ECLI:NL:RBGEL:2020:6013

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
C/05/378911 / FZ RK 20-3076
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 november 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 5 november 2020 verzocht om voortzetting van de op 4 november 2020 opgelegde crisismaatregel voor de betrokkene, die verblijft in een GGZ-instelling. Vanwege de COVID-19 maatregelen vond de mondelinge behandeling via beeldbellen plaats. Tijdens deze behandeling zijn de betrokkene, zijn advocaat en een psychiater gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, veroorzaakt door een psychische stoornis. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat de zaak onder de Wzd-regelgeving valt, maar de rechtbank oordeelde dat de zorgbehoefte beter aansluit bij de Wvggz. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 27 november 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter A.J.J.M. Weijnen, in tegenwoordigheid van griffier L. Stoevenbelt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/378911 / FZ RK 20-3076
Datum mondelinge uitspraak: 6 november 2020
Beschikking machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijfadres: GGZ Centraal, locatie Veldwijk te Ermelo,
op grond van een crisismaatregel geldend tot en met 7 november 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E. Uijt de Boogaardt te Lelystad.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 5 november 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 4 november 2020 opgelegde crisismaatregel.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 6 november 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • dhr. [naam] , als psychiater verbonden aan GGNet;
  • de dochter van betrokkene.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en de medebewoners en verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang;
  • het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
  • gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
2.3.
Het ernstig vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een neurocognitieve stoornis, waarbij in toenemende mate sprake is van gedragsstoornissen en agressie. Mogelijk is er ook sprake van psychotische klachten. De stoornissen hebben ook hun weerslag op de somatische aandoeningen van betrokkene, suikerziekte en hypertensie, doordat de medicatie niet consequent kan worden toegediend. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg, te weten:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen,
  • het beperken van de bewegingsvrijheid,
  • insluiten,
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene,
  • onderzoek aan kleding of lichaam,
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen,
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen,
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen,
  • het opnemen in een accommodatie,
noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat aangevoerd dat betrokkene op basis van de voorliggende (vermoedelijke) stoornis valt onder de Wzd-regelgeving. De psychiater heeft echter voldoende onderbouwd dat de zorgbehoefte van betrokkene, gelet op het ernstig agressieve gedrag, beter aansluit bij de zorg en begeleiding die geboden wordt binnen een Wvggz-accommodatie. In een verpleeghuis is zijn gedrag thans niet hanteerbaar. Zodra betrokkene goed is ingesteld op medicatie, zijn agressieve gedrag is gedempt en hij toegankelijker gedrag vertoont, zal betrokkene worden overgeplaatst naar een verpleeghuis.
2.7.
De advocaat van betrokkene heeft voorts aangevoerd dat het verzoek moet worden afgewezen omdat er later op de dag door de rechtbank Lelystad wordt beslist op het verzoek tot een rechterlijke machtiging onder de Wzd. De rechtbank volgt dit verweer niet. Nog daargelaten dat ongewis is wat er uit de gestelde latere procedure komt, is het aan de rechtbank om te toetsen of er op dit moment wordt voldaan aan de criteria voor voortzetting van de crisismaatregel. De rechtbank is, gelet op alles hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat hieraan is voldaan.
2.8.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.4. zijn genoemd ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
27 november 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2020 door mr. A.J.J.M. Weijnen, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.