ECLI:NL:RBGEL:2020:6144

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
375483
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing door de kinderrechter in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een jeugdzorgkwestie. De zaak betreft de bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing die op 1 juli 2020 door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland is gegeven aan de moeder van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders het gezag uitoefenen over de kinderen, die onder toezicht zijn gesteld. De GI heeft de schriftelijke aanwijzing gegeven vanwege grensoverschrijdend gedrag van de moeder jegens de gezinsvoogden, wat de uitvoering van de zorgplannen voor de kinderen belemmert. De moeder heeft ervoor gekozen om niet ter zitting te verschijnen, maar heeft in een brief haar frustraties geuit over de GI en de uithuisplaatsing van haar kinderen.

De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, evenals de argumenten van de GI en de moeder. De kinderrechter concludeert dat de schriftelijke aanwijzing van de GI betrekking heeft op de verzorging en opvoeding van de minderjarigen en dat de moeder niet heeft voldaan aan de aanwijzing. De kinderrechter bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing, maar legt vooralsnog geen dwangsom op, in de hoop dat de moeder haar gedrag zal aanpassen. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking in het belang van de kinderen en de noodzaak voor de moeder om haar emoties te reguleren.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens : C/05/375483 / JE RK 20-1173
datum uitspraak: 5 oktober 2020

beschikking bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland,

gevestigd te Arnhem, regio Midden, locatie Arnhem,
hierna: de GI,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum minderjarige 1] te [geboorteplaats] , hierna: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum minderjarige 2] te [geboorteplaats] hierna: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[naam vader], hierna: de vader,
wonende te [woonplaats vader]

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 25 augustus 2020, ingekomen bij de griffie
op 25 augustus 2020,.
- de ongedateerde brief van de moeder, ingekomen bij de griffie per e-mailbericht op 11 september 2020.
Op 14 september 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- drie vertegenwoordigsters van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van de moeder van 11 september 2020 waarin zij kenbaar heeft gemaakt dat zij niet ter zitting zal verschijnen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 6 januari 2020, schriftelijk vastgelegd op 15 januari 2020, zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld met ingang van 6 januari 2020 tot 6 januari 2021.
Bij beschikking van 7 april 2020, schriftelijk vastgesteld op 21 april 2020, is machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij de vader met gezag, met ingang van 7 april 2020 tot 6 januari 2021.
De GI heeft op 1 juli 2020 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Hierin is het volgende opgenomen:
“Jeugdbescherming Gelderland constateert dat U na vooraankondiging van 22 juni jl. nog steeds grensoverschrijdend gedrag laat zien jegens de gezinsvoogden. De gezinsvoogden ontvangen nog steeds appjes met afbeelding van Hitler, u stuurt anti-jeugdzorg filmpjes, u
benoemt dat de gezinsvoogden op groep 3 niveau functioneren en dat de kinderen door de gezinsvoogden zijn afgejat. U uit bovendien nog steeds beschuldigingen, inhoudende dat wij bij het uitvoeren van ons werk financieel gewin zouden nastreven.
We moeten op basis hiervan constateren dat het niet mogelijk is om met u op een fatsoenlijke manier in contact te komen. Op deze manier is het niet mogelijk om met u op een respectvolle en normale manier zaken te bespreken die van belang zijn voor uw kinderen. U
maakt het op deze wijze voor ons onmogelijk om met u te werken aan de doelen die wij in het plan van aanpak hebben vastgesteld en wij kunnen zo geen uitvoering geven aan de taken die wij ten aanzien van het wegnemen van de ontwikkelingsbedreigingen hebben. Uw handelswijze komt bovendien niet overeen met de gedragsregels die wij in samenspraak met de cliëntenraad hebben vastgelegd. Deze zullen wij nogmaals meesturen als bijlage bij deze schriftelijke aanwijzing.
Indien u besluit zich niet aan deze aanwijzing(en) te houden en opnieuw grensoverschrijdend gedrag jegens de gezinsvoogden laat zien zal Jeugdbescherming Gelderland een verzoek indienen bij de rechtbank om deze schriftelijke aanwijzing te laten bekrachtigen. Op grond van artikel 1:263 lid 3 BW kan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland dit.
Jeugdbescherming Gelderland zal de kinderrechter clan verzoeken om dwangsom op te leggen voor elke keer dat u zich niet aan deze opdracht houdt en u zich jegens (een van de medewerkers van) Jeugdbescherming Gelderland grensoverschrijdend uitlaat.’

