ECLI:NL:RBGEL:2020:6194

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
C/05/377292 / KZ ZA 20-173
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing contactverbod na beëindiging van affectieve relatie met kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 november 2020 in een kort geding uitspraak gedaan over een contactverbod tussen partijen na de beëindiging van hun affectieve relatie. De eiseres, die zich zorgen maakt over haar veiligheid en die van haar kinderen, heeft een contactverbod aangevraagd tegen de gedaagde, die haar bedreigingen heeft geuit via sociale media en WhatsApp. De partijen hebben een relatie van 11 jaar gehad en hebben samen drie minderjarige kinderen. Na de beëindiging van de relatie heeft de eiseres de woning verlaten en is zij bij haar moeder gaan wonen. De rechtbank heeft eerder een tijdelijke omgangsregeling vastgesteld, maar de gedaagde heeft zich niet aan de afspraken gehouden en heeft de eiseres bedreigd. De rechtbank oordeelt dat er voldoende redenen zijn voor het toewijzen van het contactverbod, gezien de bedreigingen en de onveilige situatie voor de eiseres en de kinderen. De rechtbank heeft het contactverbod voor een periode van negen maanden opgelegd, evenals een straatverbod in bepaalde gebieden. De gedaagde is ook veroordeeld tot het betalen van een dwangsom bij overtreding van het verbod. De vordering in reconventie van de gedaagde is afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond voor de verdeling van de inboedel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/377292 / KZ ZA 20-173
Vonnis in kort geding van 2 november 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.L. van Olst te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.H.J. Willemsen te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 7 producties
  • de conclusie van antwoord in kort geding tevens eis in reconventie met 5 producties
  • de mondelinge behandeling van 20 oktober 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben 11 jaar een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn de drie minderjarige kinderen geboren; [kind 1] , geboren [datum] , [kind 2] , geboren [datum] en [kind 3] , geboren [datum] . De minderjarige kinderen zijn door [gedaagde] erkend. [gedaagde] heeft geen gezag over de kinderen.
2.2.
Begin 2020 is de relatie geëindigd. Partijen zijn na beëindiging van de relatie nog enige tijd bij elkaar blijven wonen. Op 6 augustus 2020 heeft [eiser] de woning verlaten en is zij bij haar moeder gaan wonen in de woning op het adres [naam adres]
2.3.
Bij vonnis van 17 september 2020 van deze rechtbank is de huurwoning gelegen aan de [naam adres] waar partijen voorheen gezamenlijk woonden, toegewezen aan [eiser] . In dit vonnis is tevens een tijdelijke omgangsregeling vastgesteld die eruit bestaat dat er twee keer per week een videobelmoment tussen [gedaagde] en de kinderen plaatsvindt, op door partijen nader overeen te komen dagen en tijdstippen. Daarnaast heeft de rechtbank als voorlopige informatieregeling vastgesteld dat [eiser] [gedaagde] minimaal één keer per maand schriftelijk of per e-mail dient te informeren over alle belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van voormelde kinderen, hun gezondheid, schoolresultaten of verzorging en opvoeding betreft. [gedaagde] heeft de woning na vonnisdatum verlaten.
2.4.
[gedaagde] is een bodemprocedure gestart waarin hij de rechtbank heeft verzocht een omgangsregeling voor de kinderen vast te stellen en gezamenlijk gezag te gelasten. Deze procedure is nog aanhangig en op 6 november 2020 zal er een mondelinge behandeling plaatsvinden.
2.5.
Op het Facebookaccount van [gedaagde] hebben diverse afbeelding gestaan met verschillende teksten zoals, maar niet beperkt tot: “
You Can Run… But You Can’t Hide!”,
I must break you.” ,
Wraak? Nee doe ik niet aan… Maar ongelukjes gebeuren” met daarbij het volgende bijschrift geplaatst door [gedaagde] : “
Ja voordat je het weet zie je de stoeprand te laat en lig je met je bakkes op straat! Maar ja een ongeluk zit in een klein hoekje!,
Being wise I don’t prefer revenge, though it should be a well prepared and systematically planned accident”. Daarnaast heeft [gedaagde] de volgende teksten geplaatst zonder afbeelding: “
Sommige mensen barricaderen de deur maar ook dat helpt nu niet meer :p ;)”en “
Moordneigingen krijg ik ervan”.
