ECLI:NL:RBGEL:2020:5983

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
8500360
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens vermeende drugshandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonstichting Triada en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Triada vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [gedaagde] op basis van de vondst van 320 ecstasy-pillen in de woning. Triada stelde dat deze vondst duidde op drugshandel, wat in strijd zou zijn met de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Triada onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat [gedaagde] daadwerkelijk heeft gehandeld in verdovende middelen vanuit de woning. De rechtbank concludeerde dat de aanwezigheid van de pillen op zich niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van drugshandel vanuit de woning, aangezien ecstasy ook op andere locaties kan worden verhandeld. Bovendien was er onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat er sprake was van overlast of andere tekortkomingen die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigden. De vordering van Triada werd afgewezen, en Triada werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaakgegevens 8500360 CV EXPL 20-1668
Grosse aan: gedaagde partij
Afschrift aan: eisende partij
verzonden d.d.:
vonnis van de kantonrechter van 28 oktober 2020
in de zaak van
de stichting Woonstichting Triada,
gevestigd te Heerde,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.M.A. Vermin,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.T. Pel.
Partijen worden hierna Triada en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

Het verloop blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 mei 2020, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 15 juli 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
De mondelinge behandeling is gehouden op 28 september 2020. Mr. Vermin heeft voorafgaand aan de zitting bij brief van 17 september 2020 aanvullende producties 7 tot en met 11 toegezonden. Van de mondelinge behandeling is aantekening gehouden door de griffier. Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 17 juli 2015 van Triada de woning aan [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2.
In de Algemene voorwaarden, die Triada gebruikt, is onder artikel 10.10 opgenomen:
“Het is huurder niet toegestaan in of nabij het gehuurde, planten te kweken benodigd voor de productie van verdovende middelen, danwel verdovende middelen te produceren. Het is huurder bovendien niet toegestaan te handelen in verdovende middelen danwel door anderen in dergelijke verdovende middelen te laten handelen of te dulden dat deze handel en/of productie plaatsvindt in of nabij het gehuurde.”.
2.3.
Bij brief van 16 maart 2020 heeft de burgemeester van de Gemeente [woonplaats] aan Triada omtrent de woning het volgende geschreven:
“(…) Ik heb van de politie bericht ontvangen dat er op dinsdag 25 februari 2020 in uw woning 320 ecstasy pillen zijn aangetroffen. (…) Ik ben voornemens gebruik te maken van mijn bevoegdheid om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuursdwang toe te passen door de woning aan [adres] te [woonplaats] tijdelijk te sluiten voor de duur van 3 maanden. (…)Aangetroffen zijn 320 pillen ecstasy met een gewicht van 159,87 gram. Dit is een harddrug (lijst 1 Opiumwet) en dit verbod is opgenomen in artikel 2 Opiumwet. Gezien het feit dat de aanwezigheid van een grote hoeveelheid en de handel in drugs verboden is op grond van de Opiumwet, dient opgetreden te worden om deze overtreding te beëindigen. Eveneens dienen maatregelen genomen te worde om herhaling te voorkomen. De handel in drugs kan leiden tot openbare orde verstoringen (…) en overlast door personen in het criminele circuit, wat aantasting van het woon- en leefklimaat met zich meebrengt. (…) Met de sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald. Hiermee wordt het pand aan het drugscircuit onttrokken. (…)Bij mijn overwegingen neem ik verder de volgende feiten en omstandigheden mee;- Het is de politie ambtshalve bekend dat de bewoner zowel gebruiker van harddrugs is als dealer in harddrugs, met name ecstasy.- Het is de politie ambtshalve bekend dat bij het adres [adres], in de periode december 2019 tot heden, meerdere voertuigen zijn waargenomen die bij de politie bekend staan met betrekking tot harddrugsgebruik. Daarnaast werd op 13 februari 2020 een voertuig gezien voor de woning aan [adres], deze stond op naam van de bij de politie ambtshave bekende druggebruiker, die meerdere antecedenten heeft terzake de Opiumwet.- In het afgelopen jaar heeft de politie 11 keer een registratie opgemaakt gerelateerd aan de woning aan [adres] en de bewoner van de woning. De registraties zijn gerelateerd aan drugs, geluidsoverlast en contactmomenten met de wijkagent.(…)”.
2.4.
Bij brief van 19 maart 2020 heeft Triada aan [gedaagde] meegedeeld voornemens te zijn een juridische procedure te beginnen om de huurovereenkomst te ontbinden. Daarbij is aan [gedaagde] voorgesteld dat hij zelf de huurovereenkomst opzegt. Bij brief van 14 april 2020 heeft de gemachtigde van [gedaagde] aan Triada geschreven dat niet wordt ingestemd met huuropzegging.
