ECLI:NL:RBGEL:2020:6186
Rechtbank Gelderland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van het aanwijzingsbesluit op basis van de Noodverordening COVID-19 en de evenredigheid van handhaving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 20 november 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een horecazaak die door de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland was aangewezen als verboden locatie op basis van de Noodverordening COVID-19. Het besluit, dat op 17 november 2020 was genomen, verbood de horecazaak om van 16 tot 30 november 2020 geopend te zijn. De verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij tot 02:00 uur geopend mocht zijn en dat hij niet op de hoogte was van de geldende regels, omdat de informatie naar een onjuist adres was gestuurd.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er slechts sprake was van één overtreding, namelijk dat de horecazaak op 14 november 2020 na 01:00 uur nog geopend was. De rechter oordeelde dat de Veiligheidsregio niet had gemotiveerd waarom niet voor een lichter middel was gekozen, zoals een last onder dwangsom. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de verzoeker bij schorsing van het besluit groter was dan het belang van de Veiligheidsregio bij handhaving. Daarom werd het verzoek toegewezen en het aanwijzingsbesluit geschorst.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van evenredigheid in handhaving en dat de gevolgen voor de verzoeker, in dit geval het missen van twee weken aan inkomsten, zwaar wogen in de afweging. De voorzieningenrechter droeg de Veiligheidsregio op om het griffierecht van € 178,- aan de verzoeker te vergoeden.