ECLI:NL:RBGEL:2020:6016

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
05.262980.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vuurwapenbezit in Nijmegen met gevolgen voor slachtoffers

Op 11 november 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 november 2019 in Nijmegen betrokken was bij een schietincident. De verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Tijdens de zittingen op 12 februari, 22 april, 15 juli en 28 oktober 2020 werd vastgesteld dat de verdachte meerdere keren op het slachtoffer [benadeelde] had geschoten, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er geen sprake was van noodweer, aangezien hij de schietpartij initieerde. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, en legde een gevangenisstraf van acht jaar op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, die aanzienlijke medische kosten en blijvende schade had opgelopen door het schietincident. De rechtbank weigerde de vordering van de ex-vriendin van het slachtoffer, [benadeelde 2], omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de impact daarvan op slachtoffers en getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/262980-19 en 09/130647-19 (TUL)
Datum uitspraak : 11 november 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , thans gedetineerd te [naam 7] .I. Dordrecht te Dordrecht
raadsvrouw: mr. C.T.B.J. Libosan-Besjes, advocaat te Heumen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
12 februari 2020, 22 april 2020, 15 juli 2020 en 28 oktober 2020.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt, na een wijziging van de tenlastelegging op 15 juli 2020, verweten dat hij
samen met een ander op 2 november 2019 in Nijmegen heeft geprobeerd [benadeelde] te doden, door een of meer kogels af te vuren in zijn gezicht en/of het lichaam van die [benadeelde] (primair). Indien dat niet kan worden bewezen wordt verdachte verweten dat hij geprobeerd heeft drugs te stelen en daarbij voormeld geweld heeft gebruikt (subsidiair);
op 2 november 2019 in Nijmegen een pistool, zijnde een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) en munitie, te weten zeven patronen/kogels ( [naam 1] ), zijnde munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
samen met een ander op 2 november 2019 in Nijmegen 40 valse bankbiljetten van 50 euro in voorraad heeft gehad en heeft vervoerd met het oogmerk om deze als onvervalst uit te geven.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2: poging doodslag dan wel diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 november 2019 hadden verdachte en [benadeelde] een afspraak bij de Anac in Nijmegen, zodat verdachte drugs van [benadeelde] kon kopen. Die afspraak hadden verdachte (onder de naam [naam 2] ) en [benadeelde] gemaakt via Telegram. Aangekomen bij de Anac omstreeks 15.57 uur is verdachte samen met [naam 3] bij [benadeelde] en [benadeelde 2] in de [merknaam 1] , kenteken [nummer] , gestapt. Verdachte zat achter [benadeelde 2] , de bestuurder, en [naam 3] zat achter [benadeelde] , de bijrijder. [3]
Omstreeks 16.20 uur op voormelde datum werd [benadeelde] door [benadeelde 2] binnengebracht bij het CWZ ziekenhuis in Nijmegen. [4] De volgende letsels werden bij hem geconstateerd. Een doorschotverwonding in zijn gezicht, een schotwond in de borstkas, inwendig letsel aan de binnenzijde van zijn romp en in zijn nek, mogelijk veroorzaakt door een schotwond, een doorschotwond aan de linker onderarm, een snijwond aan de rechterhand en een schotwond aan het linker bovenbeen. Er zijn in het hoofd geen vitale delen geraakt. Door de impact van het projectiel op het bot kon de baan van het projectiel evenwel gewijzigd worden en een lichte wijziging van deze baan in het hoofd had tot potentieel dodelijk letsel kunnen leiden. Bij het letsel aan de borstkas is sprake van een interne slagaderlijke bloeding, welk soort bloedingen regelmatig (zelfs na medisch ingrijpen) tot de dood leiden [5]
[benadeelde 2] heeft een vuurwapen overhandigd aan de beveiliging van het CWZ ziekenhuis. Dit vuurwapen is in beslag genomen door de politie. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van [benadeelde] door meerdere kogels op hem af te vuren. De officier van justitie stelt dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd en dat dus geen sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van feit 2 stelt de officier van justitie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van de categorie III van de WWM.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. Verdachte stelt zich op het standpunt niet op [benadeelde] te hebben geschoten en er is ook onvoldoende overtuigend bewijs dat verdachte [benadeelde] heeft beschoten. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte wel [benadeelde] heeft beschoten, dan heeft de verdediging zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte niet het opzet had om [benadeelde] te doden. Daartoe is aangevoerd dat het schieten door verdachte per ongeluk in de worsteling met [benadeelde] moet zijn gebeurd. Daarnaast stelt de verdediging dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld dan wel bedreiging met geweld. Daartoe is naast het voorgaande aangevoerd, dat verdachte niet het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening van een goed had.
Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Daartoe is aangevoerd dat er DNA-materiaal van [benadeelde] is aangetroffen op het magazijn van het vuurwapen en [naam 3] expliciet heeft verklaard geen vuurwapen bij verdachte gezien te hebben. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte op [benadeelde] heeft geschoten en of dit opzettelijk is gebeurd. Daarnaast dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank reconstrueert de gebeurtenissen uit de bewijsmiddelen als volgt.
Verklaringen [benadeelde] en [benadeelde 2]
[benadeelde] heeft verklaard dat hij verdachte, nadat deze in zijn auto was ingestapt, een foto van de heroïne liet zien. De kleur zou niet goed zijn geweest, waarop [benadeelde] zei dat verdachte dan maar weer moest gaan. Verdachte pakte toen een wapen en heeft [benadeelde] in de auto in zijn gezicht geschoten. [benadeelde] heeft verklaard dat het schot in zijn gezicht er bij zijn mond, aan de linkerkant van zijn kin in is gegaan en via zijn rechterwang er weer uit is gegaan. [7] De rechtbank merkt op dat de baan van de kogel past bij een schot vanaf de plek achter de bestuurder, waar verdachte zat, in de richting van de bijrijdersstoel, waar [benadeelde] zat.
[benadeelde] is vervolgens uitgestapt en wilde eigenlijk wegrennen, maar zijn ex-vriendin [benadeelde 2] zat nog in de auto. Hij is om de auto heengelopen en heeft verdachte uit de auto getrokken. [benadeelde] heeft verdachte toen meerdere malen met een mes gestoken. Op dat moment zijn er nog meerdere schoten gelost door verdachte. [benadeelde] heeft het vuurwapen nooit gehad. [8]
[benadeelde 2] heeft verklaard dat verdachte zei: “broer is duur”. Toen zei [benadeelde] : “Nee het is topkwaliteit. Als je wil nemen doen en anders moet je gaan broer, het is eenmalig”. Toen zei verdachte tegen die blanke
(de rechtbank begrijpt: [naam 3] ): “Ready” en toen haalde verdachte iets uit zijn onderbroek en schoot [benadeelde] recht in zijn gezicht. Hij kreeg direct een gat in zijn gezicht. Het eerste wat [benadeelde] deed was uitstappen, hij rende naar het portier van de verdachte. [benadeelde 2] hoorde alleen maar schoten, [benadeelde] zat helemaal onder het bloed. [9]
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [benadeelde] en [benadeelde 2] elkaar bevestigen. Deze verklaringen worden verder ondersteund door het volgende.
Objectief bewijsmateriaal
Getuige [getuige] was op 2 november 2019 omstreeks 16.00 uur met zijn zoontje van 2,5 jaar oud bij de Anac in Nijmegen. Hij liep naar zijn auto toe en op het moment dat hij zijn zoontje in het kinderzitje had gedaan op de achterbank hoorde hij uit het niets drie harde knallen. Hij zag dat er een man uit de [merknaam 1] kwam met zijn rug naar hem toe. Hij zag dat de linkerarm van deze man helemaal bebloed was. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige] verklaard dat hij één iemand heeft zien lopen, een jongen. Volgens hem was het een blanke jongen en zat hij onder het bloed. Hij zag dat er vervolgens duw en trekwerk ontstond tussen die man en een andere man. Die man kwam ook uit de [merknaam 1] . [10] De rechtbank stelt vast dat [getuige] [benadeelde] met zijn bebloede arm uit de auto heeft zien komen. Het duw- en trekwerk vond vervolgens plaats tussen [benadeelde] en verdachte, zoals ook [benadeelde] en [benadeelde 2] hebben verklaard.
