ECLI:NL:RBGEL:2020:6515

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
05/880862-17 ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens vrijspraak in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 3 december 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van de officier van justitie tegen de betrokkene, geboren in 1980. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door hem was geschat op € 98.880, zou vaststellen en de betrokkene zou verplichten tot betaling aan de Staat. De vordering werd behandeld tijdens een zitting op 5 november 2020, waarbij de betrokkene aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J.M.J. Damen.

De officier van justitie stelde dat wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de betrokkene samen met een veroordeelde € 98.880 had weggenomen bij een bank. De officier vorderde dat dit bedrag aan de betrokkene werd toegerekend, wat zou resulteren in een veroordeling tot betaling van € 49.440. De verdediging pleitte echter voor integrale vrijspraak en verzocht de ontnemingsvordering af te wijzen.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het vonnis van 3 december 2020, waarbij de betrokkene was vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Aangezien een veroordeling in de strafzaak een noodzakelijke voorwaarde is voor de oplegging van de ontnemingsmaatregel, heeft de rechtbank geoordeeld dat de ontnemingsvordering moest worden afgewezen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/880862-17
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[betrokkene](hierna: betrokkene),
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. E.J.M.J Damen, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de betrokkene de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is gesteld op
€ 98.880,--.

2.De procedure

Ter terechtzitting van 28 mei 2020 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering aanhangig gemaakt. Het onderzoek is vervolgens geschorst.

3.Het onderzoek ter terechtzitting

De vordering is laatstelijk op 5 november 2020 ter terechtzitting behandeld. Daarbij is betrokkene verschenen, bijgestaan door mr. E.J.M.J. Damen, advocaat te Arnhem. Het onderzoek is op 19 november 2020 gesloten.
De officier van justitie, mr. L. Grooters, heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat betrokkene samen met veroordeelde [veroordeelde] € 98.880,-- heeft weggenomen bij de [bank] in [plaats] . De officier van justitie heeft gevorderd dat dit verkregen voordeel pondspondsgewijs aan betrokkene en veroordeelde [veroordeelde] wordt toegerekend en dat betrokkene aldus wordt veroordeeld tot betaling van € 49.440,--.
Betrokkene en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. Gelet op de bepleite integrale vrijspraak, heeft de verdediging verzocht de ontnemingsvordering af te wijzen.

4.De beoordeling van de vordering

Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 3 december 2020 tegen betrokkene gewezen vonnis waarbij betrokkene is vrijgesproken van alle ten laste gelegde - en aan deze vordering ten grondslag liggende - feiten. Een veroordeling in de strafzaak is een noodzakelijke voorwaarde voor oplegging van de ontnemingsmaatregel. Nu betrokkene is vrijgesproken, en dus geen sprake is van een veroordeling in de strafzaak, is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige vordering moet worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gegeven door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2020.