ECLI:NL:RBGEL:2020:6470

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
8827428
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Dynniq Nederland B.V. over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. [verzoeker] was in dienst als Field Engineer bij Dynniq en werd op 28 augustus 2020 ontslagen, nadat hij niet kon aantonen dat hij beschikte over de vereiste diploma's voor zijn functie. De procedure begon met een verzoekschrift van [verzoeker] waarin hij het ontslag aanvecht en verzoekt om terugkeer naar zijn functie en betaling van zijn salaris. Dynniq verweert zich door te stellen dat het ontbreken van het diploma een dringende reden voor ontslag vormt. De kantonrechter oordeelt dat er inderdaad sprake was van een dringende reden, omdat [verzoeker] niet openhartig is geweest over zijn diploma's en de gevolgen daarvan voor zijn inzetbaarheid. De kantonrechter wijst de verzoeken van [verzoeker] af en kent Dynniq een gefixeerde schadevergoeding toe van € 3.472,23. Tevens wordt [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8827428 \ HA VERZ 20-174 \ 693 / 32548
uitspraak van 8 december 2020
beschikking
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde SRM Rechtsbijstand, t.a.v. mr. M.L. Govers-Vennemans
en
de besloten vennootschap
Dynniq Nederland B.V.
gevestigd te Amersfoort
verwerende partij
gemachtigde mr. R.P. van Huussen
Partijen worden hierna [verzoeker] en Dynniq genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 8 oktober 2020 met 14 producties
- het verweerschrift met 22 producties
- akte overlegging productie 15
1.2.
Op 17 november 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de
griffier aantekeningen heeft gemaakt. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht mede
aan de hand van pleitnotities van de gemachtigden van partijen.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Recruitmentbureau G2 Recruitment Solutions benadert [verzoeker] voor de functie van Field Engineer bij Dynniq. Uit de vacaturetekst van Dynniq wordt geciteerd:
Daarnaast beschik je over:
 een afgeronde HBO-opleiding (elektronica of informatica)
 of een MBO afgeronde opleiding met een aantal jaar werkervaring in het elektronische i.c.m. ICT vakgebied;
 kennis en ervaring met verkeersmanagement systemen is geen must maar is welkom;
 bezit van rijbewijs B
2.2.
De recruiter legt, na contact met [verzoeker] via LinkedIn, contact met Dynniq en stuurt het cv van [verzoeker] toe. Uit zijn cv wordt geciteerd:
1998 – 2000 MTS [school] , Arnhem
1995 – 1997 MBO Detailhandel (MMO)
[school] , Velp
1991 – 1995 MAVO
[school] , Arnhem
Diploma, juni 1995
2.3.
Nadat partijen een gesprek hebben en tot overeenstemming komen over de arbeidsvoorwaarden verzoekt Dynniq om afschriften van diploma’s en certificaten die relevant zijn voor de functie. [verzoeker] levert enkele bescheiden aan per e-mail.
2.4.
[verzoeker] treedt op 1 augustus 2019 in dienst bij Dynniq op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, in de functie van Field Engineer, tegen een bruto salaris van € 3.802,78 per maand, exclusief vakantiegeld. Per 1 augustus 2020 wordt zijn contract verlengd met één jaar.
2.5.
In het eerste jaar werkt [verzoeker] onder supervisie van [naam 1] . Daarna is het de bedoeling dat hij als zelfstandig field engineer aan de slag kan gaan.
2.6.
Op 29 juli 2020 verzoekt de heer [naam 2] , leidinggevende field engineers, om een kopie van het MTS-diploma van [verzoeker] , vanwege een benodigde QHSE aanwijzing. [verzoeker] zegt dat zijn diploma’s zijn gestolen bij een woninginbraak. [naam 2] verzoekt hem het diploma op te vragen bij het opleidingsinstituut.
2.7.