In de [merknaam 1] werden twee hulzen aangetroffen bij de bestuurdersstoel. Na navraag naar de uitwerpzijde van het inbeslaggenomen vuurwapen bleek dit de rechterzijde te zijn. Indien met het wapen, staande naast de auto, naar binnen was geschoten, dan waren de hulzen naar de achterzijde (achterruit – hoedenplank) uitgeworpen. [11] De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat vanaf de plek waar verdachte op de achterbank in de auto zat vanuit de auto met het vuurwapen naar buiten is geschoten.
Gesprekken gevoerd door verdachte vanuit de PI
Ook verdachte zelf heeft de verklaringen van [benadeelde] en [benadeelde 2] bevestigd in opgenomen telefoongesprekken die verdachte voerde vanuit de [naam 7] .I. [12]
Op 9 november 2019 om 14.14.43 uur tussen verdachte ( [naam 4] ) en [naam 5] :
[naam 4] : Ja, ik heb een fout gemaakt……heb mijzelf geklapt (beschoten)…. zeg maar als een kerel…..flikker….hey, ik ben heel boos op mezelf priem.
(…)
[naam 5] : Nee, ik weet het heel goed maar vergeet niet dat je op self defense bent (moet zijn).
[naam 4] : Ja, de man is ook door drie kogels geraakt. Eén in de hand, één in de buik en één in het gezicht.
(…)
[naam 4] : Begrijp je? Nu heb ik hen gezegd ‘self defense’. Dat ding…je kunt niet zeggen van wie het wapen is.’ [13]
Op 11 november 2019 om 10.08.34 uur tussen verdachte ( [naam 6] ) en [naam 4] ( [naam 4] ):
[naam 4] : Maar luister dan! Ik heb gehoord dat ze jouw wapen van jou hebben afgepakt.
[naam 6] : Nee man, Mati, toen ik schoot, mati, dit en dat… de man had ook een ding om te schieten (herstelt) uhm… uhm… een ding om te steken toch.
(…)
[naam 6] : Die man heeft mij in mijn hand gestoken, man. Mijn hand werd toen heel zwak (letterlijk), weet je, Sangre. Heel veel bloed. De wapen was toch gevallen.
(…)
[naam 6] : Maar hij had toen al gekregen. (…) Mijn hand was zwak. Ik kon niets doen. Hij kon niets doen. Dat ding bleef daar op de grond liggen. (…) Niemand kan mij zoiets flikken. Mijn wapen afpakken. Is hij nou helemaal gek geworden! [14]
Op 13 november 2019 om 10.14.22 uur een gesprek tussen verdachte ( [naam 6] ) en [naam 7] ( [naam 7] ):
[naam 6] : (…) Ik ben pisnijdig man. Ik was genoodzaakt die mensen te beschieten. (…)
[naam 7] : Maar de mensen hebben geen bewijs?
[naam 6] : Nee, ze weten niet wie geschoten heeft. Ze weten geen moer, man.
(…)
[naam 7] : Maar die man die de dingen gekregen heeft, hoe gaat het met hem?
[naam 6] : Hij is ook in het ziekenhuis en zo. Maar die man heeft mij gestoken. Ik moest hem wel… (zucht)…
(…)
[naam 7] : Maar waar heeft hij dan gekregen
[naam 6] : In de hand de buik en in het gezicht.
(…)
[naam 6] : Ik heb gehoord dat hij tand(en) kwijtgeraakt is en zo. [15]
Op 13 november 2019 om 15.40.56 uur een gesprek tussen verdachte ( [naam 6] ) en [naam 8] ( [naam 4] ):
[naam 6] : Mama, die gozer stak mij neer en ik schoot op hem. Wat wil je dan dat ik doe?
(…)
[naam 6] : Ik weet het niet het was zelfverdediging. De kans is groot dat ik op straat kom.
(…)
[naam 6] : Ja mijn been is in orde, mama. Er is niets gebeurd met mijn been. Ik heb mezelf per ongeluk in mijn been geschoten, begrijp je? Het was stom van mij, maar ik heb mezelf eruit gepraat.
[naam 4] : heb je jezelf beschoten?
[naam 6] : Ik heb mezelf per ongeluk beschoten.