Het verzoek

De GI heeft op grond van artikel 1:263 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht de schriftelijke aanwijzing van 1 juli 2020 te bekrachtigen.
Tevens wordt verzocht een dwangsom op te leggen van 50 euro per keer dat de aanwijzing niet wordt nagekomen.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting haar standpunt gehandhaafd. Namens de GI is naar voren gebracht dat de GI zich op het standpunt stelt dat aan de wettelijke criteria van artikel 1:263 BW wordt voldaan. De GI is van mening dat de aanwijzing die zij de moeder heeft gegeven een aanwijzing betreft die ziet op de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Ook meent de GI dat de aanwijzing voldoende concreet is.
Al maandenlang laat de moeder zich ten opzichte van de gezinsvoogd grensoverschrijdend uit, waarbij de moeder de gezinsvoogd beledigt en bedreigt. De GI constateert een onvermogen bij de moeder om haar emoties richting de gezinsvoogd(en) te reguleren. De GI wil dat de houding en het gedrag van de moeder stopt, omdat de GI hierdoor niet toekomt aan de uitvoering van de doelen.
De GI heeft op allerlei manieren getracht om met de moeder in gesprek te komen en aangegeven dat haar gedrag negatief werkt op de uitvoering van de doelen die de GI ten aanzien van het wegnemen van de ontwikkelingsbedreigingen van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] heeft gesteld. Dit heeft niet tot verandering geleid. Evenmin heeft de moeder gehoor gegeven aan de aanwijzing die haar in de schriftelijke aanwijzing van 1 juli 2020 is gegeven. De GI meent daarom dat de schriftelijke aanwijzing van 1 juli 2020 dient te worden bekrachtigd.

Het standpunt van belanghebbende

In haar ongedateerde brief heeft de moeder naar voren gebracht dat zij ervoor heeft gekozen om niet tijdens de zitting aanwezig te zijn, omdat de GI toch altijd wint. De GI heeft geen kennis van feiten en handelt op basis van financiële belangen. De moeder erkent dat zij zich richting de GI gefrustreerd uitlaat en haar emoties hoog oplopen. De oorzaak daarvan is dat de kinderen ongegrond en op basis van valse beschuldigingen door de GI uit huis zijn gehaald. De kinderen smeken of zij weer naar huis kunnen gaan en zijn voor het leven getekend. Volgens de moeder komt de GI overal mee weg. De moeder geeft aan te zullen blijven vechten tegen deze destructieve organisatie.