Diezelfde dag stuurt [verzoeker] aan het examenbureau van [school] een e-mail met het verzoek om een nieuw diploma. [school] blijkt in die periode dicht te zijn vanwege vakantie, reden waarom [verzoeker] aan [naam 2] aangeeft eerst nog in zijn mail te zullen gaan kijken of hij daar een kopie van het diploma kan vinden. Dit levert niets op.
2.8.
Op 10 augustus 2020 hebben [verzoeker] en [naam 2] een gesprek over de ontstane situatie. Per e-mail van 11 augustus bevestigt [naam 2] het gesprek van de dag ervoor en de gemaakte afspraken. Uit deze e-mail wordt geciteerd:
Gistermiddag d.d. 10 augustus 2020 hebben we elkaar in Amersfoort gesproken over het ontbreken van je diploma’s. Je geeft aan dat deze vier jaar geleden gestolen zijn. Vanuit Dynniq zijn de gevraagde diploma’s noodzakelijk om een aanwijzing vanuit QHSE te kunnen ontvangen. Zonder deze aanwijzing ben je niet inzetbaar voor een groot deel van de werkzaamheden binnen Field Engineering. Het ontbreken en het niet kunnen overhandigen van de benodigde diploma’s lijdt er toe dat je op dit moment niet inzetbaar bent voor de werkzaamheden in jouw functie als Field Engineer.
In ons gesprek d.d. 10 augustus 2020 hebben wij daarom de volgende afspraken gemaakt:
 Je legt zo snel mogelijk, maar in ieder geval vóór 18 augustus, contact met [school] om een bewijs van jouw diploma’s (Elektrotechniek BBL) op te vragen.
 Bij ontvangst overhandig je dit bewijs van deelnamen/diploma’s direct aan Dynniq.
Gezien je nu niet inzetbaar bent in jouw huidige functie hebben wij jou gevraagd vervroegd (vier dagen) verlof op te nemen tot bovenstaande situatie is opgelost. Je geeft aan hier niet voor open te staan en verwacht dat Dynniq vervangend werk voor jou zoekt. Tot aan jouw vakantie die ingaat per 17 augustus 2020 faciliteren wij vanuit Dynniq jou in vervangend werk. Er vanuit gaande dat jij na jouw verlof van 17 augustus 2020 beschikt over jouw diploma’s en het bewijs hiervan kan overhandigen aan Dynniq.
(…)
2.9.
[verzoeker] doet navraag bij [school] . Op 17 augustus blijkt dat [verzoeker] geen diploma heeft behaald voor de opleiding Elektrotechniek. Hierover informeert hij [naam 2] direct per e-mail, waaruit wordt geciteerd:
Vandaag had ik contact met mijn oude school [school] en paar uur later heb ik van hun de resultaat te horen gekregen. Ik had mijn opleiding niet afgemaakt en dus geen diploma en/of certificaten om over te kunnen handigen.
Wat ik wel kan doen is al mijn werkervaringen van de afgelopen 23 jaar als Field Engineer, laten waarderen en verzilveren tot een erkende MBO diploma. Echter duurt dit proces een paar weken en hangt er een prijskaartje. Ik heb a.s. vrijdag een intakegesprek met een EVC instituut en die kan beoordelen of ik in aanmerking kom.
Ik ben op mijn werk telefoon niet bereikbaar, ligt thuis en ik ben nu niet thuis.
2.10.
De volgende ochtend reageert [naam 2] per e-mail, waaruit wordt geciteerd:
Er vanuit gaande dat jij zou beschikken over de diploma’s, creëert dit onverwachts toch nog een vervelende situatie. Graag bespreken wij dit met jou en HR direct na jouw vakantie in een gesprek.
2.11.
Op 19 augustus 2020 reageert [verzoeker] op de mail van [naam 2] en vraagt hem of dit betekent dat hij op zoek moet naar ander werk of dat er een oplossing komt met behoud van werk. [naam 2] meldt op 20 augustus 2020 dat Dynniq nog bezig is met het uitzoeken van mogelijkheden en dat hij [verzoeker] nog geen duidelijkheid kan verschaffen over de gevolgen. Hij verzoekt [verzoeker] om een afspraak te maken voor een gesprek.
