ECLI:NL:RBGEL:2020:6133

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
05.185336.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met braak in vereniging, vernieling en overtreding van artikel 5a WVW met gevaarlijk rijgedrag

Op 16 november 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met braak in vereniging, vernieling en overtredingen van de Wegenverkeerswet. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het inbreken in woningen te Ede op 16 juli 2020, waarbij diverse goederen werden gestolen. Tijdens de achtervolging door de politie vertoonde de verdachte gevaarlijk rijgedrag, waaronder het rijden met een snelheid van 155 tot 160 km/u op een weg waar de maximumsnelheid 100 km/u was, en het negeren van stoptekens van de politie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de woninginbraken en dat het gevaarlijk rijgedrag van de verdachte levensgevaarlijke situaties heeft opgeleverd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/185336-20
Datum uitspraak : 16 november 2020
Tegenspraak (art. 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
Raadsman: mr. A.E.M.C. Koudijs, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juli 2020 te Ede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- 3 horloges, althans een of meer horloges en/of
- 22 kettingen, althans een of meer kettingen en/of
- 4 armbanden, althans een of meer armbanden en/of
- 8 broches, althans een of meer broches en/of
- een sjaalhouder en/of
- een muntstuk (zilveren tientje) en/of
- 2 oorbellen, althans een of meer oorbellen en/of
- 4 hangers, althans een of meer hangers en/of
- 3 ringen, althans een of meer ringen,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juli 2020 te Ede en/of Nijkerk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
een of meer goederen, te weten:
- 3 horloges, althans een of meer horloges en/of
- 22 kettingen, althans een of meer kettingen en/of
- 4 armbanden, althans een of meer armbanden en/of
- 8 broches, althans een of meer broches en/of
- een sjaalhouder en/of
- een muntstuk (zilveren tientje) en/of
- 2 oorbellen, althans een of meer oorbellen en/of
- 4 hangers, althans een of meer hangers en/of
- 3 ringen, althans een of meer ringen,
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 16 juli 2020 te Ede omstreeks
05:55 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de
[adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
vier sleutels, althans een of meer sleutels en/of een personenauto (van het merk:
Toyota, type: Corolla en voorzien van het kenteken: [kenteken 1] ) en/of een
portemonnee (van het merk: Parfois), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] ,
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juli 2020 te Ede en/of Nijkerk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
een of meer goederen, te weten: vier sleutels, althans een of meer sleutels en/of
een personenauto (van het merk: Toyota, type: Corolla en voorzien van het kenteken: [kenteken 1] ) en/of een portemonnee (van het merk: Parfois) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 16 juli 2020 te Amersfoort, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (benzine)pomp, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander,
te weten aan Shell de Middelaar toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 16 juli 2020 in het rechtsgebied van de Rechtbank Gelderland,
in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), in
de navolgende gemeenten en wegen, na te noemen overtredingen heeft gepleegd:
te Terschuur in de gemeente Barneveld, op de weg de Rijksweg A1, in strijd met
artikel 43 lid 3 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens zonder
noodzaak gebruik heeft gemaakt van de vluchtstrook en/of één of meer voor hem
uit rijdende andere motorrijtuigen via die vluchtstrook (gevaarlijk) heeft ingehaald
en/of
te Terschuur in de gemeente Barneveld, op de weg, de Rijksweg A1 heeft gereden
met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 155 en 160 kilometer per uur, in elk
geval met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende
maximum snelheid van 100 kilometer per uur en/of
te Nijkerk in de gemeente Nijkerk, op de weg, de Rijksweg A28, toen aan hem,
verdachte middels een aan een voertuig van politie (verlichte) transparant de
woorden “stop” of “stop politie werd/en getoond” , in strijd met het gestelde in
artikel 83 van voormeld reglement, niet zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan
om met voormeld motorrijtuig te stoppen en/of