2.5.
De burgemeester van de gemeente [woonplaats] heeft de woning gesloten van 14 mei tot 14 augustus 2020.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Triada vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. de huurovereenkomst van partijen met betrekking tot de woning zal ontbinden,
2. [gedaagde] zal veroordelen tot ontruiming van die woning binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, onder afgifte van de sleutels aan Triada,
3. [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
Triada legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde] door de aanwezigheid van een handelaarshoeveelheid harddrugs in de woning heeft gehandeld in strijd met artikel 10.10 van de algemene voorwaarden, behorend tot de huurovereenkomst. Ook levert een en ander een schending op van het goed huurdersgedrag. [gedaagde] heeft de woning niet volgens de woonbestemming gebruikt, maar voor strafbare commerciële activiteiten, namelijk de handel in harddrugs. Dit veroorzaakt gevaar voor schade en overlast. Uit het feit dat de politie een onderzoek in het gehuurde heeft gedaan blijkt, dat het risico zich verwezenlijkt heeft, wat een negatieve uitstraling op de woonomgeving heeft. Ook is er sprake van overlast in de buurt hierdoor. Triada heeft een ‘zero tolerance’-beleid ten aanzien van drugs. Dit brengt mee dat zij een beëindiging van de huurovereenkomst nastreeft in alle gevallen waarin sprake is van druggerelateerde activiteiten in een huurwoning. [gedaagde] wist dit of kon dit weten, zodat hij van zijn handelswijze had moeten afzien.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen. Hij stelt dat geen algemene voorwaarden zijn overeengekomen en dat er geen sprake is van drugshandel, verloedering of overlast. [gedaagde] heeft niet gehandeld in strijd met de huurovereenkomst. Het gaat om een hoeveelheid ecstasypillen voor eigen gebruik. Er is geen strafrechtelijke veroordeling gevolgd. De politiemutaties, die genoemd worden, gingen niet over drugs, maar over bedreigingen na relatieproblemen. Er is wel bestuursrechtelijk opgetreden en [gedaagde] heeft de woning drie maanden niet kunnen gebruiken. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] maken dat hij groot belang heeft bij het behouden van zijn woning. In 2019 is hij door een aantal overlijdens in de directe familie en het wegvallen van werk terecht gekomen bij middelengebruik, maar inmiddels is hulp gezocht en vindt begeleiding plaats.
heeft begeleiding van de stichting MEE. De psychosociale hulp die hij nodig heeft komt langzaamaan op gang.

4.4. De beoordeling

4.1.
Triada baseert haar vordering op de stelling dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming door [gedaagde] in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
Uit de wet (artikel 6:265 lid 1 BW) volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. De wederpartij heeft dat recht echter niet wanneer de tekortschietende partij aantoont dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt of een geslaagd beroep doet op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
4.2.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is dus, of er sprake is van zo’n toerekenbare tekortkoming. Triada stelt dat de tekortkoming bestaat uit overtreding van artikel 10.10 van de Algemene voorwaarden (kort gezegd: handel in verdovende middelen) en het (daardoor) veroorzaken van overlast.
Het verweer van [gedaagde], dat de Algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, kan buiten beoordeling blijven, gelet op het volgende. Als de voorwaarden van toepassing zouden zijn, betreft het een verbod op productie van verdovende middelen en het (laten) handelen daarin vanuit de woning of in de buurt van de woning. Hoewel Triada uit
het aanwezig hebben van een (handelaars)hoeveelheid ecstasypillen in de woning afleidt dat sprake is van handel door [gedaagde], heeft zij daarvoor geen, althans onvoldoende, concrete onderbouwing gegeven.
4.3.
[gedaagde] betwist dat hij handelt. Dit lijkt niet erg geloofwaardig is, gelet op de grote hoeveelheid en de omvang van het door [gedaagde] genoemde eigen gebruik. Indien [gedaagde], zoals hij ter zitting verklaarde ‘één à twee keer per maand wat gebruikt op een feest’, dan heeft hij bij een fors gebruik van bijvoorbeeld 10 pillen per avond genoeg voor minstens anderhalf jaar. De investering voor de aanschaf van 320 pillen is, zelfs als het een goedkoop aanbod was, naar mag worden aangenomen ook een fors bedrag, terwijl [gedaagde] is aangewezen op een Wajong- en aanvullende uitkering. Het lijkt onlogisch om dan een bedrag te investeren in pillen, als dat alleen voor eigen gebruik is.
4.4.