2.12.
Op 26 augustus 2020 vindt het gesprek tussen partijen plaats over de ontstane situatie. Zij vinden in dat gesprek geen oplossing.
2.13.
Op 28 augustus 2020 neemt de gemachtigde van [verzoeker] contact op met Dynniq en meldt [verzoeker] zich ziek. Telefonisch contact met [verzoeker] is niet mogelijk, waardoor diezelfde dag ontslag op staande voet per brief, e-mail en WhatsApp volgt.
2.14.
Na het ontslag corresponderen partijen per e-mail op 31 augustus 2020 en 4 september 2020, maar zij komen niet tot een minnelijke oplossing.

3.Het verzoek en het zelfstandig tegenverzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
I. het ontslag op staande voet te vernietigen;
II. Dynniq te veroordelen om [verzoeker] toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden als field engineer op de gebruikelijke tijdstippen en voorwaarden binnen 48 uur na betekening van deze beschikking op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan, gedurende welke Dynniq in gebreke blijft aan deze veroordeling volledig te voldoen;
III. Dynniq te veroordelen tot betaling van het maandelijkse salaris van [verzoeker] inclusief alle daarbij horende emolumenten vanaf 28 augustus 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, voor zover aan de orde;
subsidiair:
I. Dynniq te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding aan [verzoeker] zoals in het verzoekschrift omschreven, ad € 22.500,00 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding en te voldoen binnen een week na de datum van deze beschikking, bij gebreke waarvan de wettelijke rente is verschuldigd;
II. Dynniq te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging zoals vermeld in het verzoekschrift ad € 45.177,11 bruto, althans een bedrag door de kantonrechter te bepalen, zulks te voldoen binnen een week na de datum van deze beschikking, bij gebreke waarvan de wettelijke verhoging en wettelijke rente verschuldigd zullen zijn;
III. Dynniq te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding zoals vermeld in het verzoekschrift ad € 1.474,02, althans de vergoeding vast te stellen die volgens de rechtbank verschuldigd is, te voldoen binnen een week na de datum van deze beschikking, bij gebreke waarvan de wettelijke rente verschuldigd zal zijn;
meer subsidiair
I. voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet aan [verzoeker] een transitievergoeding toe te kennen zoals vermeld in het verzoekschrift, te voldoen binnen een week na de datum van deze beschikking, bij gebreke waarvan de wettelijke rente verschuldigd zal zijn;
primair, subsidiair en meer subsidiair
I. Dynniq te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] legt het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag. [verzoeker] stelt dat er geen grond was voor het ontslag op staande voet, nu er geen sprake is van een dringende reden. Bovendien is het ontslag niet onverwijld gegeven nu al op 17 augustus 2020 bij Dynniq bekend was dat [verzoeker] het MBO diploma niet had en hij pas op 28 augustus 2020 op staande voet is ontslagen. Volgens [verzoeker] maken de omstandigheden van het geval dat er geen dringende reden is. In het geval geoordeeld wordt dat er wel een dringende reden is, is er geen sprake van ernstige verwijtbaarheid, waarmee [verzoeker] recht heeft op de transitievergoeding.
3.3.
Dynniq voert verweer en verzoekt de kantonrechter de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen en op het daartoe strekkend zelfstandig tegenverzoek van Dynniq, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, [verzoeker] primair te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 3.472,23 en subsidiair de arbeidsovereenkomst te ontbinden tegen de kortst mogelijke termijn, zonder toekenning van een transitievergoeding, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten, te vermeerderen met € 157,00 nakosten en met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,00 indien [verzoeker] niet uiterlijk binnen 14 dagen aan deze uitspraak heeft voldaan en betekening van de in dezen te geven beschikking heeft plaatsgevonden.

4.De beoordeling

in het verzoek
4.1.