[naam 4] : Ik dacht dat de kerel jou beschoten had. Je deed dan alsof de kerel jou beschoten heeft.
[naam 6] : Ik deed alsof de kerel mij beschoten had. Snap je? Mezelf eruit gehaald/gepraat. Snap je?
(…)
[naam 6] : Die man heeft sowieso ook een kogel gekregen. Ik heb hem sowieso beschoten, omdat hij mij gestoken heeft. Hij heeft mij in mijn arm gestoken. Snap je. [16]
Op 18 november 2019 om 15.09.19 uur een gesprek tussen verdachte ( [naam 6] ) en Nnman9389 ( [naam 4] ):
[naam 6] : Ik kreeg een mes in mijn hand/arm en zo….
(…)
[naam 4] : Jij … (ntv) één ding praten. Zo van dat het hand ding van hun is en dat je het van hen hebt afgepakt. Dat soort dingen moet je praten/zeggen.
(…)
[naam 4] : Vrijspraak kan vallen. Er kan van alles vallen. Want ach swa, broer ik… ach hou toch op broer. Broer je blijft op jouw ding. Jij blijft op jouw ding dat die mensen dat ding hebben gedaan. Klaar broer, ze hebbe jou ook nog gestoken.
[naam 6] : Ja toch? Begrijp je? (…) Self defence. Sowieso.
(…)
[naam 6] : En dit wil ik tegen jou zeggen. Ik heb tegen hen gezegd, kijk: ‘Die man…’ kijk dat het zo was. Kijk: ‘Die mand had 3 gekregen, maar ik had 1 gekregen. Maar tijdens het gevecht zus en zo, probeerde die man ook mijn ding af te pakken en ik wilde ook van hem afpakken mati.
(…)
[naam 6] : En in dat ding, schoot ik mezelf ook in mijn been, maar ik heb tegen hen gezegd… (…) dat die man dat ding had gedaan…
(…)
[naam 4] : Ja blijf op dat ding. Blijf op dat ding. [17]
Op 18 november 2019 om 15.57.29 uur een gesprek tussen verdachte ( [naam 6] ) en [naam 9] :
[naam 6] : Ja, ik heb de mannen beschoten…..ik heb de kerel beschoten…..zie je….ik heb de kerel drie kogels beschoten.
NM: Waar?
[naam 6] : In de hand, buik en gezicht en zo.
(….)
[naam 6] : Ik heb hen in de arm, in de buik en in gezicht beschoten maar…..zeg maar gedurende die vechtpartij bloed…..heb ik zelf een fout gemaakt en heb mezelf in de been/voet beschoten. Begrijp je? Maar ik heb tegen de mensen gezegd….zeg maar….de politie en iedereen….de man heeft op beschoten…..de man heeft mij beschoten…..tijdens het vechten…..dat ik met de man gevochten had om te proberen om het wapen van de man af te pakken.
(…)
[naam 6] : Zeg maar….dat de man door een kogel is geraakt….niet dat ik hem beschoten heb….het wapen is van de man. Begrijp je? Self defense. Begrijp je? [18]
Verdachte heeft ter terechtzitting over deze gesprekken verklaard dat hij stoer wilde praten tegen zijn familie en vrienden. De rechtbank acht deze verklaring echter niet aannemelijk, in de eerste plaats omdat de inhoud van de door verdachte vanuit de P.I. gevoerde gesprekken op grote lijnen overeenkomt met de verklaringen van [benadeelde] en [benadeelde 2] en voorts, omdat verdachte in deze gesprekken ook verklaart zichzelf in zijn been te hebben geschoten. Het is immers niet aannemelijk dat verdachte “om stoer te doen” heeft verklaard dat hij zichzelf in zijn been heeft geschoten.
Letsel van verdachte
Verdachte had zelf ook een aantal steek- en snijverwondingen en één schotwond in zijn been. [19] Deze letsels passen bij de voormelde P.I. gesprekken waarin verdachte zelf tegen familie en vrienden heeft verteld dat hij zichzelf in zijn been heeft geschoten en bij de verklaring van [benadeelde] dat hij verdachte meerdere malen heeft gestoken met een mes. Daartegenover staat dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de wijze waarop het letsel van [benadeelde] is ontstaan en ook niet over wat de aanleiding voor [benadeelde] was om hem te gaan beschieten.
