ECLI:NL:RBGEL:2020:6143

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
373549 FA RK 20-2364
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve vrees voor partijdigheid

Op 27 oktober 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker in de zaak met nummer C/05/373549 / FA RK 20-2364. Het verzoeker heeft het wrakingsverzoek ingediend omdat hij zich niet in staat voelde om adequaat zijn standpunt naar voren te brengen tijdens de zitting van 17 september 2020, waar hij zonder professionele rechtsbijstand aanwezig was. Hij stelde dat de belastingwetgeving hem uitsloot van gefinancierde rechtsbijstand, waardoor hij niet in staat was om zich te laten vertegenwoordigen.

Verzoeker voerde aan dat de rechter, door aan te geven een beslissing te willen nemen op de verzoeken van de moeder, niet-ontvankelijk had moeten zijn. Hij voelde dat zijn belangen niet gelijkwaardig werden behandeld en dat er een schijn van vooringenomenheid bestond. De rechter heeft echter aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft gereageerd op het verzoek.

De wrakingskamer heeft beoordeeld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De kamer concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid of een gerechtvaardigde vrees daarvoor. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/373549 / FA RK 20-2364
Beslissing van 27 oktober 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker, strekkende tot de wraking van
[de rechter],
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 17 september 2020 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 25 september 2020;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op
13 oktober 2020.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker
  • de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/05/373549 / FA RK 20-2364 tussen verzoeker en [moeder] (hierna ook: ‘moeder’).
2.2 Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, verklaard dat hij de zitting van 17 september 2020 in voornoemde zaak zonder professionele rechtsbijstand bijwoonde. Als gevolg van de belastingwetgeving komt hij niet meer in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand. Hij stelt dat hij zich op dit moment geen rechtsbijstand kan veroorloven en dat maakt dat hij zijn standpunt niet voldoende naar voren kan brengen en dat er geen sprake is van equality of arms.
2.2
Verzoeker heeft vervolgens het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
a. Ik wraak de rechter omdat zij heeft aangekondigd een beslissing te gaan nemen op de door de moeder ingediende verzoeken. Ik ben van mening dat de rechter zich niet-ontvankelijk zou moeten verklaren. Maar ik kan daar niet op gokken. En als ik niet zeker weet dat dat de uitkomst gaat zijn, heb ik geen andere mogelijkheid om het volgen van een inhoudelijke beslissing te voorkomen.
b. De rechter heeft niet begrepen wat ik heb gezegd over de problemen en beperkingen waarmee ik geconfronteerd word bij de verdediging tegen de verzoeken van moeder. Er wordt voorbijgegaan aan de basisprincipes van het procesrecht. Dit wekt de indruk dat de beslissing er al lag en dat er een schijn van vooringenomenheid is. Het belang van moeder lijkt hierdoor zwaarder te wegen dan mijn belangen.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
Verzoeker heeft tijdens de mondelinge behandeling het wrakingsverzoek nader toegelicht. Het verzoek richt zich niet specifiek tegen de rechter. Hij voelde zich tijdens de zitting weliswaar gehoord, maar vindt dat zijn rechten worden geschonden. Doordat hij niet voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking komt, kan hij zich gelet op het gebrek aan financiële middelen niet laten vertegenwoordigen in de procedure. Hij kan daardoor zelf ook geen verzoeken indienen en heeft ook niet de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Hoewel de rechter daar niets aan kan doen is elke beslissing daarom partijdig. Dit standpunt heeft hij in een eerdere procedure ook al eens naar voren gebracht. In de uitspraak in die eerdere procedure werd hier echter volledig aan voorbij gegaan. Toen de rechter waartegen het verzoek zich richt aankondigde een beslissing te zullen nemen, zag verzoeker geen andere mogelijkheid dan de rechter te wraken. Hij zou graag zien dat er in de beslissing aandacht wordt besteed aan zijn standpunt en zijn probleem wordt erkend, zodat hij hiermee naar de Raad voor Rechtsbijstand of het Ministerie kan.
3.3
De rechter heeft nog toegelicht dat zij voornemens is om in haar beslissing aandacht te besteden aan het standpunt van verzoeker.
3.4
Uit de toelichting van verzoeker volgt dat het verzoek zich niet zozeer richt tegen de persoon van de rechter, maar tegen het systeem van toekenning van gefinancierde rechtsbijstand en daarmee van de mogelijkheid om zich te kunnen laten vertegenwoordigen in de procedure, daarin verzoeken in te dienen en op te komen tegen genomen beslissingen. De wrakingskamer begrijpt dat in de hoofdzaak een voor verzoeker belangrijke kwestie voorligt en dat hij zich daarbij wil laten bijstaan. Hoe begrijpelijk de wens om zich te laten vertegenwoordigen in de procedure ook is, deze wens vormt geen grond voor wraking. In de wrakingsprocedure gaat het immers alleen over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Dat daarvan sprake is blijkt niet uit de door verzoeker aangevoerde gronden in samenhang met zijn toelichting daarop tijdens de mondelinge behandeling.
3.5
Naar het oordeel van de wrakingskamer leiden de door verzoeker aangevoerde gronden dus niet tot vooringenomenheid van de rechter of van een gerechtvaardigde objectieve vrees daarvoor. Daarom wordt het wrakingsverzoek afgewezen.
4.
De beslissing
De wrakingskamer
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. M.J.M. Verhoeven en
mr. J.A. van Schagen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.I. Stoltenborg en in openbaar uitgesprokenop 27 oktober 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.