[verzoeker] heeft het verzoek tijdig ingediend, nu het is ontvangen binnen twee maanden nadat het ontslag op staande voet is gegeven.
4.2.
Het verzoek is er met name op gericht het ontslag op staande voet te vernietigen, reden waarom eerst zal worden beoordeeld of sprake is van een dringende reden die onverwijld is medegedeeld, alvorens wordt ingegaan op het subsidiair en meer subsidiair verzochte en het tegenverzoek.
4.3.
Ingevolge artikel 7:677 lid 1 BW is iedere partij bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van werknemer, die ten gevolge hebben dat van werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De door de werkgever aan het ontslag ten grondslag gelegde en aan de werknemer onverwijld medegedeelde reden, fixeert de omvang van het debat tussen partijen, omdat voor de werknemer onmiddellijk duidelijk behoort te zijn welke eigenschappen of gedragingen de ander hebben genoodzaakt tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De werknemer moet zich immers na de mededeling kunnen beraden of hij de opgegeven reden(en) als juist erkent en als dringend aanvaardt.
4.4.
[verzoeker] heeft onder andere aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de door Dynniq aangevoerde reden voor het ontslag op staande voet geen dringende reden is. Het hebben van een diploma is geen wettelijk vereiste voor de functie die [verzoeker] bekleedde. Hij heeft ook niet gezegd dat hij het diploma wel had, maar slechts dat hij het niet meer wist. De opleiding heeft hij weldegelijk gevolgd, dat staat ook op zijn cv. Daar is niet op vermeld dat hij een diploma heeft gehaald. Als het behalen van dit diploma zo belangrijk was voor Dynniq had zij beter onderzoek moeten doen bij zijn aanstelling, aldus [verzoeker] .
Vervolgens is de mededeling van het ontslag niet onverwijld gegeven. Al op 17 augustus 2020 was bij Dynniq bekend dat [verzoeker] het diploma niet had. Vervolgens heeft op 26 augustus 2020 nog een gesprek plaatsgevonden tussen partijen, waarin Dynniq te kennen heeft gegeven zich te zullen beraden. Pas twee dagen later, op 28 augustus 2020 wordt het ontslag op staande voet gegeven. Dat is volgens [verzoeker] te laat, om van een onverwijld gegeven ontslag te kunnen spreken. Ten slotte beroept [verzoeker] zich op zijn persoonlijke omstandigheden, waarmee Dynniq geen rekening heeft gehouden.
4.5.
Dynniq voert aan aan dat het beschikken over een MBO diploma elektro techniek cruciaal is om de functie van field engineer, na het werken onder supervisie gedurende het eerste jaar, zelfstandig uit te mogen voeren. Dit is gelegen in het voldoen aan de wettelijke NEN-3140 norm op grond van de Arbowetgeving, waarvoor een QHSE certificaat nodig is. Dynniq ging er vanuit en mocht erop vertrouwen, dat [verzoeker] het MBO diploma had behaald nu het een van de functie-eisen was in de vacature. Ook is hem hiernaar gevraagd in het sollicitatiegesprek. Zijn cv vermeldt bovendien dat hij een MBO opleiding heeft gevolgd. Hiermee heeft hij in ieder geval de schijn gewekt, waarop Dynniq mocht vertrouwen, dat hij het MBO diploma in zijn bezit had. Ter zitting heeft Dynniq onweersproken toegelicht dat zij bij de sollicitatieprocedure vraagt naar de opleidingen van een potentiële werknemer en vervolgens de relevante diploma’s opvraagt bij de nieuwe medewerker. Op het moment dat die documenten worden verstrekt, worden ze niet gecontroleerd, maar in de personeelsmap opgeslagen/bewaard, om zo nodig geraadpleegd of gebruikt te kunnen worden. Bijvoorbeeld toen er voor [verzoeker] een QHSE certificering moest worden aangevraagd. Omdat zijn MBO diploma niet voorhanden was, is hem dat op 29 juli 2020 door [naam 2] gevraagd. Vervolgens zijn door [verzoeker] verschillende en tegenstrijdige uitspraken gedaan over het diploma. Eerst was het gestolen bij een inbraak, later kon hij zich niet meer herinneren of hij het diploma had gehaald. Hij heeft er digitaal naar gezocht en in dat kader aan mevrouw Terpstra gezegd het diploma eerder digitaal te hebben gebruikt bij een sollicitatie. Uiteindelijk vraagt hij een nieuw exemplaar aan bij [school]. Op 17 augustus 2020 mailt [verzoeker] [naam 2] , naar aanleiding van het bericht van [school], dat hij geen diploma heeft behaald. Na deze mededeling is hij niet bereikbaar voor Dynniq.