Conclusie van de rechtbank poging doodslag (feit 1)
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde] meerdere malen heeft beschoten in zijn gezicht en op zijn lichaam. De rechtbank acht bovendien bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [benadeelde] van het leven te beroven. Immers heeft hij [benadeelde] van een zeer korte afstand met een vuurwapen in zijn gezicht en meermalen in het lichaam beschoten. Deze handelingen moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op het van het leven beroven van [benadeelde] . De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit samen met een ander heeft gedaan, nu [naam 3] de auto uit is gerend en niet uit het dossier volgt dat hij zich met de schietpartij heeft bemoeid.
Het inbeslaggenomen vuurwapen
Het gebruikte vuurwapen is door de politie in beslag genomen. [20] Het betrof een pistool van het merk [merknaam 2] , model [model] , ook wel [naam 1] genoemd. Het vuurwapen is geschikt om projectielen af te schieten door een loop, waarbij de werking berustte op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is het inbeslaggenomen pistool, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie. [21] In het patroonmagazijn van het inbeslaggenomen vuurwapen werden 7 stuks kogelpatronen van het [model] , ook wel [naam 1] genoemd, aangetroffen. Deze kogelpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III WWM munitie. [22]
Conclusie van de rechtbank voorhanden hebben vuurwapen en munitie (feit 2)
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een vuurwapen en munitie van categorie III WWM voorhanden heeft gehad. Dat er DNA van [benadeelde] op de patroonhouder is aangetroffen, doet daar gelet op de inhoud van de eerder genoemde bewijsmiddelen niet aan af nu verdachte en [benadeelde] om het wapen hebben gevochten.
Ten aanzien van feit 3: vals geld
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 730 (forensisch dossier 500-916);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2020, die luidt:
‘Het valse geld was van mij. Ik wist dat het geld vals was en ik wilde de drugs kopen met dat valse geld. Dat geld heb ik ook naar Beuningen gebracht’.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 (primair), 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks2 november 2019, te Nijmegen
, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen
een of meerkogels heeft afgevuurd op/in het gezicht en
/ofhet lichaam van die [benadeelde] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks2 november 2019, te Nijmegen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk [merknaam 2] , type [model]
Omega, kaliber [naam 1] , zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool en
/ofmunitie, te weten een aantal (7) patronen
/kogels( [naam 1] ), zijnde munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks2 november 2019, te Nijmegen
, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk 40,
althans een aantalbankbiljetten van 50 Euro,
dat/die hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/ofwaarvan de valsheid
en/of vervalsinghem
/hen, toen hij deze ontving
(en)bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven
en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft
/hebbengehad en
/ofheeft
/hebbenvervoerd
en/of heeft/hebben ontvangen en/of zich heeft/hebben verschaft.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 (primair):
Poging tot doodslag
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (munitie)
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (pistool)
Ten aanzien van feit 3:
Bankbiljetten, waarvan de valsheid hem, toe hij ze ontving, bekend was, met oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven, in voorraad hebben en vervoeren.

5.De strafbaarheid van de feiten

De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 een beroep gedaan op noodweer en stelt dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat verdachte zich bedreigd voelde omdat [benadeelde] op hem af kwam met een groot vleesmes. Hij kon zich niet onttrekken aan deze situatie en mocht zichzelf verdedigen door met een pistool te schieten.
De rechtbank overweegt dat er geen sprake was van ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, eerbaarheid of goed, omdat verdachte degene is die is begonnen met schieten op [benadeelde] in de auto. Verdachte verkeerde dus niet een noodweersituatie. De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweer.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de ernst van met name feit 1, de gevolgen van de schietpartij voor [benadeelde] , het strafblad van verdachte, maar ook zijn jonge leeftijd, geëist dat verdachte ter zake het bewezenverklaarde moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Ten aanzien van het beslag stelt de officier van justitie dat de [merknaam 1] kan worden teruggegeven aan de rechthebbende, het vuurwapen en het valse geld dienen te worden onttrokken aan het verkeer en de [telefoon] kan aan verdachte worden teruggegeven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft allereerst een verzoek gedaan tot onmiddellijke opheffing van de voorlopige hechtenis, nu zij primair vrijspraak heeft bepleit en subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging.
Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat een straf moet worden opgelegd die gelijk is aan het voorarrest. Daartoe is aangevoerd dat een langdurige gevangenisstraf niet passend is gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en de bij hem geconstateerde zwakbegaafdheid . Bovendien dient de eigen houding van [benadeelde] meegenomen te worden in het bepalen van de strafmaat. Met betrekking tot een voorwaardelijke straf kan verdachte zich vinden in de door de reclassering voorgestelde voorwaarden.
Voor wat betreft het beslag vordert de verdediging dat de [telefoon] aan verdachte wordt teruggegeven.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 7 september 2020;
- een multidisciplinair rapport van drs. [naam 10] , psycholoog, gedateerd 1 mei 2020 en van dr. [naam 11] , psychiater, gedateerd 7 mei 2020.
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 2 juli 2020;
Verdachte heeft zich op klaarlichte dag op de openbare weg schuldig gemaakt aan het beschieten van [benadeelde] . Hij heeft [benadeelde] van een zeer korte afstand in een auto in zijn gezicht geschoten. Ook heeft hij [benadeelde] vanuit de auto terwijl [benadeelde] voor hem stond meerdere malen beschoten op zijn lichaam. De kans dat [benadeelde] als gevolg van het schieten door verdachte zou zijn komen te overlijden, was groot en het is dan ook niet aan verdachte te danken dat dit niet is gebeurd.
De gevolgen van deze schietpartij voor [benadeelde] zijn erg groot. Zo heeft hij langdurige en intensieve medische behandelingen ondergaan en zal hij deze voorlopig ook nog nodig hebben. Hij heeft ten gevolge van het handelen van verdachte blijvend letsel opgelopen in de vorm van blijvende tandheelkundige schade en permanente littekens, waaronder een groot litteken in zijn gezicht. Het is verder mogelijk dat er ten gevolge van onder andere zenuwschade blijvende beperkingen bestaan aan het rechterbeen, de rechterhand en de linkerarm. Ten slotte heeft [benadeelde] een stent in een bloedvat gekregen welke in de toekomst complicaties kan geven. Daarbij dient [benadeelde] bloedverdunners te gebruiken welke een verhoogd risico op bloedingen geven. Daarnaast heeft [benadeelde] ook psychische gevolgen in de vorm van depressieve gevoelens, nachtmerries en herbelevingen.
Niet alleen voor [benadeelde] zijn de gevolgen groot. Dit geldt ook voor [benadeelde 2] , die naast [benadeelde] in de auto zat en dus van dichtbij zag dat verdachte [benadeelde] in zijn gezicht schoot en voor getuige [getuige] die dicht bij de plaats waar de [merknaam 1] van [benadeelde] stond op de parkeerplaats liep met zijn 2,5 jarige zoontje op zijn arm. Toen hij besefte dat er geschoten werd, heeft hij zijn zoontje snel op de bodem van zijn auto onder het dashboard gezet en is zelf voorover gebogen gaan zitten op de bestuurdersstoel om zijn zoontje te beschermen.
Een dergelijke schietpartij op klaarlichte dag op de openbare weg heeft in zijn algemeenheid een enorme impact op iedereen die het van nabij meemaakt of er over hoort. Verdachte heeft het gevoel van veiligheid van de maatschappij dan ook in ernstige mate aangetast. Hij heeft bovendien door zo te handelen totaal niet gekeken naar het gevaar voor andere aanwezigen dat hij zou kunnen veroorzaken.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervoeren en het in bezit hebben van vals geld. Het in circulatie brengen van vals geld is ontwrichtend voor de economie. Economisch gezien is het immers van groot belang dat erop kan worden vertrouwd dat aan bankbiljetten de daarop vermelde waarde kan worden toegekend. De rechtbank neemt dit dan ook mee in het nadeel van verdachte.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van het voorarrest, zoals geëist, passend en geboden is. Gelet daarop ziet zij nu geen aanleiding om verdachte reclasseringstoezicht op te leggen. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal eveneens worden afgewezen gezien de op te leggen gevangenisstraf.