te Nijkerk in de gemeente Nijkerk, op de afrit van de A28 (afslag 9, Nijkerk), tijdens
de (drukke)ochtendspits in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder C van voormeld reglement, niet voor het op de kruising van deze weg en de N301 zich
bevindende en in zijn, verdachte rijrichting uitstralende rode verkeerlicht/en is
gestopt en/of naar links gaand die weg (N301) is opgereden in de richting
Zeedwolde en/of gedurende enige tijd, -tegen het verkeer inrijdende-, de voor het
tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N301) heeft
gevolgd,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich
opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in
ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juli 2020 in het rechtsgebied van de Rechtbank Gelderland,
in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), in
de navolgende gemeenten en wegen, na te noemen overtredingen heeft gepleegd:
te Terschuur in de gemeente Barneveld, op de weg de Rijksweg A1, in strijd met
artikel 43 lid 3 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens zonder
noodzaak gebruik heeft gemaakt van de vluchtstrook en/of één of meer voor hem
uit rijdende andere motorrijtuigen via die vluchtstrook (gevaarlijk) heeft ingehaald
en/of
te Terschuur in de gemeente Barneveld, op de weg, de Rijksweg A1 heeft gereden
met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 155 en 160 kilometer per uur, in elk
geval met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende
maximum snelheid van 100 kilometer per uur en/of
te Nijkerk in de gemeente Nijkerk, op de weg, de Rijksweg A28, toen aan hem,
verdachte middels een aan een voertuig van politie (verlichte) transparant de
woorden “stop” of “stop politie werd/en getoond” , in strijd met het gestelde in
artikel 83 van voormeld reglement, niet zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan
om met voormeld motorrijtuig te stoppen en/of
te Nijkerk in de gemeente Nijkerk, op de afrit van de A28 (afslag 9, Nijkerk), tijdens
de (drukke)ochtendspits in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder C van
voormeld reglement, niet voor het op de kruising van deze weg en de N301 zich
bevindende en in zijn, verdachte rijrichting uitstralende rode verkeerlicht/en is
gestopt en/of naar links gaand die weg (N301) is opgereden in de richting
Zeedwolde en/of gedurende enige tijd, -tegen het verkeer inrijdende-, de voor het
tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N301) heeft
gevolgd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2: woninginbraken te Ede
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 16 juli 2020 omstreeks 5:55 uur heeft er een inbraak plaatsgevonden aan de [adres 2] te Ede, waarbij een sleutelbos met vier sleutels, een grijze auto van het merk Toyota Corolla met kenteken [kenteken 2] en een portemonnee van het merk Parfois, waren weggenomen. De sloten van de achterdeur waren gebogen en er zaten verschillende moeten in de deur en het kozijn. [2]
Omstreeks 6:10 uur werd de Toyota gesignaleerd op de kruising van de A30 en de A1. Na een langdurige achtervolging en het tweemaal rammen van de Toyota door een dienstvoertuig kwam de Toyota tot stilstand. Er werden twee personen aangehouden: verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . [3] In de auto werden onder andere de volgende goederen aangetroffen: een plastic doos vol met sieraden en een zwarte portemonnee met verschillende pasjes waaronder een rijbewijs en een bankpas. Deze goederen lagen op de bijrijdersstoel en bij het voeteinde van de bijrijdersstoel. [4] De aangetroffen plastic doos met sieraden bestond uit: 3 horloges, 22 kettingen, 6 armbanden, 8 broches, een sjaalhouder, een muntstuk zijnde een zilveren tientje, 2 oorbellen, 4 hangers en 3 ringen. [5] Voornoemde goederen waren, behalve twee armbanden, weggenomen uit een woning aan de [adres 3] te Ede. [6]
Tussen 15 juli 2020 omstreeks 16:00 uur en 16 juli 2020 omstreeks 11:00 uur is van de woning aan de [adres 3] te Ede het raam van de woonkamer geforceerd. In het kozijn van het raam zaten meerdere moeten. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder de feiten 1 en 2 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder feit 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte betrokken zou zijn bij de woninginbraken. Er kan niet meer worden vastgesteld dan dat verdachte in het voertuig zat waarin de gestolen goederen werden aangetroffen. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte enkel gezien heeft dat er sieraden lagen aan de passagierskant, maar daar verder geen notie van heeft genomen.
