ECLI:NL:RBGEL:2020:6051

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
15 november 2020
Zaaknummer
C/05/377975 / FA RK 20-3643
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene met anorexia nervosa

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 29 oktober 2020, wordt een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene die lijdt aan anorexia nervosa, restrictieve type. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling via beeldbellen laten plaatsvinden vanwege de COVID-19 maatregelen. Tijdens de zitting zijn de betrokkene, haar vader en een behandelaar van GGZ Altrecht gehoord. De rechtbank concludeert dat de betrokkene lijdt aan een ernstige psychische stoornis die leidt tot levensgevaar en andere ernstige gevolgen. De behandelaar heeft aangegeven dat de betrokkene ambivalent is in haar behandelwens en dat een machtiging noodzakelijk is om in te grijpen als haar gewicht daalt.

De rechtbank overweegt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is. De zorgmachtiging wordt verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van verschillende zorgmaatregelen, waaronder het toedienen van voeding en medicatie, en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorg noodzakelijk is om de gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en dat er geen vertrouwen is dat zij zonder machtiging vrijwillig in behandeling zal blijven. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/377975 / FA RK 20-3643
Datum mondelinge uitspraak: 29 oktober 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M. Veldman te Utrecht.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de verwijzingsbeschikking van rechtbank Midden-Nederland van 16 oktober 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 29 oktober 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
de vader van betrokkene;
mw. [naam] , als behandelaar verbonden aan GGZ Altrecht.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het niet toegestaan betrokkene persoonlijk te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en andere aanwezigen een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van anorexia nervosa, restrictieve type.
2.3.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
levensgevaar;
ernstig lichamelijk letsel;
ernstige psychische schade;
ernstige immateriële schade;
maatschappelijke teloorgang;
ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander.
2.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
De behandelaar heeft ter zitting toegelicht dat betrokkene ambivalent is in haar behandelwens. Een machtiging is nodig als stok achter de deur om in te grijpen als het gewicht van betrokkene daalt en om somatische complicaties te voorkomen. Het is van belang dat betrokkene voor haar eetstoornis behandeld wordt. Als uitgangspunt is voor betrokkene een kliniek voor eetstoornissen – met de expertise van de betreffende problematiek – de meest passende plek bij een opname.
2.6.
De vader vindt dat het verzoek – als stok achter de deur – moet worden toegewezen. Het is belangrijk dat betrokkene hulp krijgt indien zij niet meer bereid of in staat is om te eten en in gewicht aan te komen. Wel geeft hij aan dat het voor betrokkene niet helpend is als zij wordt opgenomen in een eetstoornissen kliniek zoals Rintveld.
2.7.
Betrokkene heeft aangegeven dat zij gemotiveerd is en goed haar best doet om vrijwillig behandeld te worden. Zij wil heel graag beter worden en een normaal eetpatroon krijgen. Dit traject kost haar wel veel inspanning, energie en stress. Betrokkene hoopt dat zij nog minimaal drie weken in de instelling mag blijven. Deze afdeling sluit goed bij haar aan. Een verplichte opname werkt voor betrokkene averechts. Zij heeft baat bij een eigen autonomie. De advocaat van betrokkene voert verweer tegen het verzoek. Betrokkene is bereid om vrijwillig in behandeling te blijven. Zij wil geen machtiging. Betrokkene heeft ook een plan van aanpak gemaakt waarbij zij open staat voor sondevoeding wanneer het eten van vast voedsel niet afdoende is. De behandelkliniek heeft de voorwaarde dat betrokkene elke week één kilogram moet bijkomen om in behandeling te blijven. Om te voorkomen dat betrokkene wordt ontslagen en uit de instelling weg moet, stelt de advocaat van betrokkene zich op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Er dient dan een nieuw verzoek voor een zorgmachtiging te komen om betrokkene bij de PAAZ te laten opnemen. Betrokkene wil niet in een kliniek opgenomen worden waar zij geconfronteerd wordt met lotgenoten die dezelfde stoornis hebben. Dit werkt voor haar averechts.
2.8.
Op grond van de overgelegde stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank gebleken dat bij betrokkene al langere tijd sprake is van een ondergewicht dat steeds verder daalt. Hierbij is ook sprake van een risico op hartritmestoornissen, leukopenie en metabole ontregeling. De rechtbank heeft niet het vertrouwen dat betrokkene zonder machtiging vrijwillig in behandeling blijft. Op grond van de stukken en wat de behandelaar heeft toegelicht, is betrokkene ambivalent in haar behandelwens. Met betrekking tot het plan van aanpak heeft de behandelaar toegelicht dat de behandelaren en betrokkene op veel punten nog geen overeenstemming hebben bereikt. Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.9.
Anders dan de advocaat van betrokkene, ziet de rechtbank ook geen noodzaak om het verzoek af te wijzen, omdat de zorgverantwoordelijke die betrokken is bij de aanvraag van de zorgmachtiging bij een andere zorgaanbieder werkzaam is dan de aanbieder waar betrokkene op dit moment is opgenomen dan wel in de toekomst opgenomen wenst te worden als daarvoor gronden zijn. De rechtbank schrijft in de beschikking immers niet voor bij welke zorgaanbieder de verplichte zorg ten uitvoer moet worden gelegd. Daarbij komt dat de zorgverantwoordelijke, gelet op artikel 5:14, lid 4 Wvggz, de mogelijkheid heeft om een andere zorgaanbieder dan degene onder wiens verantwoordelijkheid de zorgverantwoordelijke werkzaam is met de uitvoering van de verplichte zorg te belasten.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
het beperken van de bewegingsvrijheid, in die zin dat deze zorg alleen verplicht gegeven kan worden bij bewegingsdrang;
onderzoek aan kleding of lichaam;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen; n die zin dat deze zorg alleen verplicht gegeven kan worden bij opname in een accommodatie en vermoeden van braken en/of vermoeden van bewegingsdrang;
het opnemen in een accommodatie, in die zin dat deze zorg alleen verplicht gegeven kan worden bij dalende lijn in het gewicht, waarbij het ambulant niet lukt om tot verbetering van het toestandsbeeld te komen,
alle voor de maximale duur van 6 maanden.
2.11.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.12.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.13.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van 6 maanden, om welke reden de rechtbank zal beslissen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.10. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 28 april 2021.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2020 door mr. E.L. de Jongh, rechter, in tegenwoordigheid van D.M.J. Schoolderman, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.