Voor het beslag
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met behulp waarvan het onder feiten 2 en 3 bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
  • vals geld;
  • vuurwapen.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het na te melden voorwerp aan de verdachte: [telefoon] .
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
  • [benadeelde] vordert, na een wijziging ter terechtzitting van 28 oktober 2020, een bedrag van € 56.454,72, bestaande uit € 6.454,72 materiële schade en € 50.000,- immateriële schade;
  • [benadeelde 2] vordert een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade, daarnaast vordert zij proceskosten ter hoogte van € 922,-,
te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde] volledig kan worden toegewezen, nu deze goed is gemotiveerd en redelijk voorkomt.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] stelt de officier van justitie dat zij niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard, nu geen sprake is van rechtstreekse schade.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde] primair op het standpunt gesteld dat deze moet worden afgewezen, dan wel dat [benadeelde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Daartoe is aangevoerd dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, nu deze te ingewikkeld is gelet op zijn eigen schuld.
Subsidiair stelt de verdediging dat de gevorderde immateriële schade disproportioneel is, gelet op vergelijkbare jurisprudentie en het feit dat geen onderbouwing van de psychische schade is overgelegd.
De gevorderde schade voor dure merkkleding is onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de kosten voor een huishoudelijke hulp wordt betwist dat [benadeelde] samen met zijn vriendin een gezamenlijke huishouding voerde, nu uit het dossier blijkt dat dit ten tijde van het feit niet meer het geval was.
In het geval dat de rechtbank tot toewijzing van een deel van de vordering van [benadeelde] komt dient de schadevergoedingsmaatregel achterwege te blijven.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] stelt de verdediging dat, voor zover zij heeft bedoeld deze in te dienen op grond van shock- of affectieschade, heeft te gelden dat zij te ver van [benadeelde] af staat. Immers is zij zijn ex-vriendin.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde]
Kleding
Ten aanzien van de kleding wordt ter onderbouwing enkel verwezen naar de foto’s in het dossier. Hiermee acht de rechtbank voldoende onderbouwd dat de kleding van benadeelde beschadigd is. Nu hiervan geen nota’s of facturen zijn overgelegd zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de schade van de kleding schatten op een bedrag van € 200,-. De rechtbank zal deze schadepost ook tot dat bedrag toewijzen.
Fysiotherapie
De kosten voor de fysiotherapie acht de rechtbank voldoende onderbouwd, met dien verstande dat er een factuur is overgelegd van € 38,- voor een niet nagekomen afspraak. Bij gebreke van een nadere toelichting ten aanzien van deze factuur zal de vordering voor wat betreft dit gedeelte niet worden toegewezen. Deze schadepost is dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 530,-.
Huishoudelijke hulp
De rechtbank acht deze schadepost onvoldoende onderbouwd. Er is immers niet gesteld en onderbouwd welke bijdrage benadeelde vóór het ongeval in het huishouden verrichtte. De rechtbank zal benadeelde dan ook niet-ontvankelijk verklaren in deze schadepost.
Autokosten
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost uitsluitend ten aanzien van de kosten voor de auto-onderdelen ter hoogte van € 2.000,- voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt, zodat de schadepost voor dit bedrag voor toewijzing vatbaar is. In het overige deel dat is gevorderd aan waardevermindering van de auto zal de benadeelde niet-ontvankelijk worden verklaard, wegens gebrek aan onderbouwing.
Materiële schade
Nu de volgende materiële schadeposten door de verdediging niet inhoudelijk zijn betwist en deze naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen, is zij van oordeel dat de vordering voor wat betreft de onderstaande bedragen kan worden toegewezen:
  • Telefoonkosten € 15,-;
  • Eigen risico zorgverzekering € 385,-;
  • Kosten apotheek € 13,72;
  • Ziekenhuisdaggeld € 180,-;
  • Reis-/parkeerkosten € 100,-
Totaal € 693,72.