Beoordeling door de rechtbank
Medeplegen woninginbraken
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte aangemerkt kan worden als medepleger van de woninginbraken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Tussen 15 juli 2020 omstreeks 16:00 uur en 16 juli 2020 omstreeks 6:00 uur
(tijdstip melding andere inbraak)heeft een inbraak plaatsgevonden aan de [adres 3] te Ede, waarbij 3 horloges, 22 kettingen, 4 armbanden, 8 broches, een sjaalhouder, een muntstuk zijnde een zilveren tientje, 2 oorbellen, 4 hangers en 3 ringen zijn weggenomen. In het proces-verbaal met daarin een beschrijving van de camerabeelden van de Ring video deurbel van een bewoner van de [adres 4] te Ede heeft de verbalisant gerelateerd dat op de beelden te zien is dat omstreeks 03:20 uur een mannelijk persoon met vermoedelijk een Noord-Afrikaanse afkomst en een donkerkleurige jas voorzien van horizontale strepen op de mouw door de brievenbus van de voordeur van de woning kijkt, vervolgens wegloopt en buiten beeld verdwijnt. [8] Twee verbalisanten hebben medeverdachte [medeverdachte] herkend als de persoon op de camerabeelden. [9] Op 16 juli omstreeks 6:00 uur kwam een melding binnen van een inbraak aan de [adres 2] te Ede, waarna de Toyota die na de inbraak aan de [adres 2] te Ede is weggenomen omstreeks 6:10 uur werd gesignaleerd op ongeveer 20 kilometer van die locatie. In deze Toyota zaten verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , met in die auto weggenomen goederen van de twee inbraken. De rechtbank overweegt dat dit relatief kort na de twee inbraken is. Daarbij heeft zij in aanmerking genomen dat uit Google Maps naar voren komt dat de afstand tussen de twee woningen gering is. Wanneer verbalisanten het voertuig willen staande houden, ontstaat een achtervolging die pas eindigt nadat een dienstvoertuig het voertuig tweemaal heeft geramd.
Gelet op het vorengaande, in het bijzonder ook de relatief korte tijd waarin alles heeft plaatsgevonden en bij gebreke van een aannemelijke en verifieerbare verklaring van verdachte en/of zijn medeverdachte, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte en medeverdachte gezamenlijk de woninginbraken aan de [adres 3] te Ede en de [adres 2] te Ede hebben gepleegd. Over de rol van verdachte overweegt zij het navolgende.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij in zijn eentje op zijn motorscooter naar Ede is gereden en in Ede scooterpech kreeg. Hij is vervolgens vrienden gaan videobellen om hem op te komen halen. Medeverdachte [medeverdachte] wilde hem wel komen ophalen. Op een gegeven moment kwam medeverdachte [medeverdachte] in een auto van het merk Toyota aanrijden. Verdachte is achter het stuur gestapt en [medeverdachte] heeft op de passagiersstoel plaatsgenomen. Op een gegeven moment reed de politie achter hen waarop medeverdachte [medeverdachte] zei: “nu gassen, gassen”. Verdachte deed dit vervolgens ook. De goederen in de auto zag verdachte pas halverwege de achtervolging door de politie.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. De rechtbank acht het bijzonder ongeloofwaardig dat verdachte niets zou hebben gemerkt van een tweetal inbraken die kort voor de aanhouding zijn gepleegd en waarvan de buit in de auto is aangetroffen. Dat verdachte, die niets van de inbraken zou weten, vervolgens bij de politieachtervolging ook niets over die achtervolging zou hebben gezegd of gevraagd, acht de rechtbank eveneens niet aannemelijk en volstrekt ongeloofwaardig. Bovendien komt de lezing dat medeverdachte opdracht gaf ‘te gassen’ niet overeen met bevindingen in het dossier. Daaruit blijkt dat verdachte eerst doorreed en rustig stopte bij een tankstation, verbalisanten vervolgens met hun opvallend dienstvoertuig voor de Toyota gingen staan, en dat verdachte direct achterwaarts wegreed terwijl de medeverdachte op dat moment niet in het voertuig zat. [10]