Tevens waren er gesprekken tussen [gedaagde] en derden op Facebook zichtbaar waarin [gedaagde] het volgende zegt:
“ vriend ze maken me gek en zo opgefokt dit duur niet lang meer dan ontploft de
bom en wachten mevrouw komt haar afspraken niet na zelfs als ze in het vonnis staan niet
gisteren zou ik weer videobellen want dat is verplicht staat in de vonnis maar mevrouw deed
het niet geloof me vriend rustig houden kan ik me niet meer ben geen speeltje
(…)
ja hoop het wel nogmaals als ze dit blijft doen barst de bom heel snel”
2.6.
[gedaagde] heeft het volgende in een privé WhatsApp gesprek gezegd tegen zijn
neef:
“ (…)
Als de bom in mijn hoofd barst loopt het verkeerd af denk je dat ik dat niet snap loop standaard met mes rond want als ik ga neem ik hun mee”
2.7.
Per e-mail van 1 oktober 2020, gericht aan beide partijen, zegt het sociaal wijkteam Gemeente Montferland, voor zover relevant, het volgende:
“(…)
Zo’n 2,5 week geleden hebben wij samen een gesprek gehad met Veilig Thuis. Van daaruit zijn er veiligheidsafspraken opgesteld in het belang van de kinderen. Eén van deze afspraken is dat er RUST gaat komen voor iedereen. Er is geen verbaal geweld, wat inhoud dat er niet via social media of andere manieren bedreigingen worden geuit en er geen spanningen in de buurt van de kinderen.
Een andere afspraak is dat vader gesprekken met de praktijkondersteuner van de huisarts heeft om zijn emoties onder controle te houden en dat dit nodig blijft zolang de POH dit nodig vind. Van [naam] begrijpen we dat dit bij één intake is gebleven op 25 augustus 2020. We adviseren dringend om weer contact met [naam] te zoeken of om een aanmelding te doen bij het sociaal team volwassenen om zo voor jezelf meer rust te kunnen vinden wat het contact met moeder en de kinderen ten goede gaat komen.
We begrepen dat er app contact is geweest waarin jij, [gedaagde] , naar een familielid aangeeft dat je bang bent dat de bom in je hoofd gaat barsten en het dan goed fout kan gaan. Je geeft aan dat je standaard met een mes rondloopt want als je gaat dan neem je hun mee. Dit zijn forse bedreigingen die je misschien niet zo bedoeld hebt en geuit zijn in emotie maar wel grote gevolgen hebben.
Hierdoor voelt moeder zich met de kinderen niet meer veilig en daardoor kunnen zij niet terug keren naar de woning.
Veiligheidsafspraken worden op deze manier niet nagekomen en de kinderen krijgen de onrust/stress mee die er ontstaat tussen jullie als ouders.(…)
Voor niemand is het wenselijk dat vader de kinderen langere tijd niet kan zien maar dit moet wel onder rustige voorwaarden kunnen gebeuren en deze rust lijkt er momenteel niet te zijn.
(…)
We hebben gebeld met Veilig Thuis en zij geven het advies dat moeder aangifte moet doen bij de politie en dat de politie een gesprek zal gaan voeren met vader om dit gedrag te laten stoppen en mogelijk kan er een straat,-contactverbod aangevraagd worden nav de dreigementen.(…)”
2.8.
Begin oktober zijn er expliciete foto’s van [eiser] online gekomen met daarbij haar contact- en adresgegevens met de vermelding dat [eiser] als prostituee zou werken. Daarna hebben zich onbekende mannen aan het adres waar [eiser] verbleef gemeld in de veronderstelling dat zij een seksafspraak met haar hadden.
2.9.
[eiser] heeft de volgende Whatsappberichten ontvangen van [gedaagde] :

en die foto zeg ik verder niks over ga maar zoeken beetje nadenken en je hebt hem gevonden en meer meer meer Dat weghouden van de kids heeft die allemaal veroorzaakt is je eigen schuld!!! Staat iig op internet die foto’s”

En morgen om 11 uur kom ik mijn deel van de inboedel ophalen eerder gaan jou foto’s niet van de site af geloof me ben klaar met jou voetveeg dat je er bent

En je gaat viraal meisje is je eigen schuld”(…)
2.10.
Verder heeft [eiser] de volgende Whatsappberichten ontvangen van [gedaagde] :
(…)
En ja heb je achtervolgd zodat ik de kids kon zien die heb ik gezien vanuit de auto meisje ik blijf dat doen mijn advocaat weet dat ook ik wil alleen de kids wat er met jou gebeurd boeit me niet de kids wel punt!
