Uitspraak
Renkumse Huurders Vereniging
1.De procedure
2.De feiten
12. RHV zal aan [gedaagde] binnen 14 dagen na heden een eenmalige vergoeding uitkeren á €4000,00.’
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, zich gebogen over een vordering van de Renkumse Huurders Vereniging (RHV) tegen een voormalig bestuurder, aangeduid als [gedaagde]. De vordering betreft de terugbetaling van een bedrag van € 4.279,94, dat door de gedaagde aan zichzelf is betaald uit de verenigingskas, terwijl de bestuursfunctie onbezoldigd was. De procedure volgde op een tussenvonnis van 24 juni 2020 en een mondelinge behandeling op 14 oktober 2020.
De feiten van de zaak tonen aan dat de gedaagde, samen met een andere bestuurslid, een bedrag van € 4.000,- heeft ontvangen op basis van een vaststellingsovereenkomst, terwijl de samenwerking met de vereniging was opgeschort en het vertrouwen in hen was opgezegd. De huidige bestuursleden van RHV hebben, na ontdekking van deze betalingen, de gedaagde verzocht om het bedrag terug te betalen. De gedaagde heeft echter slechts een gedeeltelijke terugbetaling aangeboden, wat door RHV is afgewezen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde zijn taak als bestuurder niet naar behoren heeft vervuld en dat hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De rechter heeft vastgesteld dat de betalingen aan de gedaagde onterecht waren, gezien de onbezoldigde status van de bestuursleden en het gebrek aan instemming van de leden van de vereniging. De vordering van RHV is toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.