4.6.
Wat betreft het onverwijld meedelen van de dringende reden voert Dynniq het volgende aan. [verzoeker] heeft van 17 tot 28 augustus 2020 vakantie. Dynniq wil na het bericht van [verzoeker] op 17 augustus 2020 eerst een hoor- en wederhoor gesprek met hem houden. Zij voert aan dat zij hiermee mocht wachten tot na zijn vakantie. Echter, [verzoeker] geeft er zelf de voorkeur aan het gesprek eerder te laten plaatsvinden. Dat kan uiteindelijk, mede vanwege beschikbaarheid van mensen en een geschikte locatie, op 26 augustus 2020. Na dit gesprek beraadt Dynniq zich en de volgende ochtend probeert [naam 2] [verzoeker] te bereiken om hem het ontslag op staande voet en de reden daarvan mede te delen. Hij is echter niet bereikbaar en meldt per WhatsApp bericht, “geen behoefte aan mondeling/telefonisch contact” te hebben. Vervolgens stelt Dynniq de ontslagbrief op, die hem op 28 augustus 2020 bereikt. Aldus betoogt Dynniq dat zij onverwijld heeft gehandeld, ook nu er tussen 17 en 28 augustus 2020 elf dagen zijn verstreken. In zijn reactie van 31 augustus 2020 geeft [verzoeker] overigens wederom een andere reden voor het ontbreken van zijn diploma, ditmaal is hij vergeten dat hij het diploma heeft behaald.
4.7.
De kantonrechter zal het ontslag op staande voet in stand laten. Daartoe wordt als volgt overwogen. De voornaamste gedraging van [verzoeker] , die de dringende reden oplevert, bestaat erin dat hij, nadat hij daartoe meermaals de mogelijkheid heeft gehad, geen open kaart heeft gespeeld in de zomer van 2020. [naam 2] vroeg hem op 29 juli 2020 naar het diploma. In ieder geval moest hem op dat moment, voor zover het hem niet al eerder bekend was, het belang van het diploma duidelijk zijn. De kantonrechter acht het ongeloofwaardig dat [verzoeker] niet meer wist of hij het MBO diploma wel of niet heeft gehaald. Hij geeft aan dat hij nog goed wist dat hij examen had afgelegd, omdat het op een andere locatie was dan gewoonlijk. Dan is het, anders dan hij zelf stelt, op zijn minst opmerkelijk dat de uitslag van dat examen niet is bijgebleven. Daarnaast stelt hij in zijn verzoekschrift dat hij op zijn cv bewust niet heeft opgeschreven dat hij het diploma heeft behaald, terwijl hij dat bij zijn Mavo opleiding bewust wel heeft gedaan. Dit verhoudt zich niet tot zijn verklaring dat hij niet meer wist of hij een diploma heeft gehaald. Evenmin verhoudt dit zich tot zijn eerste verklaring dat het diploma is gestolen. Hij houdt Dynniq nog ruim twee weken ‘aan het lijntje’, door bij [school] navraag te doen naar een diploma en blijft intussen volhouden dat het diploma is gestolen.