2.11.
[eiser] heeft de volgende berichten ontvangen van iemand die zich ‘kabouter’ noemt:

Oké het is al 3 uur vanaf dit moment mag jij over je schouder blijven kijken waar jij ook bent jij hebt het leven van een vriend van ons kapot gemaakt jij gaat het merken mevrouwtje!!

Wij gaan jou helemaal slopen nu op elke site kom jij te staan en hopen dat er mensen zijn die je herkennen

En als jij denkt dat jij veilig bent heb je het mis al moeten wij elke naar Didam komen ooit ben je daar weer en dan hebben de kinderen zowel geen ander als moeder meer mevrouw wij slopen jou.

Luister mevrouw als ik jou was zal ik in actie komen om [gedaagde] te bellen en hem snel weer de kinderen te laten zien want wij blijven doorgaan voor hem begrijp goed leven van die jonge kapot maken wat denk jij?
2.12.
[eiser] heeft op 8 oktober 2020 aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde] . Op 15 oktober 2020 heeft [eiser] aangifte gedaan van belediging naar aanleiding van de geplaatste expliciete foto’s op internet en de daarop volgende bezoeken van onbekende mannen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat – dat de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Gedaagde verbiedt gedurende 1 jaar vanaf de dag van betekening van dit vonnis, zich op te houden in de gebieden in [woonplaats] zoals rood gearceerd middels productie 5 bij de dagvaarding en deze productie deel uit te laten maken van het te wijzen vonnis;
Gedaagde verbiedt gedurende 1 jaar vanaf de dag van betekening van dit vonnis eiseres telefonisch, per sms, per mail, sociale media zoals Facebook, Twitter of Whatsapp of schriftelijk te banderen, behoudens wanneer dit voor de uitvoering van de omgangsregeling noodzakelijk is;
Gedaagde verbiedt gedurende 1 jaar vanaf de dag van betekening van dit vonnis eiseres direct of indirect bij naam te noemen of direct of indirect uitingen aan haar adres te posten op sociale media;
Gedaagde veroordeelt om aan eiseres een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat gedaagde één van de verboden onder 1 tot en met 3 overtreedt, tot een maximum van € 15.000,- is bereikt.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij zich ernstig zorgen maakt over zowel haar veiligheid als de veiligheid van de kinderen. Ze durft haar woning niet te betrekken. [gedaagde] uit ernstige bedreigingen, zelfs doodsbedreigingen via onder andere Facebook, WhatsApp en via derden. Daarnaast waren de kleren van [eiser] die zij uit de woning heeft gehaald verknipt, is er een internetprofiel opgemaakt met expliciete foto’s van [eiser] waarnaar er mannen naar de woning waar zij verbleef zijn gekomen en heeft [gedaagde] haar gevolgd. Het Sociaal Wijkteam schaalt de situatie als zeer onveilig in. [gedaagde] staakt zijn gedrag echter niet. Het is voor [eiser] noodzakelijk dat er rust komt, ook ten behoeve van de omgangsregeling met de kinderen is het noodzakelijk dat er rust is. Er is geen reden voor [gedaagde] om zich te betreden in het gebied waarvoor een straatverbod wordt gevraagd, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde] voert als volgt verweer. [gedaagde] heeft zich duidelijk bereidwillig opgesteld, maar [eiser] weigert om in oplossingen te denken. De berichten op Facebook zijn weken geleden op zijn persoonlijke pagina geplaatst. Deze zien niet op [eiser] en haar naam is ook niet vermeld. [eiser] kan er zelf voor kiezen om niet meer de Facebookpagina van [gedaagde] te controleren. Het bericht over ‘barricaderen van de deur’ ziet bijvoorbeeld op de coronamaatregelen en het bericht ‘moord neigingen krijg ik ervan’ ziet op een avondje Monopoly spelen met vrienden. De berichten zijn inmiddels ook verwijderd. De berichten van ‘kabouter’ zijn [gedaagde] niet bekend. [gedaagde] is niet verantwoordelijk voor reacties van derden. Het verhaal over een mes is uit zijn verband gehaald. Dit ziet op een gebeurtenis waarbij [gedaagde] tijdelijk de woning had verlaten om [eiser] de gelegenheid te geven haar post op te halen. Toen [gedaagde] terug kwam was zijn kleding verknipt en vond hij in de meterkast een foto van hem en [kind 1] met daar doorheen een groot mes. De expliciete foto’s zijn kennelijk door derden op internet geplaatst. [eiser] en [gedaagde] waren beheerder van een pikante Facebookgroep en [eiser] heeft in de chat zelf pikante foto’s geplaatst welke voor 30 à 40 personen zichtbaar zijn geweest. [gedaagde] zou proberen om de foto’s uit de chat te verwijderen omdat [eiser] de groep inmiddels al had verlaten, maar derden hebben de foto’s kunnen kopiëren. Het Whatsappbericht van [gedaagde] ziet op het voorgaande. Partijen dienen de beëindiging van hun samenwoning te regelen en de kinderen moeten een normaal contact met hun vader hebben. Een contact- en straatverbod maakt een vergaande inbreuk op het fundamentele recht van [gedaagde] om zich vrijelijk te bewegen en te gedragen. De vordering onder drie is onvoldoende concreet en onvoldoende bepaalbaar. Het is niet duidelijk of het verbod alleen ziet op sociale media of überhaupt op het noemen van de naam van [eiser] . Een dergelijk verbod is daarnaast in strijd artikel 10 EVRM waarin de vrijheid van meningsuiting is opgenomen. Het recht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting en zijn recht op gezinsleven van hemzelf en zijn kinderen weegt zwaarder dan het recht op privacy van [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert samengevat – dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
 [eiser] niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, dan wel de vordering van [eiser] afwijst,
 [eiser] veroordeelt om binnen één week na het te wijzen vonnis de resterende goederen bij helfte met [gedaagde] te verdelen en [eiser] te veroordelen tot afgifte van deze goederen aan [gedaagde] , in het bijzonder doch niet uitsluitend de helft van de handdoeken/washandjes/linnengoed, de helft van de borden, de helft van het bestek, de helft van de glazen en bekers, de helft van alle overige keukenspullen, de helft van de foto’s van de kinderen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,00,
 De proceskosten te compenseren in die zin dat ieder der partijen zijn/haar eigen kosten zal dragen.
4.2.
[gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat er reeds overeenstemming was
bereikt over de verdeling van de inboedel. Het deel wat nog niet verdeeld was, zou nog bij
helfte worden verdeeld. [eiser] weigert daar nu aan mee te werken. [gedaagde] heeft deze
spullen nodig om zijn eigen huishouden te kunnen voeren.
4.3.
[eiser] voert verweer. [eiser] betwist dat [gedaagde] een spoedeisend belang heeft. De overeenstemming was van voordat [gedaagde] uit de woning was vertrokken, bij zijn vertrek heeft [gedaagde] diverse zaken meegenomen. [eiser] durft de woning niet te betreden door de bedreigingen die er zijn geuit. De vordering leent zich daarom niet voor een kort geding.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de vordering. De betwisting van de spoedeisendheid door [gedaagde] is niet onderbouwd. Niet is gebleken dat de gestelde bedreigingen zijn gestopt. De spoedeisendheid wordt daarom aangenomen.
Straat- en contactverbod
5.2.
Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Een contactverbod vormt een inbreuk op een ieder toekomend recht om vrijelijk contact op te nemen met een ander. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
5.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, ondanks de betwisting door [gedaagde] , hiervan sprake. Daartoe is het volgende redengevend. [gedaagde] heeft herhaaldelijk en tegenover meerdere personen aangegeven dat ‘de bom gaat barsten’ en dat hij dan niet voor zichzelf in staat. [gedaagde] heeft [eiser] gevolgd en is volgens het bericht genoemd in 2.10. niet voornemens om daar mee te stoppen.
5.4.