Los echter van de twijfel die Triada, terecht, heeft bij de betwisting door [gedaagde] van de handel, kan uit de aanwezigheid van de handelaarshoeveelheid op zich niet worden afgeleid dat eventuele handel ook plaatsvindt vanuit de woning. Immers, het is een feit van algemene bekendheid dat ecstasy (ook) verhandeld wordt op festivals, feesten en andere drukke locaties. Triada kan dan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat uit het besluit van de burgemeester blijkt dat er vanuit de woning is gehandeld in harddrugs.
Triada wijst daarvoor op de informatie van de politie, zoals genoemd in het besluit van de burgemeester:
‘- Het is de politie ambtshalve bekend dat de bewoner zowel gebruiker van harddrugs is als dealer in harddrugs, met name ecstasy.- Het is de politie ambtshalve bekend dat bij het adres [adres], in de periode december 2019 tot heden, meerdere voertuigen zijn waargenomen die bij de politie bekend staan met betrekking tot harddrugsgebruik. Daarnaast werd op 13 februari 2020 een voertuig gezien voor de woning aan [adres], deze stond op naam van de bij de politie ambtshave bekende druggebruiker, die meerdere antecedenten heeft terzake de Opiumwet.- In het afgelopen jaar heeft de politie 11 keer een registratie opgemaakt gerelateerd aan de woning aan [adres] en de bewoner van de woning. De registraties zijn gerelateerd aan drugs, geluidsoverlast en contactmomenten met de wijkagent’Hiermee is echter onvoldoende onderbouwing gegeven. Triada baseert zich op indirecte informatie, namelijk informatie die naar voren komt uit het besluit, maar die zij zelf niet ontvangen heeft. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat deze informatie klopt, althans dat daaruit de conclusies getrokken mogen worden die de burgemeester - en in navolging daarvan ook Triada - heeft getrokken. Zo zagen de politieregistraties volgens [gedaagde] op relatieproblemen en waren deze in het geheel niet gerelateerd aan drugscriminaliteit. Hij betwist dat sprake is van enige handel en heeft geen strafrechtelijke veroordelingen.
4.5.
Triada heeft, ter zitting, voorts aangevoerd dat sprake is geweest van overlast, kennelijk samenhangend met handel. De overlast is, ook volgens Triada, op zichzelf geen grond voor ontbinding van de overeenkomst, maar vormt volgens haar wel mede een onderbouwing voor de aanwezigheid van handel. Triada heeft twee verklaringen van buurtbewoners overgelegd. Ook dit is echter onvoldoende onderbouwing. De ene verklaring, (productie 10) is anoniem en spreekt over harde muziek, auto’s door de straat en veel lawaai, gebonk en gestamp en de aanwezigheid van 2 ‘gevaarlijke honden’, maar is niet concreet genoeg om enige relatie te leggen met drugshandel. De andere brief (productie 11) is eveneens anoniem en noemt dezelfde onderwerpen. Het is niet duidelijk of deze brief van een andere bron komt dan de eerste. Deze brief is na de tijdelijke sluiting van de woning door de burgemeester geschreven, want daarin wordt al benoemd dat het pand is aangemerkt als drugspand. Verder wordt ook in deze brief niet concreet over handel of drugs geschreven, maar voornamelijk over geluidsoverlast. Tegenover deze brieven staan twee verklaring die [gedaagde] heeft overgelegd (producties 1 en 2) van (oud-)buren van [gedaagde] die verklaren geen overlast te ervaren en het een fijne buurman vinden.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er weliswaar aanleiding is om te veronderstellen dat [gedaagde] zich met handel in ecstasy heeft bezig gehouden, maar dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is geweest van handel in verdovende middelen door [gedaagde] vanuit of in de buurt van de woning. Daarmee staat niet vast dat sprake is geweest van een tekortkoming die de grondslag voor ontbinding van de overeenkomst kan vormen, zodat de vordering moet worden afgewezen. Daarbij kan overigens wel worden opgemerkt dat het aan [gedaagde] is om er voor te zorgen dat bij de buurtbewoners en Triada niet opnieuw het vermoeden ontstaat dat sprake is van drugshandel vanuit de woning.
4.7.
Triada zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot en met vandaag worden vastgesteld op
€ 360,00 aan salaris van de gemachtigde. De nakosten zullen worden toegewezen zoals gevorderd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Triada in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot en met vandaag worden vastgesteld op € 360,00 aan salaris van de gemachtigde en, indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving door de gemachtigde van [gedaagde] tot betaling hiervan is overgegaan, in de nakosten die worden bepaald op € 90,- te vermeerderen met explootkosten als betekening van het vonnis is gevolgd,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de veroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op
28 oktober 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.