Uitspraak
28 mei 2020, 13 augustus 2020, 5 november 2020 en 19 november 2020.
1.De inhoud van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het uit de diefstal afkomstige geld, door dit geld om te zetten in voorwerpen. Ook het storten van geld op de rekening van zijn dochter kan als witwassen worden gekwalificeerd. Het van diefstal afkomstige geld is vermengd geraakt met het overige contante vermogen van verdachte en vormt een substantieel bedrag van het contante geld, waardoor het volledige geldbedrag dat is aangewend voor het doen van contante aankopen en het geldbedrag dat contant is gestort op de bankrekening van zijn dochter als middellijk of onmiddellijk afkomstig uit enig misdrijf dient te worden aangemerkt. Het gaat dan om een bedrag van € 15.479,13.
Voor wat betreft feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld, noch wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan enige vorm van witwassen. Verdachte beschikte grotendeels over het contante geld, omdat dat opgespaard was uit salaris.
opmerking rechtbank: dit betreft het woonadres van verdachte). In de keukenlade van het keukenblok zijn meerdere aankoopnota’s aangetroffen die cashbetalingen betroffen en waren gedateerd na 23 maart 2017: [2]
3.Bewezenverklaring
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 november 2016
een geldbedrag tot een totaalbedrag van 15479,13 euro,
/of
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
taakstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;