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met de medeverdachte, het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 3: beschadigen benzinepomp
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 16 juli 2020 is verdachte met een personenauto tegen een (benzine)pomp van Shell De Middelaar gereden. [11]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, waarbij sprake is geweest van vernieling van de pomp.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte gelet op de camerabeelden partieel vrijgesproken dient te worden van het vernielen en onbruikbaar maken van de pomp.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [aangever] heeft namens Shell de Middelaar aangifte jegens verdachte gedaan van het beschadigen van een pomp. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte met zijn auto achteruit reed waarbij hij de tankzuil schampte, daarna tegen een betonnen zuil aanreed die aan de achterkant van de auto stond en vervolgens naar voren langs de pomp in de richting van de Rijksweg reed. De pomp is hierdoor beschadigd. [12]
De rechtbank leidt uit het voorgaande, de beschrijving van de camerabeelden en in het bijzonder aan de foto’s van de pomp in het dossier af dat sprake is van het beschadigen en het aldus tijdelijk onbruikbaar maken van de pomp [13] . Daarnaast overweegt de rechtbank dat het doelbewust achteruit tegen de pomp aanrijden om te kunnen vluchten van de politie naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zodanig gericht is op het beschadigen van de pomp, dat de rechtbank opzet op het beschadigen van de pomp bewezen acht. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4: overtreding artikel 5a WVW
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op 16 juli 2020 omstreeks 6:10 uur werd het gestolen voertuig gesignaleerd. Verbalisanten hebben gerelateerd dat zij vanaf tankstation De Middelaar de achtervolging zijn gestart. Toen de verbalisanten vanaf het tankstation de A1 in de richting van Amersfoort reden zagen zij ongeveer 500 meter voor hen het voertuig over de vluchtstrook rijden. Voor knooppunt Hoevelaken kwamen de verbalisanten achter het voertuig te rijden, waarop zij het voertuig een stopteken middels de transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig gaven. De verbalisanten zagen dat het voertuig de afslag Hoevelaken nam, maar op het laatste moment toch weer de rijstrook voor rechtdoor nam. Zij zagen vervolgens dat het voertuig op het allerlaatste moment de oprit naar de A28 rechts in de richting van Zwolle nam. Het voertuig haalde hierbij voertuigen in via de vluchtstrook. De verbalisanten zagen dat het voertuig zijn snelheid verhoogde tot 160 a 170 kilometer per uur en het op dat moment behoorlijk druk was op dit gedeelte van de snelweg. Zij zagen dat het voertuig allerlei manoeuvres uithaalde om bij hen weg te komen. Het voertuig scheurde ook links en rechts door het overige verkeer heen. De verbalisanten hebben gerelateerd dat zij zagen dat het een aantal keren maar net goed ging en er net geen aanrijding ontstond tussen het gestolen voertuig en het overige verkeer. De verbalisanten zagen vervolgens dat het voertuig de afslag 8a Amersfoort-Vathorst op reed en op het laatste moment alsnog de rijbaan in de richting van