De beoordeling

Blijkens artikel 1:263, eerste lid, BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemt met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Ingevolge het tweede lid volgen de met het gezag belaste ouders of ouder en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op. Ingevolge het derde lid kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
De kinderrechter stelt vast dat op grond van artikel 1:263, eerste lid van het BW de gezinsvoogd een schriftelijke aanwijzing kan geven betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige. Het doel van de schriftelijke aanwijzing van 1 juli 2020 is volgens de GI dat de moeder stopt met haar grensoverschrijdend gedrag richting de gezinsvoogden, zodat aan de gestelde doelen kan worden gewerkt.
De vraag die moet worden beantwoord is of de gegeven aanwijzing een aanwijzing betreft die ziet op de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De kinderrechter overweegt hiertoe het volgende.
In het kader van de ondertoezichtstelling heeft de gezinsvoogd de plicht om uitvoering te geven aan het plan (de doelstellingen) om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarigen weg te nemen. Van de moeder mag worden verwacht dat zij hieraan haar medewerking verleent. Wanneer deze medewerking niet wordt verleend heeft de gezinsvoogd ter uitvoering van haar taak de mogelijkheid een schriftelijke aanwijzing te geven. Dat heeft de gezinsvoogd gedaan.
De GI heeft in de gedingstukken en ter zitting onderbouwd dat de moeder richting de gezinsvoogd grensoverschrijdend gedrag laat zien, in die zin dat zij zich al maandenlang beledigend en dreigend uitlaat richting de gezinsvoogd (waarbij zij ook het persoonlijke leven van de gezinsvoogd betrekt) en dat dit gedrag en deze houding van de moeder effect heeft op de samenwerking tussen de moeder en de gezinsvoogd alsmede een negatieve uitwerking heeft op de uitvoering van de doelen die de GI heeft gesteld. Daarbij komt dat de moeder eveneens [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] belast met haar gedrag en houding richting de gezinsvoogd, waardoor de vertrouwensrelatie tussen de kinderen en de gezinsvoogd wordt geschaad. Zo is naar voren gekomen dat de moeder probeert een wig te drijven tussen de kinderen en de gezinsvoogd door de kinderen te waarschuwen voor de gezinsvoogd en door hen te verbieden bepaalde dingen tegen de gezinsvoogd te zeggen omdat de gezinsvoogd slecht zou zijn. De kinderen hebben hierdoor het gevoel dat zij de moeder moeten beschermen tegen de GI en raken in een loyaliteitsconflict.
De kinderrechter constateert dat als gevolg van het gedrag van de moeder de uitvoering van de ondertoezichtstelling wordt belemmerd. De doelen van de ondertoezichtstelling hebben direct betrekking op de opvoeding en verzorging van de minderjarigen. Tot minder dan een half jaar geleden woonden de kinderen bij de moeder en waren zij voor hun verzorging en opvoeding grotendeels afhankelijk van de moeder. In april van dit jaar zijn zij bij de vader geplaatst en doel van de ondertoezichtstelling is onder andere contactherstel tussen de moeder en de kinderen, zicht krijgen op de problematiek en de opvoedvaardigheden van de moeder en kijken welke rol de moeder kan spelen in het leven van de kinderen. Dit maakt dat de gegeven aanwijzing, hoewel in bewoordingen betrekking hebbende op het gedrag van de moeder, daarmee ook direct van invloed is op de verzorging en opvoeding van de kinderen. De kinderrechter is ook van oordeel dat de gegeven aanwijzing voldoende concreet is. Weliswaar betreft het niet een aanwijzing die concreet ziet op een bepaald doel van de ondertoezichtstelling, maar de aanwijzing ziet wel op concreet beschreven gedragingen van de moeder (het beledigen en bedreigen van de gezinsvoogden), zodat het voor de moeder duidelijk is wat er van haar wordt verwacht.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de GI terecht aan de moeder de schriftelijke aanwijzing heeft gegeven. Nu is gebleken dat de moeder de schriftelijke aanwijzing niet heeft opgevolgd, zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing bekrachtigen.
Dwangsom
Anders dan de GI verzoekt, ziet de kinderrechter aanleiding om de moeder (vooralsnog) geen dwangsom op te leggen bij niet nakoming van de aanwijzing. Hiertoe overweegt de kinderrechter dat zij de moeder nog de gelegenheid wil geven om haar gedrag richting de GI/de gezinsvoogd te wijzigen. Hoewel het begrijpelijk is dat de moeder pijn en emoties heeft ten aanzien van de uithuisplaatsing van de kinderen, zal zij toch een weg moeten vinden om haar emoties te reguleren en grenzen in acht te nemen. De inzet van hulpverlening zal hierbij geboden zijn. De kinderrechter heeft ter zitting ook van de GI begrepen dat er een schriftelijke aanwijzing is gegeven die ziet op de inzet van hulpverlening voor emotieregulatie van de moeder. De kinderrechter verwacht dat de moeder voor hulp in dit kader zal open staan en deze zal accepteren. Te meer ook omdat bij het niet verbeteren van het gedrag van de moeder op dit punt tot gevolg kan hebben dat zij (nog langer) geen contact met haar kinderen zal hebben omdat dergelijk gedrag schadelijk voor de kinderen kan zijn. De kinderrechter gaat ervan uit dat de moeder graag contact wil met haar kinderen en er ook moeite voor zal willen doen om dit te bewerkstelligen.
Ten slotte merkt de kinderrechter op dat een ieder zich aan de wet dient te houden, zo ook de moeder. Hoe hoog de emoties ook kunnen oplopen. Het is immers strafrechtelijk verboden om personen te bedreigen en te beledigen.
Mocht de moeder desondanks haar grensoverschrijdende gedrag en houding richting de gezinsvoogd niet wijzigen, dan kan de GI de rechtbank verzoeken om de moeder alsnog een dwangsom op te leggen en/of aangifte bij de politie doen tegen de moeder wegens bedreiging of belediging. De kinderrechter hoopt dat het zo ver niet hoeft te komen en dat er in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] een acceptabele manier van samenwerking wordt bereikt.

De beslissing

De kinderrechter:
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 1 juli 2020;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Gerritsen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.L. Waanders als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2020.