Daar komt bij dat [verzoeker] onder deze omstandigheden geen QHSE certificaat kan krijgen en niet zelfstandig inzetbaar is voor Dynniq, terwijl [verzoeker] wist dat hij na een jaar onder begeleiding te hebben gewerkt, zelfstandig aan de slag zou gaan. Al hetgeen [verzoeker] heeft gesteld ten aanzien van de wervings- en selectieprocedure en de eventuele onderzoeksplicht van Dynniq hierbij kan hem, gelet op het voorgaande, niet baten. [verzoeker] heeft nog een beroep gedaan op zijn persoonlijke omstandigheden, maar deze niet verder onderbouwd. De kantonrechter weegt in haar oordeel mee dat [verzoeker] iets meer dan één jaar in dienst was bij Dynniq en ruime werkervaring heeft als field engineer/ in technische functies.
4.8.
Vervolgens ligt ter beoordeling voor of Dynniq onverwijld heeft opgezegd. Op 17 augustus 2020 werd bij Dynniq bekend dat [verzoeker] niet beschikte over het diploma. Vervolgens heeft [naam 2] op 18 augustus 2020 gemeld dat partijen hierover in gesprek moesten gaan. De kantonrechter is met Dynniq van oordeel dat zij, gelet op de vakantie van [verzoeker] (van 17 tot 28 augustus 2020), mocht wachten met het voeren van een hoor- en wederhoor gesprek tot na zijn vakantie. Nu hij zelf liever eerder een gesprek voerde, is dat in overleg gepland op 26 augustus 2020. Dat [verzoeker] de volgende dag niet bereikbaar is voor de telefonische mededeling en toelichting van het ontslag op staande voet en hem daarom een dag later de ontslagbrief bereikt, doet niet af aan de onverwijldheid van het gegeven ontslag. Dynniq heeft hiermee rechtsgeldig ontslag op staande voet aan [verzoeker] verleend.
4.9.
Voorgaande heeft tot gevolg dat de primaire verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen. Ook de subsidiaire verzoeken tot het ontvangen van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging worden, onder verwijzing naar het voorgaande, afgewezen. Ten aanzien van de (meer) subsidiair verzochte transitievergoeding overweegt de kantonrechter dat, gelet op hetgeen is overwogen ten aanzien van de dringende reden, onder deze omstandigheden ook sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verzoeker] , reden waarom het verzoek om toekenning van de transitievergoeding wordt afgewezen.
in het tegenverzoek
4.10.
Dynniq verzoekt [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 3.472,23 op grond van het bepaalde in artikel 7:677 lid 2 BW. Dynniq stelt dat niet zij, maar [verzoeker] , door zijn opzet dan wel schuld, aan Dynniq een dringende reden heeft gegeven waardoor de arbeidsovereenkomst onregelmatig is geëindigd. Nu tussentijdse opzegging mogelijk is, vordert zij het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. De kantonrechter is van oordeel dat voor zover [verzoeker] niet opzettelijk verkeerde/ geen juiste informatie heeft verstrekt over het ontbreken van zijn MBO diploma, het in ieder geval aan zijn schuld te wijten is dat hij hierover niet vanaf het begin open en duidelijk is geweest. Het verzoek van Dynniq tot toekenning van een gefixeerde schadevergoeding zal daarom, en nu de hoogte ervan niet is betwist, worden toegewezen zoals verzocht.
in het verzoek en in het tegenverzoek
4.11.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in het verzoek en in het tegenverzoek worden veroordeeld in de proceskosten. De door Dynniq verzochte veroordeling in de nakosten zullen worden toegewezen tot het maximale bedrag voor kantonzaken, te weten € 120,00.

5.De beslissing

De kantonrechter,
in het verzoek
5.1.
wijst de verzoeken af;
in het tegenverzoek
5.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van een bedrag van € 3.472,23;
in het verzoek en in het tegenverzoek
5.3.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van Dynniq begroot op een bedrag van € 720,00 aan salaris gemachtigde en € 120,00 voor de nakosten;
5.4.
verklaart alle veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. A.J. Weerkamp-Beens en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2020.