[gedaagde] stelt in zijn conclusie van antwoord dat hij niet verantwoordelijk is voor de acties van derden maar uit de berichten die hij naar [eiser] verstuurt blijkt anders. Zo stuurt hij naar [gedaagde]
“En ik kan je verzekeren dat als ik de kids weer niet zie dat de gevolgen wat die jongens gaan doen jou eigen fout is”. Hieruit blijkt dat [gedaagde] wel degelijk invloed heeft op derden, ook omdat [gedaagde] vervolgens daadwerkelijk bedreigingen heeft ontvangen van een onbekende derde ‘kabouter’ die daarin [eiser] bedreigt en voor [gedaagde] op komt. De voorzieningenrechter acht het onaannemelijk dat [gedaagde] hier geen enkele invloed op heeft. Ook de verklaring dat [gedaagde] geen invloed heeft gehad op het online verspreiden van de expliciete foto’s van [eiser] en het plaatsen van een advertentie uit haar naam zijn in strijd met hetgeen [gedaagde] in de Whatsappberichten tegen [eiser] (2.9.) heeft gezegd. De verklaring dat deze berichten zagen op het verwijderen van foto’s van de chat uit de besloten groep komt geen zins overeen met de tekst, inhoud en toon van deze berichten. Hetzelfde geldt voor de verklaring dat ‘het verhaal met het mes’ , de voorzieningenrechter neemt aan dat hiermee het gesprek tussen [gedaagde] en zijn neef wordt bedoeld (2.6.), uit zijn verband is getrokken correspondeert niet met de tekst, inhoud en toon van het Whatsappgesprek. De berichten verwijzen op geen enkele wijze naar de gebeurtenis waarbij [gedaagde] een foto van hem en [kind 1] heeft gevonden met daarin een mes en zijn daar ook niet indirect naar te herleiden.
5.5.
Verder acht de rechtbank het aannemelijk dat [eiser] , en derden, de afbeeldingen en berichten van [gedaagde] interpreteren als een bedreiging aan het adres van [eiser] . De afbeeldingen zijn zonder context geplaatst terwijl [gedaagde] in een conflictsituatie zit met [eiser] . [gedaagde] maakt(e) daarbij in, tevens (semi)openbare, Facebookgesprekken verwijzingen naar deze conflicten. Het moet voor [gedaagde] dan ook duidelijk zijn dat afbeeldingen door [eiser] worden opgevat als bedreigingen. Mochten de berichten al geen bedreigingen zijn aan het adres van [eiser] , dan heeft [gedaagde] , totdat de berichten in zijn geheel werden verwijderd, nagelaten om de schijn weg te nemen dat het om bedreigingen gaat. Bijvoorbeeld door de berichten in een context te plaatsen terwijl [gedaagde] wist of kon weten dat deze berichten voor [eiser] bedreigend zijn. Het verweer dat [eiser] de keuze kan maken om het Facebookprofiel van [gedaagde] niet te bekijken maakt dit niet anders. De berichten worden immers getoond aan de Facebookvrienden van [gedaagde] waaronder zich, gezien de langdurige relatie van partijen, onvermijdelijk gezamenlijke kennissen bevinden en een groep Facebookvrienden kan als ‘publiekelijk’ worden gezien.
5.6.
Ten slotte is gebleken dat [gedaagde] geen opvolging heeft gegeven aan de gespreken met de praktijkondersteuner van de huisarts om zijn emoties onder controle te kunnen houden. Ter zitting heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had. [gedaagde] verbleef echter in de omgeving waardoor het voor hem niet onmogelijk was om opvolging te geven aan de gesprekken omdat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had.
5.7.
Uit de conclusie van antwoord en uit de berichten maakt de voorzieningenrechter op dat het [gedaagde] erg frustreert dat hij sinds het vertrek van [eiser] zijn kinderen niet of nauwelijks ziet en zich hierin machteloos voelt. De voorzieningenrechter kan hiervoor begrip opbrengen maar dit rechtvaardigt op geen enkele wijze de bedreigingen, al dan niet via derden, die er aan het adres van [eiser] worden geuit. De bedreigingen dragen ook niet bij aan het herstel van het contact met de kinderen. Het Sociaal Wijkteam geeft aan dat vooral rust belangrijk is en Veilig Thuis adviseert [eiser] om een straat- en contactverbod aan te vragen. De voorzieningenrechter acht het belang van [eiser] bij een straat- en contactverbod daarom niet strijdig met het belang van [gedaagde] om het contact met zijn kinderen te herstellen. Het door [eiser] gevorderde verbod staat indirect contact, bijvoorbeeld via de hulpverleningsinstanties die reeds zijn ingeschakeld of via de advocaten, niet in de weg. Daarnaast is er in het gevorderde verbod een uitzondering opgenomen voor contact ten behoeve van de omgangsregeling met de kinderen.
5.8.
