In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen erfgenamen over de nalatenschap van mevrouw A.E.M. Bosman, die op 29 november 2018 is overleden. De erfgenamen, bestaande uit broers en zusters, hebben een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] om rekening en verantwoording te doen over het beheer van de bankrekening van erflaatster. De rechtbank heeft vastgesteld dat erflaatster bij testament van 23 augustus 1968 over haar nalatenschap heeft beschikt en dat de erfgenamen ieder voor 1/6 deel erfgenaam zijn. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat [gedaagde 1] op basis van een volmacht van 17 december 2015 bevoegd was om over de bankrekeningen van erflaatster te beschikken.
De rechtbank heeft de geestelijke gezondheid van erflaatster beoordeeld en geconcludeerd dat zij ten tijde van haar overlijden voldoende compos mentis was. Dit was van belang voor de beoordeling van de verplichting tot rekening en verantwoording. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen verplichting bestond voor [gedaagde 1] om rekening en verantwoording af te leggen aan de erfgenamen, omdat de volmacht geen dergelijke verplichting inhield. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers in conventie afgewezen, evenals de vorderingen in reconventie van [gedaagde 1].
De rechtbank heeft uiteindelijk de wijze van verdeling van de nalatenschap gelast, waarbij iedere erfgenaam recht heeft op 1/6 van de nalatenschap. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 16 december 2020.