Op 10 november 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een zorgzaak. Het verzoeker was gericht tegen mr. drs. A.E.H. Bovy, de rechter die de zitting leidde. De verzoeker voerde aan dat de rechter zich onvoldoende kritisch had opgesteld ten opzichte van de moeder en de vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. Hij stelde dat de rechter partijdig was en blind vertrouwde op de informatie van deze instanties, wat zijn vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid versterkte.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 november 2020 werd het wrakingsverzoek besproken. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De gronden die de verzoeker aanvoerde, waren voornamelijk gericht op de inhoudelijke behandeling van de zaak en de wijze waarop de rechter de zitting leidde. De wrakingskamer benadrukte dat het aan de rechter is om de regie over de zitting te voeren en dat de keuze van de GI voor vertegenwoordigers niet automatisch leidt tot een schijn van partijdigheid.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen concrete feiten waren die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. De griffier, mr. N.J.H. Klomp, was aanwezig bij de uitspraak, die werd gedaan door de rechters J.R. Veerman, S.J. Peerdeman en A.F. Germs-de Goede.