Voorgaande gezamenlijk en in onderling verband gezien is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een straat- en contactverbod rechtvaardigen. De voorzieningenrechter acht tevens het gevorderde straatverbod rondom de woning van de moeder van [eiser] gerechtvaardigd. [eiser] en haar kinderen verblijven daar op dit moment en niet onaannemelijk is dat zij hier in de toekomst ook vaak zullen zijn. Ter zitting is nog besproken dat [gedaagde] mogelijk kans maakt op een woning op de Singel in [woonplaats] . Hoewel de woning niet op het deel van de Singel staat dat onderdeel uitmaakt van het straatverbod zou het voor [gedaagde] wel onevenredig bezwarend zijn als hij helemaal niet op de Singel mag komen. Ter zitting is daarom afgesproken dat het straatverbod evenwijdig aan de Singel komt te liggen en ter zitting heeft de voorzieningenrechter de nieuwe grens aangegeven op de door [eiser] ingediende productie 5. Ter verduidelijking zijn door de voorzieningenrechter de gebieden waar het verbod voor wordt toegewezen geel gearceerd. Voor het overige heeft [gedaagde] niet aangetoond dat de omvang van het straatverbod voor hem onevenredig bezwarend is. De enkele stelling dat [gedaagde] wordt beperkt in zijn bewegingen door [woonplaats] is daarvoor onvoldoende gezien voornoemde belangen van [eiser] . De voorzieningenrechter acht de omvang van het straatverbod daarom proportioneel. De voorzieningenrechter ziet aanleiding beide verboden te beperken in duur, en wel tot een periode van negen maanden.
Verbod tot uitlaten op Sociale Media
5.9.
Zoals reeds overwogen in 5.8. acht de rechtbank het aannemelijk dat de afbeeldingen die [gedaagde] publiekelijk op Facebook heeft geplaatst door [eiser] , en derden, gezien worden als bedreigend aan het adres van [eiser] . [gedaagde] heeft geen gerechtvaardigd belang gesteld bij het noemen van [eiser] op sociale media, los van het algemene recht op vrijheid van meningsuiting. Gezien alle geuite bedreigingen naar [eiser] en het belang voor rust in het kader van de omgangsregeling acht de rechtbank de belangen van [eiser] groter dan het algemene belang van [gedaagde] en wordt ook het verbod tot uitlaten op sociale media toegewezen. De rechtbank acht de vordering voldoende duidelijk, het is evident dat gesprekken thuis met familie niet onder sociale media valt.
5.10.
De door [eiser] gevorderde dwangsom op naleving van het hiervoor toegewezen verbod zal worden beperkt en hieraan zal een maximum worden gesteld. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
[eiser] heeft betwist dat er overeenstemming is over de te verdelen goederen en betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de goederen nodig heeft voor zijn huishouding. De door hem als voorbeeld genoemde goederen zijn echter niet zodanig uniek of van zodanige waarde dat er sprake is van een spoedeisend belang voor de verdeling. Nu de verdeling daarbij zonderde nadere bewijsvoering niet vastgesteld of bepaald kan worden omdat deze door [eiser] wordt betwist, leent de vordering zich niet voor dit kort geding. De vordering in reconventie wordt daarom afgewezen.
6.2.
Gelet op de voormalige relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
7.1.
verbiedt [gedaagde] gedurende 9 maanden vanaf de dag van betekening van dit vonnis, zich op te houden in het gebied in Didam zoals geel gearceerd op de kaart in de aan dit vonnis gehechte productie 5 van de dagvaarding,
7.2.
verbiedt [gedaagde] gedurende 9 maanden vanaf de dag van betekening van dit vonnis, zich op te houden in het gebied in Westervoort zoals geel gearceerd op de kaart in de aan dit vonnis gehechte productie 5 van de dagvaarding,
7.3.
verbiedt [gedaagde] gedurende 9 maanden vanaf de dag van betekening van dit vonnis [eiser] telefonisch, per SMS, per mail, Sociale media zoals Facebook, Twitter of WhatsApp of schriftelijk te benaderen, behoudens wanneer dit voor de uitvoering van de omgangsregeling noodzakelijk is,
7.4.
verbiedt [gedaagde] gedurende 9 maanden vanaf de dag van betekening van dit vonnis [eiser] direct of indirect bij naam te noemen of direct of indirect uitingen aan haar adres te posten op sociale media,
7.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan eiseres een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere keer dat [gedaagde] één van de geboden onder 7.1. tot en met 7.4. overtreedt, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
7.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2020.
LS/VR