ECLI:NL:RBGEL:2020:6256

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
C/05/378552 / KZ RK 20/182
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk verklaard wegens te late indiening en gebrek aan gegronde redenen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, op 23 november 2020 een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoeker op 27 oktober 2020. Het verzoek was gericht tegen mr. M. Stempher, de rechter die betrokken was bij een eerdere procedure waarin verzoeker om opheffing van het bewind had verzocht. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek niet ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek te laat was ingediend. Verzoeker had geen redelijke verklaring gegeven voor het tijdsverloop van drie weken tussen de zitting van 6 oktober 2020 en de indiening van het wrakingsverzoek.

De rechtbank heeft verder overwogen dat, zelfs als het verzoek tijdig zou zijn ingediend, de gronden die verzoeker naar voren had gebracht niet zouden leiden tot een gegronde wraking. De klachten van verzoeker over zijn bewindvoerder waren door de rechter niet in behandeling genomen, maar dit betreft een procesbeslissing die in beginsel niet door de wrakingskamer kan worden getoetst. Alleen in uitzonderlijke gevallen, wanneer een procesbeslissing onbegrijpelijk is en een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid oplevert, kan dit tot een andere conclusie leiden. In dit geval was daarvan geen sprake.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking, en deze beslissing is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen.
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/378552 / KZ RK 20/182
Beslissing van 23 november 2020
van de meervoudige Wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M. Stempher,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 27 oktober 2020;
- een schriftelijke aanvulling van het wrakingsverzoek, ontvangen op 6 november 2020;
- de schriftelijke reactie van de rechter, ontvangen op 6 november 2020
- een schriftelijk reactie van verzoeker op de reactie van de rechter, ontvangen op 6 november 2020;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 9 november 2020.
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en de rechter niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer [nummer] waarin verzoeker heeft verzocht om opheffing van het bewind.
2.2
Dit verzoekschrift is behandeld op de zitting van 6 oktober 2020.
2.3
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De klachten van verzoeker over zijn bewindvoerder zijn ter zitting van 6 oktober 2020 niet in behandeling genomen door de rechter. Hierdoor is verzoeker van mening dat zijn klachten niet serieus zijn genomen.
2.4
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij/zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
Het verzoek moet dus worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij/zij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn aan hem bekend geworden op de zitting van 6 oktober 2020 en het verzoek is gedaan op 27 oktober 2020. Voor het tijdsverloop van 3 weken is door verzoeker geen redelijke verklaring gegeven. Het verzoek is daarom te laat ingediend en verzoeker kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek.
3.3
De gronden die verzoeker naar voren heeft gebracht kunnen – ook als het wrakingsverzoek tijdig zou zijn ingediend – niet leiden tot een gegronde wraking.
3.4
De beslissing van de rechter om de klachten over de bewindvoerder niet in behandeling te nemen, zijn procesbeslissingen. Van dergelijke beslissingen kan de juistheid in beginsel niet door de Wrakingskamer worden getoetst. Slechts indien een procesbeslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de rechter alleen kan voortvloeien uit een vooringenomenheid jegens verzoeker, althans dat de bij hem bestaande vrees daarvoor naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden.
3.5
Daarvan is in dit geval geen sprake. De rechter heeft in haar reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat de klachten geen bespreking behoefden omdat gegrondverklaring van de klachten enkel tot ontslag van de bewindvoerder kan leiden, terwijl de bewindvoerder zelf ook al om ontslag had gevraagd. Verzoeker is het inhoudelijk gezien niet eens met deze procesbeslissing. Hij had zijn klachten alsnog willen bespreken. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat sprake is van een dermate onbegrijpelijke procesbeslissing dat deze een aanwijzing oplevert voor vooringenomenheid bij de rechter jegens verzoeker of één van de andere partijen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J.P Lambooij, voorzitter, mr. M.J.H. Schuurman en mr. E.J. Davids, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.