ECLI:NL:RBGEL:2020:6142

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
C/05/377474 / FA RK 20-3490
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene met ernstige psychische stoornissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene die lijdt aan ernstige psychische stoornissen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de betrokkene, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], verblijft in een accommodatie op basis van een machtiging tot voortgezet verblijf die geldig is tot en met 31 oktober 2020. De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een bipolaire II stoornis, schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat haar gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De betrokkene heeft aangegeven niet achter de zorgmachtiging te staan en verlangt meer vrijheid, maar de rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.

De rechtbank heeft besloten om de zorgmachtiging voor een periode van twaalf maanden te verlenen, anticiperend op de invoering van de spoedreparatiewet Wvggz, die het mogelijk maakt om een zorgmachtiging voor een langere duur te verlenen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de bevindingen van de geneesheer-directeur en het chronisch karakter van de stoornissen van de betrokkene. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/377474 / FA RK 20-3490
Datum mondelinge uitspraak: 16 oktober 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [adres] op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf die geldt tot en met 31 oktober 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat mr. L.G.U. Compri te Nijmegen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 8 oktober 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 16 oktober 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
[behandelaar] , als behandelaar verbonden aan [instelling] .
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (onder andere verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en bipolaire stemmingsstoornissen, waarvan de schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen voorliggend zijn. Er is bij betrokkene sprake van een bipolaire II stoornis, waarbij ernstige gedragsontregelingen en suïcidaliteit voortkomt. Verder is er sprake van een eetstoornis.
2.3.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
levensgevaar;
ernstig lichamelijk letsel;
ernstige psychische schade;
ernstige verwaarlozing;
maatschappelijke teloorgang.
2.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Betrokkene heeft verklaard dat zij niet achter de zorgmachtiging staat. Zij wil niet langer op de afdeling verblijven. Verder zou zij graag wat meer vrijheid en zelfstandigheid willen.
2.6.
De advocaat heeft benadrukt dat er geen sprake is van verzet. Betrokkene wil graag binnen een andere afdeling verblijven dan waar zij nu zit. Dit maakt niet dat er geen sprake is van vrijwilligheid. Ook acht de advocaat de verplichte zorg niet doelmatig. Verder stelt de advocaat vast dat er sprake is van een eerste zorgmachtiging. De duur van de zorgmachtiging kan dan maximaal zes maanden zijn. Ten slotte heeft de advocaat gesteld dat de verzochte vorm van zorg “het toedienen van vocht en voeding” niet aan de orde is.
2.7.
De behandelaar heeft naar voren gebracht dat de zorgmachtiging voor de maximaal mogelijke termijn moet worden toegewezen. Het toestandsbeeld van betrokkene is nog erg turbulent. Volgens de behandelaar is van vrijwilligheid geen sprake. Ook is er nog geen zicht op het overplaatsen van betrokkene naar een andere afdeling. Desgevraagd heeft de behandelaar verklaard dat de verplichte vorm van zorg ‘het toedienen van vocht en voeding’ niet noodzakelijk is. “Het uitoefenen van toezicht” acht zij alleen van toepassing ingeval van insluiten.
2.8.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Op dit moment is betrokkene opgenomen op een gesloten afdeling. Dit biedt haar de structuur en begrenzing die zij nodig heeft. Uit de stukken is gebleken dat betrokkene geneigd is overvraagd te raken, met het risico dat gedragsproblemen en eetproblemen ontstaan. Daarnaast is uit de stukken gebleken dat betrokkene erg wisselend is in haar medicatie-inname, waardoor zij psychotisch kan raken. Verder heeft betrokkene ter zitting verbaal laten weten dat zij naar huis wil en dat zij niet langer in de accommodatie wenst te verblijven. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het toedienen van en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
het beperken van de bewegingsvrijheid;
het insluiten, ter voorkoming en beheersing van incidenten;
het uitoefenen van (camera)toezicht op betrokkene wanneer er gebruik wordt gemaakt van ‘het insluiten’;
het opnemen in een accommodatie,
alle voor de maximale duur van twaalf maanden.
2.9.
Ter zitting is gebleken dat de verplichte vorm van zorg “het toedienen van vocht en voeding” niet noodzakelijk is. Deze vorm van verplichte zorg zal dan ook niet in de zorgmachtiging worden opgenomen.
2.10.
Ten aanzien van de verleende duur van de zorgmachtiging overweegt de rechtbank als volgt. Betrokkene ontvangt al langere tijd verplichte zorg op grond van de Wet BOPZ. Op dit moment verblijft betrokkene in de accommodatie op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf die geldt tot en met 31 oktober 2020. Gelet op de tekst van art. 6:5 Wvggz zou daarmee in beginsel sprake zijn van een eerste zorgmachtiging die slechts voor een maximale duur van zes maanden kan worden afgegeven. De rechtbank zal echter anticiperen op de invoering van de spoedreparatiewet Wvggz (
Wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde de uitvoerbaarheid op punten te vergroten en enkele technische onvolkomenheden en omissies te herstellen. Wet van 11 mei 2020, nr. 35 456), nu deze wet op 6 oktober jl. ook door de Eerste Kamer is aangenomen. Uit deze reparatiewet blijkt onder meer dat de rechter ook in aansluiting op een rechterlijke machtiging afgegeven op grond de Wet BOPZ, een zorgmachtiging voor de duur van maximaal 12 maanden kan verlenen. Bij het bepalen van de duur van de machtiging heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de bevindingen van de geneesheer-directeur, dat er geen verbetering valt te verwachten in het toestandsbeeld van betrokkene, gezien het chronisch karakter van de stoornissen en het beloop tot nu toe. De rechtbank acht het daarom ook in het belang van betrokkene dat de machtiging wordt verleend voor een langere duur en zal de zorgmachtiging afgeven voor de duur van 12 maanden.
2.11.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.12.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. In tegenstelling tot de advocaat is de rechtbank van oordeel dat het verblijf van betrokkene doelmatig is. De opname en de verplichte zorg dienen ter afwending van het ernstig nadeel. Dat er sprake is van ernstig nadeel voortkomend uit een psychische stoornis is ook niet betwist. Er zijn daarnaast geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.13.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden, om welke reden de rechtbank zal beslissen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.8 kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
15 oktober 2021.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2020 door mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, rechter, in tegenwoordigheid van H.C. van Doornik als griffier. De schriftelijk uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.