Immateriële schade
Benadeelde heeft als gevolg van het feit zeer ernstig letsel opgelopen, waaronder een doorschotverwonding in zijn gezicht, een schotwond in de borstkas en inwendig letsel aan de binnenzijde van zijn romp en in zijn nek. Hij heeft hierdoor blijvende tandheelkundige schade, permanente littekens waaronder in zijn gezicht en zijn er blijvende klachten en beperkingen mogelijk ten aanzien van de mond, kaken, het rechterbeen, de rechterhand en de linker arm. Ook zal hij mogelijk in de toekomst nog een aantal operaties moeten ondergaan ter reconstructie van zijn gebit en kaak. Daarnaast heeft benadeelde ook last van psychische gevolgen van het feit in de vorm van depressieve gevoelens, nachtmerries en herbelevingen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan benadeelde een vergoeding voor de geleden schade moet worden toegewezen. De rechtbank zal hierbij gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en neemt hierbij vergelijkbare jurisprudentie mee. De rechtbank begroot de immateriële schade, naar redelijkheid, op een bedrag van € 30.000,-.
Concluderend
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van
€ 33.423,72 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank, anders dan de verdediging, aanleiding om verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2]
De rechtbank overweegt dat [benadeelde 2] getuige is geweest van een schietpartij waarbij ernstig letsel is toegebracht aan haar ex-vriend. Zij zal zeer angstig zijn geweest voor haar eigen veiligheid en gevreesd hebben voor het leven van haar ex-vriend.
[benadeelde 2] heeft echter onvoldoende onderbouwd dat door het handelen van verdachte sprake is van aantasting van haar persoon op andere wijze. Daarom zal de rechtbank de vordering niet ontvankelijk verklaren. Zij kan derhalve haar vordering alleen nog aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, kan van de bij vonnis van de politierechter te Den Haag van 22 augustus 2019 (parketnummer 09/130647-19) voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 30 uren de tenuitvoerlegging worden gelast. In de op te leggen gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren ziet de rechtbank aanleiding de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 57, 209 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een gevangenisstraf voor de duur van
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

wijst afhet verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Voor het beslag:
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een vuurwapen
- vals geld
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten: een [telefoon] .
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijkin haar vordering.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling (09/130647-19)

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 7 januari 2020, strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Den Haag van 22 augustus 2019 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 30 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2020.
BIJLAGE I
Aan verdachte is, na een wijziging tenlastelegging op 15 juli 2020, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 2 november 2019, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgevuurd op/in het gezicht en/of het lichaam van die [benadeelde] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 2 november 2019, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid heroïne, althans een hoeveelheid harddrugs, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een vuurwapen een of meermalen heeft geschoten op die [benadeelde] en/of die [benadeelde] heeft getroffen/geraakt in het gezicht en/of in het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 2 november 2019, te Nijmegen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk [merknaam 2] , type [model] , kaliber [naam 1] , zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie, te weten een aantal (7) patronen/kogels ( [naam 1] ), zijnde munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 2 november 2019, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk 40, althans een aantal bankbiljetten van 50 Euro, dat/die hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem/hen, toen hij deze ontving(en) bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben vervoert en/of heeft/hebben ontvangen en/of zich heeft/hebben verschaft.

Voetnoten

1.De volledige inhoud van de tenlastelegging is terug te vinden onder bijlage I.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer (Oranjeblad) ON5R019112, gesloten op 23 juli 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , PD02-027 en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2020.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 221.
5.Het letselverslag betreffende de heer [benadeelde] , p. 843 t/m 880 (forensisch dossier p. 500-916).
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 221 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 223.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [benadeelde] , p. 347 en 349.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [benadeelde] , p. 347 en 349.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [benadeelde 2] , PD03-22 en PD03-23.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 310 en 311 en het proces-verbaal getuigenverhoor [getuige] door de rechter-commissaris, d.d. 10 september 2020.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 417.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 385.
13.Uitgewerkt tapgesprek, p. 381.
14.Uitgewerkt tapgesprek, p. 388 en 389.
15.Uitgewerkt tapgesprek, p. 394 en 395.
16.Uitgewerkt tapgesprek, p. 396 en 397.
17.Uitgewerkt tapgesprek, p. 400 t/m 402.
18.Uitgewerkt tapgesprek, p, 381 en 382.
19.Het letselverslag betreffende de heer [verdachte] , p. 881 t/m 916 (forensisch dossier p. 500-916).
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 223.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 833 (forensisch dossier p. 500-916).
22.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 834 (forensisch dossier p. 500-916).