeurtenissen een grote impact op kinderen hebben. Dat dit ook het geval is geweest bij [slachtoffer 2] , volgt uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Zij wilde haar moeder helpen, omdat zij bang was dat zij haar moeder anders nooit meer zou kunnen zien. Daarnaast blijkt ook uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 3] hoezeer zij beschadigd is door wat er in het gezin gebeurde. De militaire kamer neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij het zover heeft laten komen.
Uit het uittreksel justitiële documentatie volgt dat verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
In het reclasseringsadvies is onder meer het volgende overwogen. Verdachte heeft een contactverbod opgelegd gekregen met zijn echtgenote en hij heeft andere woonruimte gevonden. De relatie met zijn echtgenote is beëindigd, maar de angel is nog niet uit de situatie. Er wordt nog steeds geruzied over niet nagekomen afspraken. De twee jongsten van zijn vier kinderen wonen bij hem en zouden volgens de omgangsregeling ook regelmatig naar hun
moeder moeten. Ook daarover zijn spanningen. Zo wil hun zoon niet meer naar zijn moeder. Volgens verdachte vindt er nog steeds huiselijk geweld bij zijn ex-echtgenote thuis plaats. Verdachte zou – sinds hij niet meer samen is met zijn ex-echtgenote – de kinderen niet meer slaan en niet meer gooien met spullen als hij kwaad is.
Indien verdachte wordt aangemerkt als een strafbare dader, dan bestaat de kans dat hij zijn baan bij defensie kwijtraakt, waardoor de leefgebieden dagbesteding en financiën niet meer als beschermend kunnen worden aangemerkt. Doordat de verhouding tussen verdachte en zijn inmiddels ex-echtgenote onverminderd leidt tot ruzies en beschuldigingen over en weer, voorziet de reclassering dat er een gerede kans op recidive is. Verdachte en zijn ex-echtgenote hebben jarenlang hun negatieve relatiedynamiek in stand gehouden en lijken dat nu
voort te zetten ondanks dat ze uit elkaar zijn. De belangen van het emotionele welzijn van de
kinderen lijkt daaraan ondergeschikt. De reclassering ziet een meerwaarde in een behandeling bij de Forensische poli die gericht is op delictscenario / huiselijk geweld om verdachte handvatten te geven om in de toekomst op een adequate wijze om te gaan met de negatieve uitdagingen die op zijn pad komen. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Indien verdachte wordt veroordeeld, adviseert de reclassering oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Alles afwegend zal de militaire kamer een iets lagere straf aan verdachte opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Gelet op de ernst van de feiten zal de militaire kamer aan verdachte een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, en tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opleggen, met een proeftijd van 2 jaren. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte nogmaals in de fout gaat. Hieraan worden als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan ambulante behandeling en een contactverbod met [slachtoffer 1] met dien verstande dat verdachte contact mag opnemen met de advocaat van [slachtoffer 1] of de gezinsvoogd als het hun echtscheiding of hun kinderen betreft.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder parketnummer 05/166232-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 1.392,09, bestaande uit € 1.000,- aan immateriële schade en € 308,25 (eigen risico) en € 83,84 (reiskosten) aan materiële schade inclusief de wettelijke rente.
[slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 600,- aan immateriële schade inclusief de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om toewijzing van beide vorderingen en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in beide gevallen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om afwijzing van beide vorderingen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat nergens uit blijkt dat [slachtoffer 1] de rekening voor het eigen risico heeft betaald, zodat dit deel van de vordering moet worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging aangevoerd dat er geen onderbouwing is voor schade door de beweerdelijke bedreiging. Bovendien nam [slachtoffer 2] de bedreiging niet serieus. Dat deel van de vorderingen dient om die reden ook te worden afgewezen.
Beoordeling door de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, bestaande uit de reiskosten die zij heeft moeten maken. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Nu onvoldoende vaststaat dat [slachtoffer 1] de kosten voor het eigen risico heeft betaald, wordt dit deel van de gevorderde materiële schade afgewezen.
De militaire kamer is van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de reiskosten tot een hoogte van € 83,84 kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 5 juli 2019 wettelijke rente over dit toegewezen bedrag verschuldigd.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vorderingen is besproken, stelt de militaire kamer vast dat beide benadeelde partijen door het bewezenverklaarde schade hebben geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 van het BW vallen.
Door de mishandeling heeft [slachtoffer 1] immers plukken haar verloren, diverse blauwe plekken opgelopen en langere tijd van haar ribben last gehad. Bovendien is zij door de bedreiging en de mishandeling op andere wijze in haar persoon aangetast. Het door verdachte toegepaste verbale en fysieke geweld vormt een forse inbreuk op de persoonlijke integriteit van [slachtoffer 1] , waarvan de gevolgen zozeer voor de hand liggen dat ook zonder nadere onderbouwing met concrete gegevens kan worden aangenomen dat zij daardoor immateriële schade heeft geleden. Ook [slachtoffer 2] is door de mishandeling van haar en haar moeder op andere wijze in haar persoon aangetast. Zij heeft onderbouwd dat zij ten gevolge van de gebeurtenissen geestelijk letsel heeft geleden. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De gevorderde bedragen aan immateriële schadevergoeding, voor [slachtoffer 1] een bedrag van € 1.000,- en voor [slachtoffer 2] € 600,-, acht de militaire kamer redelijk en zal zij toewijzen,
Verdachte is vanaf 5 juli 2019 wettelijke rente over de toegewezen immateriële schade bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/182537-20 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstraf van 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt wegens het bewezenverklaarde tevens tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
 bepaalt dat deze
gevangenisstraf niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
o stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o stelt als bijzondere voorwaarden dat:
 verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 verdachte zal meewerken aan ambulante behandeling door de Forensische poli of een soortgelijke hulpverlener, zulks te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
 verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. Indien het de afhandeling van de echtscheiding dan wel de kinderen betreft, dan is het verdachte toegestaan contact op te nemen met de echtscheidingsadvocaat van [slachtoffer 1] dan wel de gezinsvoogd. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden, behoudens het contactverbod en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 en feit 2 onder parketnummer 05/166232-19 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.083,84 aan materiële schade en smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
5 juli 2019tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade van het eigen risico ad € 308,25 af;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 1.083,84 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
5 juli 2019tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
20dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 en feit 2 onder parketnummer 05/166232-19 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 600,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
5 juli 2019tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 600,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
5 juli 2019tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen
12dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. G.W.B. Heijmans, rechter en kapitein ter zee mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant(en)] van de politie Oost-Nederland, district [district], opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL[dossiernummer], gesloten op [datum sluiting] en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 25.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 54.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 26 en 27; een schriftelijk bescheid zijnde een mutatierapport, p. 216.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 november 2020.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 187.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 177 en 178; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 182.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 26.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 31 en 32.
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 27.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 46 t/m 48.
12.Proces-verbaal letselfotografie, p. 34.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 61 en 62.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 63 en 67.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 69.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 87.
17.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 178.
18.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 182.
19.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 november 2020.
20.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee, district Noord-Oost, brigade Waddengebied, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27ND/20-001600, gesloten op 23 juni 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
21.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 9.
22.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 november 2020; een schriftelijk bescheid zijnde een mutatierapport, p. 216.
23.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 11 en 12.
24.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 november 2020.