Zwolle op schoot. Toen de verbalisanten de afslag 9 Nijkerk naderden zagen zij dat het voertuig uiteindelijk deze afslag nam. De verbalisanten zagen dat het voertuig bij de verkeerslichten door het rode verkeerslicht reed en linksaf sloeg op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer. De verbalisanten zagen dat het erg druk was omdat de ochtendspits al op gang was gekomen. De verbalisanten sloegen zelf ook linksaf op hun eigen rijbaan en zagen dat het voertuig doorreed in de richting van Zeewolde, nog steeds rijdend op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer. Omdat er zoveel verkeer stond bij het verkeerslicht waardoor het voertuig niet door kon rijden, zagen de verbalisanten dat het voertuig hierop de verhoogde rijbaanafscheiding op reed en probeerde te draaien in de richting van de afrit van de A28. Toen het voertuig recht voor de dienstauto reed, is geprobeerd het voertuig te stoppen door tegen het bijrijdersportier aan te rijden. De verbalisanten zagen dat het voertuig toch doorreed, waarop het dienstvoertuig tegen het gestolen voertuig is blijven duwen om deze weg te houden van de afrit. Het voertuig kwam vervolgens los en reed de A28 in tegenstelde richting op. Hierop hebben de verbalisanten nogmaals het voertuig geramd voordat het voertuig de hoofdrijbaan op zou rijden. Vervolgens bleef het voertuig stil staan en zijn verdachte als bestuurder en medeverdachte aangehouden. [14] De maximale toegestane snelheid op de snelwegen was 100 kilometer per uur. [15]
Beoordelingskader
De rechtbank moet in dit verband beoordelen of verdachte de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of hij dat opzettelijk heeft gedaan en of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Artikel 5a WVW 1994 is een nieuwe bepaling, die in werking is getreden op 1 januari 2020. Wat de betekenis is van de in die bepaling opgenomen begrippen, is dan ook nog niet uitvoerig in de rechtspraak uitgemaakt. De rechtbank zal daarom bij de beoordeling van dit feit kijken naar de bedoeling van de wetgever, zoals die blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 5a WVW 1994. [16]
De verkeersregels
Verdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden. Daarbij gaat het volgens de tenlastelegging om het gevaarlijk inhalen via de vluchtstrook, over de vluchtstrook rijden terwijl het niet is toegestaan, overschrijden van de maximumsnelheid, door rood licht rijden, tegen de verkeersrichting inrijden en het niet opvolgen van verkeersaanwijzingen van de verbalisanten (stopteken). De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat de verdachte die gedragingen inderdaad heeft verricht. De vraag is echter of deze gedragingen van de verdachte zijn aan te merken als het schenden van de verkeersregels, zoals bedoeld in artikel 5a WVW 1994. In dat artikel is een twaalftal gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. De hiervoor bewezenverklaarde gedragingen zijn allen opgenomen in dit artikel. De tussenconclusie is dan ook dat de verdachte de verkeersregels heeft geschonden.
In ernstige mate
Artikel 5a WVW 1994 heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Dat zal doorgaans niet zijn gelegen in de enkele schending van één verkeersregel. Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. In deze zaak gaat het om gedurende een langere tijd (dat wil zeggen: langer dan een enkel moment) schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels. Daarmee heeft verdachte als bestuurder van de Toyota de verkeersregels naar het oordeel van de rechtbank in ernstige mate geschonden.
Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van de verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten volgens de wetgever de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest. In deze zaak bestond het samenstel van gedragingen van de verdachte eruit dat hij gevaarlijk heeft ingehaald via de vluchtstrook, over de vluchtstrook heeft gereden terwijl dat niet was toegestaan, de maximumsnelheid fors heeft overschreden, door rood licht heeft gereden, tegen de verkeersrichting heeft ingereden en het stopteken van de verbalisanten niet heeft opgevolgd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn die gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat op een weg, door het vertonen van het hiervoor beschreven rijgedrag, op een doordeweekse dag omstreeks 6:10 uur; een tijdstip waarop daar naar verwachting ander verkeer aanwezig is. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan blijkt uit de bewijsmiddelen: het was druk op de weg en de ochtendspits kwam al op gang. De rechtbank acht dus bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Conclusie
De rechtbank acht daarmee het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op ofomstreeks 16 juli 2020 te Ede tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
- 3 horloges
, althans een of meer horlogesen
/of
- 22 kettingen
, althans een of meer kettingenen
/of
- 4 armbanden
, althans een of meer armbandenen
/of
- 8 broches
, althans een of meer brochesen
/of
- een sjaalhouder en
/of
- een muntstuk
(zilveren tientje
)en
/of
- 2 oorbellen
, althans een of meer oorbellenen
/of
- 4 hangers
, althans een of meer hangersen
/of
- 3 ringen,
althans een of meer ringen,
in elk geval enig goed, datdie geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en
/ofdie weg te nemen goederen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op
of omstreeks16 juli 2020 te Ede omstreeks
05:55 uur,
in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een
of meerandere
n,
althans alleen,
in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond,gelegen aan de
[adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader
(s)zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
vier sleutels
, althans een of meer sleutelsen
/ofeen personenauto
(van het merk:
Toyota, type: Corolla en voorzien van het kenteken: [kenteken 1]
)en
/ofeen
portemonnee
(van het merk: Parfois
),
in elk geval enig goed, datdie geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] ,
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en
/ofdie weg te nemen goederen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij op
of omstreeks16 juli 2020 te Amersfoort,
althans in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk een
(benzine
)pomp,
in elk geval enig goed, datdie geheel
of ten deleaan een ander,
te weten aan Shell de Middelaar toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd
, en tijdelijk onbruikbaar heeft gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op
of omstreeks16 juli 2020 in het rechtsgebied van de Rechtbank Gelderland,
in elk geval in Nederland,als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), in
de navolgende gemeenten en wegen, na te noemen overtredingen heeft gepleegd:
te Terschuur in de gemeente Barneveld, op de weg de Rijksweg A1, in strijd met
artikel 43 lid 3 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens zonder
noodzaak gebruik heeft gemaakt van de vluchtstrook en
/of één of meervoor hem
uit rijdende andere motorrijtuigen via die vluchtstrook
(gevaarlijk
)heeft ingehaald
en
/of
te Terschuur in de gemeente Barneveld, op de weg, de Rijksweg A1 heeft gereden
met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 155 en 160 kilometer per uur,
in elk
gevalmet een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende
maximum snelheid van 100 kilometer per uur en
/of
te Nijkerk in de gemeente Nijkerk, op de weg, de Rijksweg A28, toen aan hem,
verdachte middels een aan een voertuig van politie (verlichte) transparant de
woorden “stop” of “stop politie werd
/engetoond” , in strijd met het gestelde in
artikel 83 van voormeld reglement, niet zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan
om met voormeld motorrijtuig te stoppen en
/of
te Nijkerk in de gemeente Nijkerk, op de afrit van de A28 (afslag 9, Nijkerk), tijdens
de
(drukke
)ochtendspits in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder C van voormeld reglement, niet voor het op de kruising van deze weg en de N301 zich
bevindende en in zijn, verdachte rijrichting uitstralende rode verkeerlicht
/en is
gestopt en
/ofnaar links gaand die weg (N301) is opgereden in de richting
Zeedwolde en
/ofgedurende enige tijd, -tegen het verkeer inrijdende-, de voor het
tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N301) heeft
gevolgd,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich
opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in
ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair, telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
Ten aanzien van feit 4, primair:
Overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij een bewezenverklaring voor het subsidiair onder feit 4 tenlastegelegde een straf conform de reeds ondergane voorlopige hechtenis passend is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 6 oktober 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een tweetal woninginbraken. In de avond/nacht van 16 juli 2020 is hij samen met een ander op zoek gegaan naar geschikte woningen om in te breken. Na het forceren van een deur of een raam is door verdachte en of zijn mededader naar binnen gegaan. Bij de inbraak aan de [adres 3] is de hele woning overhoop gehaald en daarbij is onder meer een grote hoeveelheid aan sieraden meegenomen. Bij de tweede inbraak aan de [adres 2] zijn de auto en de portemonnee van de bewoonster weggenomen. Dit zijn nare feiten, waar de rechtbank zwaar aan tilt. Niet alleen veroorzaken woninginbraken de nodige materiële schade, maar daarnaast wordt een forse inbreuk gemaakt op de privacy en de gevoelens van veiligheid van de bewoners. Het is bijzonder onaangenaam om te moeten leven met de wetenschap dat vreemden in de woning zijn geweest en de persoonlijke bezittingen hebben doorzocht. Verdachte en zijn mededader hebben gehandeld met als enig doel het eigen financiële gewin. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan erg gevaarlijk rijgedrag. Het handelen van de verdachte heeft levensgevaarlijke situaties opgeleverd voor anderen. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat hij zijn eigen belang om aan arrestatie te ontkomen, heeft laten prevaleren boven het leven van de verbalisanten. Ook om de veiligheid van andere weggebruikers heeft hij zich in het geheel niet bekommerd. Evenmin heeft verdachte zich daarbij bekommerd om de eigendommen van anderen, meer in het bijzonder de auto die juist daarvoor was gestolen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten, waaronder woninginbraken. De rechtbank heeft verder kennis genomen van een e-mail van de reclassering van 21 juli 2020, waarin is vermeld dat het niet gelukt is om verdachte te bezoeken.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de oriëntatiepunten straftoemeting. Voor één woninginbraak met recidive wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden gehanteerd. Voor een overtreding van artikel 5a WVW bestaan geen oriëntatiepunten. Gelet op de aard en ernst van deze feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een andere straf opleggen dan geëist door de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar passend en geboden. De (hogere) ontzegging wordt opgelegd ter bescherming van de verkeersveiligheid. Verdachte heeft door zijn weggedrag een complete minachting voor het begrip verkeersveiligheid laten zien.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde. Gevorderd wordt een bedrag van € 725,-, bestaande uit € 525,- aan materiële schade en € 200,- aan immateriële schade met toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel inclusief de wettelijke rente.
De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
€ 50,- telefoonkosten;
€ 25,- campingkosten;
€ 200,- vervangen 3 laden van kasten en kasten;
€ 525,- schilderen en houtherstel kozijnen en raam.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 300,-, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag inclusief de wettelijke rente. Hoewel de vordering niet voldoende onderbouwd is, heeft de officier van justitie verzocht het totale schadebedrag te schatten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de gevorderde vrijspraak van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde geen verweer gevoerd op de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 485,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De rechtbank heeft de telefoonkosten gesteld op € 10,- in plaats van de verzochte € 50,-.
Immateriële schade
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu onvoldoende onderbouwd is dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Hoofdelijk aansprakelijk
Op grond van artikel 6:166 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor de toegebrachte schade. De rechtbank zal bepalen dat verdachte niet meer tot vergoeding gehouden is indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 60a, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176 en 179 Van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
onder feit 4 bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
1 (één) jaar;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 485(
vierhonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 485,-(vierhonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 9 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Hoedeman (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. M.J. Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 november 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020331051, gesloten op 23 september 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , p. 31-32.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 46-48 en proces-verbaal van bevindingen p. 6A.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57.
5.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 108.
6.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 141.
7.Proces-verbaal aangifte F. [slachtoffer 1] , p. 124-125.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 61.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 187 en proces-verbaal van bevindingen, p. 192.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 46 en proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden, p. 53.
11.Proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden, p. 53.
12.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 163 en proces-verbaal, p. 169.
13.Proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden, p. 53 en proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 166.
14.Proces-verbaal van overtreding, p. 198-200.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2020.
16.Kamerstukken II 2018-19, 35 086.