ECLI:NL:RBGEL:2020:6015

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
05.262955.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het opzettelijk vervoeren van heroïne in Nijmegen

Op 11 november 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk vervoeren van heroïne. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de verdachte en een medeverdachte, die op 2 november 2019 in Nijmegen betrokken waren bij de verkoop van 146,79 gram heroïne. De verdachte had de drugs in haar schuur liggen en was op de hoogte van de afspraken die via Telegram waren gemaakt. Tijdens de zittingen op 15 juli en 28 oktober 2020 werd duidelijk dat de verdachte en de medeverdachte samen naar de Anac in Nijmegen waren gereden om de drugs te verkopen. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de drugs. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de verdachte opzettelijk had bijgedragen aan het vervoeren van de heroïne. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/262955-19
Datum uitspraak : 11 november 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende aan [adres] , zijnde het kantooradres van nagenoemde raadsman,
raadsman: mr. F.H.J. van Gaal, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 juli 2020 en 28 oktober 2020.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Verdachte wordt, na een wijziging van de tenlastelegging op 28 oktober 2020, verweten dat zij samen met een ander op 2 november 2019 in Nijmegen 146,79 gram heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, opzettelijk aanwezig heeft gehad dan wel heeft vervoerd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[medeverdachte 1] en [naam 1] hebben via Telegram een afspraak gemaakt bij de Anac in Nijmegen, zodat [naam 1] daar op 2 november 2019 drugs van [medeverdachte 1] kon kopen. [naam 1] gebruikte op Telegram de naam [naam 2] . [3] De drugs, heroïne, lagen in de schuur bij de woning van verdachte. [medeverdachte 1] heeft vervolgens op de genoemde datum de heroïne in zijn auto meegenomen. Zijn auto betrof een [merknaam] met het kenteken [nummer] . Met die auto is hij samen met verdachte, die toen de bestuurder was, naar de Anac in Nijmegen gereden. [medeverdachte 1] wilde daar de drugs verkopen aan [naam 1] . [4] In de [merknaam] is een zak met vermoedelijk heroïne op de vloer achter de bijrijder stoel gevonden. [5] Na een test bleek het te gaan om 146,79 gram heroïne, als vermeld op lijst I van de Opiumwet. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren van heroïne.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren van heroïne. Daartoe is aangevoerd dat de wetenschap van de aanwezigheid van drugs niet, buiten enige twijfel, kan worden vastgesteld. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van medeplegen van het opzettelijk vervoeren van 146,79 gram heroïne. Zij overweegt als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat zij wist dat [medeverdachte 1] had afgesproken met een paar jongens. [7] De drugs lagen bij verdachte in de schuur, zo heeft zij verklaard. Zij heeft dat spul opgehaald bij een vriend van haar. [medeverdachte 1] wist dat het spul bij haar lag en zei dat zij er geld voor konden krijgen. [medeverdachte 1] zei tegen verdachte dat hij dat via Telegram wel kon verkopen. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en de jongen
(hierna: [naam 1] )vaker met elkaar communiceerden via Telegram, namelijk al drie dagen achter elkaar. De afspraak zou vervolgens plaatsvinden bij de Anac. [8] Toen verdachte het portier van de auto van [medeverdachte 1] na de afspraak wilde sluiten, zag zij op de grond een boterhamzakje met twee blokken bruin spul. Zij herkende het als het spul dat bij haar in de schuur lag. [9]
Ter terechtzitting van 28 oktober 2020 heeft verdachte hierover nog verklaard dat zij niet wilde dat [medeverdachte 1] in het donker met [naam 2]
(de rechtbank begrijpt: [naam 1] )zou afspreken, omdat het voor drugs was en zij dit eng vond.
Verdachte heeft verklaard dat zij op de dag van de afspraak tussen [medeverdachte 1] en [naam 1] niet wist dat het een afspraak betrof voor het verkopen van drugs en dat zij dus niet wist dat [medeverdachte 1] op dat moment drugs in de auto had liggen. De rechtbank acht dit, gelet op het voorgaande, niet aannemelijk. Zij overweegt daartoe dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het vervoeren van de heroïne. Dit volgt uit de omstandigheden dat verdachte en [medeverdachte 1] met elkaar hebben gesproken over het via Telegram verkopen van de drugs, die in de schuur van verdachte lagen, er een afspraak is gemaakt via Telegram door [medeverdachte 1] en tot slot verdachte en [medeverdachte 1] vervolgens samen naar die afspraak zijn gereden met de drugs in de auto. Dat [verdachte] nergens van op de hoogte was acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig, temeer omdat verdachte heeft verklaard dat zij niet wilde dat [medeverdachte 1] in het donker met [naam 2] zou afspreken omdat het voor drugs was en zij dit eng vond.
De rechtbank acht gelet daarop wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander opzettelijk heroïne heeft vervoerd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks2 november 2019, te Nijmegen
en/of te Arnhem,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,ongeveer 146,79 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne
,zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis en een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Immers is zij bijzonder getraumatiseerd geraakt door het feit dat in haar bijzijn op haar ex-vriend is geschoten en heeft zij onlangs een scooterongeluk gehad waardoor zij haar onderbeen heeft moeten laten amputeren. Een schuldigverklaring zonder straf is dan ook de enige passende afdoening.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 7 september 2020;
- een voorlichtingsrapportage van reclassering Nederland, gedateerd 5 november 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander vervoeren van ongeveer 150 gram heroïne. Zij wilde met het vervoeren van de harddrugs een bijdrage leveren aan de verspreiding en het gebruik van harddrugs. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid, dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in drugs. Verdachte is door haar handelen hier mede verantwoordelijk voor.
Gelet hierop is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een proeftijd van 2 jaren, zoals geëist, passend en geboden is. De omstandigheden genoemd door de verdediging zijn uiteraard ernstig voor verdachte, maar geven de rechtbank geen aanleiding om over te gaan tot een schuldigverklaring zonder straf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. J.J.H. van Laethem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2020.
BIJLAGE I
Aan verdachte is, na een wijziging van de tenlastelegging op 28 oktober 2020, ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 2 november 2019, te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 146,79 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.De volledige inhoud van de tenlastelegging is terug te vinden in bijlage I.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer (Oranjeblad) ON5R019112, gesloten op 23 juli 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , PD02-027 (dossier d.d. 6 januari 2020).
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 347 en 348 en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2020.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 46 (dossier d.d. 6 januari 2020).
6.Het rapport NFiDENT, p. 728 (forensisch dossier p. 500-916).
7.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 28 oktober 2020.
8.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , PD03-23 en PD-03-24 (dossier d.d. 6 januari 2020) en de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] , p. 348.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , PD03-23 (dossier d.d. 6 januari 2020).